“En jij?” vroeg Thor, ineens angstig.
“Je zult mij ook niet meer zien. Niet op deze manier. Maar ik zal altijd bij je zijn.”
De gedachte verscheurde Thor.
“Maar ik begrijp het niet,” zei Thor. “Ik heb je eindelijk gevonden. Ik heb eindelijk mijn thuis gevonden. En nu vertel je me dat het slechts eenmalig is?”
Zijn moeder zuchtte.
“Het thuis van een krijger is in de buitenwereld,” zei ze. “Het is je plicht om daar te zijn, om anderen te helpen, om ze te beschermen—en om een nog betere krijger te worden. Je kunt altijd beter worden. Krijgers zijn niet voorbestemd om op één plek te blijven—zeker geen krijger met een grote lotsbestemming zoals die van jou. Je zal geweldige dingen zien in je leven: geweldige kastelen, geweldige steden, geweldige mensen. Maar je moet je nergens aan vastklampen. Het leven is een stroming, en je moet je mee laten voeren.”
Thor fronste en probeerde het te begrijpen. Het was zoveel om in één keer te kunnen bevatten.
“Ik dacht altijd dat, zodra ik je gevonden had, ik mijn grootste zoektocht volbracht zou hebben.”
Ze glimlachte naar hem.
“Dat is het leven,” antwoordde ze. “We krijgen grote zoektochten toebedeeld, of we kiezen ze zelf, en we gaan op weg om ze te volbrengen. We kunnen ons nooit echt voorstellen dat we ze voltooien—en toch doen we het. Zodra één zoektocht volbracht is, verwachten we dat onze levens klaar zijn. Maar dan beginnen ze pas. Het beklimmen van één berg is een fantastische voltooiing op zich—maar het leidt ook tot een andere, hogere berg. Het voltooien van één zoektocht leidt ertoe dat je op een andere, grotere zoektocht vertrekt.”
Thor keek haar verrast aan.
“Dat klopt,” zei ze terwijl ze zijn gedachten las. “Het feit dat je me hebt gevonden zal je nu leiden naar een andere—nog belangrijkere—zoektocht.”
“Wat voor andere zoektocht zou dat kunnen zijn?” vroeg Thor. “Wat kan er nu belangrijker zijn dan jou vinden?”
Ze glimlachte terug, haar ogen gevuld met wijsheid.
“Je hebt geen flauw idee van de zoektochten die je te wachten staan,” zei ze. “Sommige mensen worden geboren met de lotsbestemming om één zoektocht te volbrengen. Anderen geen een. Maar jij—Thorgrin—bent geboren met de lotsbestemming van twaalf zoektochten.”
“Twaalf?” herhaalde Thor verbijsterd.
Ze knikte.
“Het Zwaard van het Lot was er één. Die heb je wonderlijk volbracht. Mij vinden was een ander. Je hebt nu twee zoektochten voltooid. Je hebt er nog tien te gaan, tien zoektochten die nog belangrijker zijn dan de eerste twee.”
“Nog tien?” vroeg hij. “Nog belangrijker? Hoe is dat mogelijk?”
“Ik laat het je zien,” zei ze terwijl ze een arm om zijn schouder legde en hem vriendelijk door de gang leidde. Ze liep met hem een glimmende saffieren deur door, die leidde naar een kamer die geheel van sprankelende groene saffieren was gemaakt.
Thors moeder liep met hem de kamer door naar een enorm geweld raam, gemaakt van kristal. Thor legde een hand op het kristal. Hij voelde dat hij dat moest doen. Op dat moment gingen de twee raampanelen zachtjes open.
Thor keek uit over de oceaan, die bedekt was met een verblindende mist. Het witte licht kaatste overal vanaf, en het leek alsof ze zich in de hemel bevonden.
“Kijk,” zei ze. “Vertel me wat je ziet.”
Thor keek, en in de eerste instantie zag hij niets dan de oceaan en een witte mist. Maar al snel werd de mist feller en begon de oceaan te verdwijnen. Hij begon beelden voor zich te zien.
Het eerste dat Thor zag was zijn zoon, Guwayne, die op zee dreef in een kleine boot.
Thors hart versnelde van paniek.
“Guwayne,” zei hij. “Is het waar?”
“Hij is nu verloren op zee,” zei ze. “Hij heeft je nodig. Hem vinden zal één van de grote zoektochten van je leven zijn.”
Terwijl Thor zag hoe Guwayne weg dreef, voelde hij een drang om meteen te vertrekken en hem te zoeken.
“Ik moet hem vinden—nu!”
Zijn moeder legde kalmerend een hand op zijn pols.
“Zie wat je nog meer moet zien,” zei ze.
Thor keek en zag Gwendolyn en haar mensen; ze zaten opeengepakt op een rotsachtig eiland en zetten zich schrap terwijl er een groep draken als een deken uit de hemel neerdaalde. Hij zag een muur van vuur, brandende lichamen, schreeuwende mensen.
Thors hart ging hevig tekeer.
“Gwendolyn,” riep hij. “Ik moet naar haar toe.”
Zijn moeder knikte.
“Ze heeft je nodig, Thorgrin. Ze hebben je allemaal nodig—en ze hebben ook een nieuw thuis nodig.”
Thor bleef kijken en zag het landschap veranderen. Hij zag de verwoeste Ring, een zwartgeblakerd landschap, krioelend met miljoenen van Romulus’ mannen.
“De Ring,” zei hij vol afschuw. “Het bestaat niet meer.”
Thor voelde een brandend verlangen om iedereen te redden.
Zijn moeder sloot de raampanelen, en hij draaide zich naar haar om.
“Dat zijn slechts een aantal van de zoektochten die de toekomst voor je in petto heeft,” zei ze. “Je kind heeft je nodig, Gwendolyn heeft je nodig, je mensen hebben je nodig—en afgezien daarvan moet je je voorbereiden op de dag dat je Koning wordt.”
Thors ogen sperden zich wijd open.
“Ik? Koning?”
Zijn moeder knikte.
“Het is je lotsbestemming, Thorgrin. Jij bent de laatste hoop. Jij bent degene die Koning van de Druïden moet worden.”
“Koning van de Druïden?” vroeg hij. “Maar… ik begrijp het niet. Ik dacht dat ik in het Land van de Druïden was.”
“De Druïden wonen hier niet meer,” legde zijn moeder uit. “We zijn een natie in ballingschap. Ze leven nu in een ver koninkrijk, in de buitenste uithoeken van het Rijk, en ze zijn in groot gevaar. Jij bent voorbestemd om hun Koning te worden. Ze hebben je nodig, en jij hebt hen nodig. Je zal kracht nodig zijn om te vechten tegen de grootste macht die er bestaat. Een veel grotere bedreiging dan de draken.”
Thor staarde haar verwonderd aan.
“Ik ben zo verward, Moeder,” gaf hij toe.
“Dat komt omdat je training nog niet voltooid is. Je hebt veel vooruitgang geboekt, maar je bent nog niet op het niveau waar je moet zijn om een grote krijger te worden. Je zal machtige nieuwe leraren ontmoeten die je zullen begeleiden en je verder zullen brengen dan je je kunt voorstellen. Je hebt nog geen flauw benul van de krijger die je zult worden.
“En je zal hun training nodig hebben,” vervolgde ze. “Je zal de confrontatie aangaan met monsterachtige rijken, koninkrijken groter dan je ooit hebt gezien. Je zal woeste tirannen tegenkomen waar Andronicus bij in het niet valt.”
Zijn moeder bekeek hem, haar ogen vol medeleven.
“Het leven is altijd groter dan je je voor kunt stellen, Thorgrin,” vervolgde ze. “Altijd groter. In jouw ogen is een Ring een groot koninkrijk, het middelpunt van de wereld. Maar het is slechts een klein koninkrijk