“Alstublieft, vertel me alleen of hij nog leeft,” smeekte ze. Haar hart brak van binnen.
Zijn moeder knikte somber terug en keek haar teleurgesteld aan.
“Ja,” zei ze zwakjes. “Maar hij is ernstig ziek.”
“Breng me naar hem toe!” drong Alistair aan. “Alstublieft. Ik moet hem genezen!”
“Je naar hem toe brengen?” herhaalde Dauphine. “De vermetelheid. Je komt niet bij mijn broer in de buurt—sterker nog, je gaat helemaal nergens heen. We kwamen alleen om je nog één keer te zien voor je executie.”
Alistairs hart zonk.
“Executie?” vroeg ze. “Is er geen rechter of jury op dit eiland? Is er geen gerechtigheid?”
“Gerechtigheid?” zei Dauphine, die met een rood aangelopen gezicht naar haar toe liep. “Jij waagt het om te vragen om gerechtigheid? We vonden het bebloede zwaard in jouw hand, onze stervende broer in jouw armen, en jij waagt het om over gerechtigheid te spreken? Ik zou zeggen dat het recht is geschied.”
“Maar ik zeg je, ik heb hem niet vermoord!” smeekte Alistair.
“Dat klopt,” zei Dauphine. Haar stem droop van het sarcasme. “Een magische, onbekende man kwam de kamer binnen en doodde hem, om vervolgens te verdwijnen en het wapen in jouw handen te leggen.”
“Het was geen onbekende man,” hield Alistair vol. “Het was Bowyer. Ik heb het zelf gezien. Hij heeft Erec neergestoken.”
Dauphine grijnsde.
“Bowyer heeft ons de rol laten zien die jij aan hem geschreven hebt. Je hebt hem gesmeekt om met hem te trouwen en een plan gesmeed om Erec te doden. Je bent ziek. Was het niet genoeg voor je om mijn broer en het Koningschap voor jezelf te hebben?”
Dauphine overhandigde Alistair de rol, en Alistairs hart zonk terwijl ze las:
Zodra Erec dood is, zullen we onze levens samen doorbrengen.
“Maar dat is mijn handschrift niet!” protesteerde Alistair. “Die rol is nep!”
“Ja, vast,” zei Dauphine. “Ik weet zeker dat je overal wel een verklaring voor hebt.”
“Ik heb nooit zo’n rol geschreven!” hield Alistair vol. “Luisteren jullie wel naar jezelf? Waarom zou ik Erec vermoorden? Ik hou van hem met heel mijn ziel. We waren bijna getrouwd.”
“En goddank waren jullie dat nog niet,” zei Dauphine.
“U moet me geloven!” hield Alistair vol terwijl ze zich tot Erecs moeder wendde. “Bowyer probeerde Erec te vermoorden. Hij wil het koningschap. Ik wil niet eens Koningin zijn. Dat heb ik nooit gewild.”
“Maak je geen zorgen,” zei Dauphine. “Dat wordt je ook niet. Sterker nog, je leven is voorbij. Hier op de Zuidelijke Eilanden vindt het recht sneller zijn beloop. Morgen zal je geëxecuteerd worden.”
Alistair schudde haar hoofd. Ze besefte dat ze niet voor rede vatbaar waren. Ze zuchtte, haar hart zwaar.
“Is dat waarom jullie hier zijn?” vroeg ze zwakjes. “Om me dat te vertellen?”
Dauphine staarde haar zwijgend aan, en Alistair kon de haat in haar blik voelen.
“Nee,” antwoordde Dauphine na een lange, gespannen stilte. “Het was om de uitspraak te doen, en nog één keer in je ogen te kijken voor je naar de hel wordt gestuurd. Je zal lijden, net zoals onze broer heeft geleden.”
Ineens liep Dauphine rood aan, dook naar voren, en greep Alistair bij haar haren. Het gebeurde zo snel dat Alistair geen tijd had om te reageren. Dauphine gaf een luide schreeuw terwijl ze Alistairs gezicht bekraste. Alistair hief haar handen om zichzelf te beschermen, en de anderen trokken Dauphine van haar af.
“Laat me los!” schreeuwde Dauphine. “Ik wil haar nu doden!”
“Morgen zal het recht geschieden,” zei Strom.
“Breng haar weg,” beval Erecs moeder.
Wachters liepen naar voren en trokken Dauphine de ruimte uit terwijl ze schopte en schreeuwde uit protest. Strom liep achter hen aan, en al snel was de ruimte leeg, op Alistair en Erecs moeder na. Ze stopte bij de deur, draaide zich langzaam om en keek Alistair aan. Alistair speurde haar gezicht af, zoekend naar een laatste beetje vriendelijkheid en medeleven.
“Alstublieft, u moet me geloven,” zei Alistair ernstig. “Het kan me niet schelen wat de anderen van me denken. Maar ik geef wel om u. U was aardig voor me vanaf het moment dat u me ontmoette. U weet hoeveel ik van uw zoon hou. U weet dat ik dit nooit zou kunnen.”
Erecs moeder bekeek haar aandachtig, en terwijl de tranen in haar ogen sprongen, leek ze te aarzelen.
“Dat is waarom u bent achtergebleven, nietwaar?” drong Alistair aan. “Dat is waarom u bleef hangen. Omdat u me wil geloven. Omdat u weet dat ik gelijk heb.”
Na een lange stilte knikte zijn moeder. Ze deed een paar stappen naar haar toe, alsof ze tot een beslissing was gekomen. Alistair kon zien dat Erecs moeder haar echt geloofde, en ze was dolblij.
Zijn moeder rende naar voren en omhelsde haar, en Alistair knuffelde haar terug en huilde op haar schouder. Erecs moeder huilde ook. Toen deed ze een stap naar achteren.
“U moet naar me luisteren,” drong Alistair aan. “Het kan me niet schelen wat er met mij gebeurd, of wat anderen van me denken. Maar Erec—ik moet naar hem toe. Nu. Hij is stervende. Ik heb hem slechts gedeeltelijk kunnen genezen, en ik moet het afmaken. Als ik het niet doe, zal hij sterven.”
Zijn moeder bekeek haar van top tot teen, alsof ze eindelijk besefte dat ze de waarheid sprak.
“Na alles dat er is gebeurd,” zei ze, “is mijn zoon de enige waar je om geeft. Ik kan nu zien dat je echt van hem houdt—en dat je dit nooit gedaan zou kunnen hebben.”
Конец ознакомительного фрагмента.
Текст предоставлен ООО «ЛитРес».
Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию на ЛитРес.
Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.