Nu hij daar voor haar stond, had Thor eindelijk het gevoel alsof hij compleet was, alsof alles goed was in de wereld.
“Thorgrin, mijn zoon,” zei ze.
Het was de mooiste, zachtste stem die hij ooit had gehoord. De stem echode van de eeuwenoude stenen muren van het kasteel, en klonk alsof ze uit de hemel zelf kwam. Thor stond daar, niet wetend wat hij moest doen of zeggen. Was dit allemaal echt? Even vroeg hij zich af of het allemaal niet gewoon een creatie in het Land van de Druïden was, een droom, of zijn geest die hem voor de gek hield. Al zolang als hij zich kon herinneren had hij zijn moeder willen omhelzen, en hij deed een stap naar voren, vastberaden om erachter te komen of ze een geestverschijning was.
Thor strekte zijn armen uit om haar te omhelzen, en hij vreesde dat zijn armen niets dan lucht zouden omhelzen, dat dit alles slechts een illusie zou zijn. Maar op dat moment voelde hij hoe zijn armen haar aanraakten, en hoe hij een echt persoon knuffelde—en hij voelde hoe ze hem terug knuffelde. Het was het meest geweldige gevoel in de hele wereld.
Ze knuffelde hem stevig, en Thor was dolblij dat ze echt was. Dat dit allemaal echt was. Dat hij een moeder had, dat ze echt bestond, dat ze van vlees en bloed was, en dat ze hier voor hem stond, in dit land van illusies en fantasie—en dat ze echt om hem gaf.
Na een lange tijd lieten ze elkaar los, en Thor keek haar met betraande ogen aan. Hij zag dat zij ook tranen in haar ogen had.
“Ik ben zo trots op je, mijn zoon,” zei ze.
Hij staarde haar sprakeloos aan.
“Je hebt je zoektocht volbracht,” voegde ze toe. “Je bent het waardig om hier te zijn. Je bent de man geworden die ik wist dat je zou worden.”
Thor keek haar aan, nog altijd verwonderd over het feit dat ze echt bestond. Hij wist niet wat hij moest zeggen. Hij had zijn hele leven lang zoveel vragen voor haar gehad; maar nu hij hier voor haar stond, was zijn geest leeg. Hij wist niet eens waar hij moest beginnen.
“Kom met me mee,” zei ze terwijl ze zich omdraaide, “en ik zal je deze plek laten zien—de plek waar je bent geboren.”
Ze stak glimlachend een hand naar hem uit, en Thor pakte hem vast.
Ze liepen samen het kasteel in. Het licht straalde van zijn moeder af, van de muren. Thor nam het allemaal in zich op: het was de meest glansrijke plek die hij ooit had gezien. De muren waren gemaakt van goud, en alles glom, perfect, onwerkelijk. Hij had het gevoel alsof hij een magisch kasteel in de hemel had betreden.
Ze liepen door een lange gang met hoge gewelfde plafonds, en het licht kaatste overal vanaf. Thor keek naar beneden en zag dat de vloer bedekt was met gladde, glinsterende diamanten, als miljoenen lichtpuntjes.
“Waarom heb je me verlaten?” vroeg Thor ineens.
Het waren de eerste woorden die Thor uitsprak, en ze verrasten hem. Van alle dingen die hij haar had willen vragen, flapte hij dit er om de één of andere reden als eerst uit, en hij schaamde zich dat hij niet iets aardigers had gezegd. Het was niet zijn bedoeling zo abrupt te zijn.
Maar de meelevende glimlach van zijn moeder verdween niet. Ze liep naast hem en hij kon zoveel liefde en acceptatie in haar ogen zien. Hij kon voelen dat ze hem niet beoordeelde, wat hij ook zei.
“Je hebt alle recht om boos op me te zijn,” zei ze. “Ik moet om je vergiffenis vragen. Jij en je zus betekenden alles voor me. Ik wilde jullie hier opvoeden—maar dat kon ik niet. Omdat jullie speciaal zijn. Jullie allebei.”
Ze gingen een andere gang in, en zijn moeder stopte en keek hem aan.
“Je bent niet slechts een Druïde, Thorgrin, niet slechts een krijger. Je bent de grootste krijger die ooit heeft bestaan en ooit zal bestaan—en de grootste Druïde. Je hebt een speciale lotsbestemming; jouw leven is voorbestemd om groter, veel groter te zijn dan deze plek. Het is een leven en een lotsbestemming die met de wereld gedeeld moet worden. Dat is waarom ik jullie moest loslaten. Ik moest je de wereld insturen zodat je de man kon worden die je bent, zodat je de ervaringen kon hebben die je hebt gehad en zodat je kon leren om de krijger te worden die je moet worden.”
Ze haalde diep adem.
“Zie je, Thorgrin, een krijger wordt niet gevormd door afzondering en privileges—maar door hard werken en ontberingen, lijden en pijn. Lijden boven alles. Het verscheurde me om je te zien lijden—maar dat was wat je het meest nodig had om de man te worden die je nu bent. Begrijp je dat, Thorgrin?”
Thorgrin begreep het. Voor het eerst begreep hij het. Hij dacht aan hoeveel hij had doorstaan in zijn leven: hij was opgegroeid zonder moeder, door zijn broers als slaafje gebruikt en opgevoed door een vader die hem haatte, in een klein, benauwend dorpje waar hij door iedereen als niemand werd beschouwd. Zijn hele jeugd was één lange aaneenschakeling van vernederingen geweest.
Maar nu begon hij in te zien dat hij dat nodig had gehad; dat al zijn gezwoeg en tegenspoed voorbestemd waren.
“Al je ontberingen, je onafhankelijkheid, je worsteling om je eigen weg te vinden,” voegde zijn moeder toe, “was mijn geschenk aan jou. Het was mijn geschenk om je sterker te maken.”
Een geschenk, dacht Thorgrin bij zichzelf. Hij had er nog nooit zo over nagedacht. Het had allesbehalve een geschenk geleken—maar nu hij erop terugkeek, wist hij dat dat precies was wat het was. Terwijl ze het zei, besefte hij dat ze gelijk had. Alle tegenspoed die hij in zijn leven had moeten doorstaan—het was allemaal een gift om hem te helpen te worden wie hij nu was.
Zijn moeder draaide zich om, en ze vervolgden hun weg door het kasteel. Er maalden een miljoen vragen door Thors hoofd.
“Ben je echt?” vroeg Thor.
Wederom schaamde hij zich voor het feit dat hij zo lomp was. Wederom stelde hij een vraag die hij niet had verwacht te stellen. Maar hij voelde een intens verlangen om het te weten.
“Is deze plek echt?” voegde Thor toe. “Of is het allemaal slechts een illusie, een hersenspinsel, net als de rest van dit land?”
Zijn moeder glimlachte naar hem.
“Ik ben net zo echt als jij,” antwoordde ze.
Thor knikte. Haar antwoord stelde hem gerust.
“Het Land van de Druïden is inderdaad een land van illusies, een magisch land in jezelf,” voegde ze toe. “Ik ben helemaal echt—maar ik ben ook, net als jij, een Druïde. Druïden zijn niet zo gehecht aan een fysieke plek als mensen. Dat betekent dat een deel van mij hier leeft, terwijl een ander deel van mij ergens anders is. Dat is waarom ik altijd bij je ben, zelfs al kun je me niet zien. Druïden zijn overal en nergens tegelijk. We zitten aan weerszijden van twee werelden.”
“Net als Argon,” antwoordde Thor. Hij herinnerde zich Argons afwezige blik, hoe hij soms verscheen en weer verdween. Hij was ook overal en nergens tegelijk.
Ze knikte.
“Ja,” antwoordde ze. “Net als mijn broer.”
Thor gaapte haar aan.
“Je broer?” herhaalde hij.
Ze knikte.
“Argon is je oom,” zei ze. “Hij houdt erg veel van je. Dat heeft hij altijd al gedaan. En ook van Alistair.”
Thor was overweldigd.
Toen bedacht hij ineens iets, en hij fronste.
“Maar voor mij is het anders,” zei Thor. “Ik ben niet helemaal zoals jij. Ik ben meer gehecht aan plaatsen dan jij. Ik kan niet zo vrij tussen werelden reizen als Argon.”
“Dat komt doordat je half mens bent,” antwoordde ze.
Thor dacht erover na.
“Ik ben nu hier, in dit kasteel, thuis,” zei hij. “Dit is mijn thuis, of niet?”
“Ja,” antwoordde ze. “Dat is het. Je ware thuis. Maar Druïden zijn niet zo gehecht aan het concept van thuis.”