Aan de voorkant zit een onoverdekte arisha aangebouwd, die bestaat uit natuurproducten in de kleuren van de omringende bergen. Alle varianten zandkleuren. Een grote plank wordt afgewisseld met droge lange palmtakken, een oude grote katoenen sjaal, kale, gevlochten takken van weet ik wat voor boom. Een grote opening is de inkom. Functioneel is het wel. Je zit toch buiten en wordt beschermd tegen de wind en pottenkijkers, mochten die er onverhoeds zijn. Op de grond in de arisha ligt niks. Je zit op het grove zand, maar ik kreeg een langwerpig gekleurd kapok kussen toegeworpen.
De voorkant van de tent is van allerhande gekleurde dekens, vastgebonden aan een lat. De kleuren zijn behoorlijk gebleekt door de zon. Nu passen ze hier wel, want alles is door de zon pastelkleurig geworden. Mijn nieuwe deken is knalrood, variërend van magentarood naar vermiljoenrood naar cadmiumrood naar roze. Er staan ook nog knalgele sterren op, vallende, in grootte variërend van sterretjes naar grote sterren die zo’n sliert licht achterlaten, in dit geval een gele. Maar mijn deken ziet slechts het nachtlicht, dat scheelt. Mijn deken is heerlijk warm en niet zo zwaar als die van de bedoeïenen die volgezogen zijn met vuil en zand. Die zijn niet meer te tillen door mij.
Binnen in de geelwitte plastic tent staat een blauw kampeertentje, achtergelaten door toeristen die niet buiten durfden te slapen. Mocht het regenen, dan zijn de spullen in het blauwe tentje de enige die droog blijven. Hier verblijven Inam, zoon van Faisal die ik al twintig jaar ken en dit jaar nog niet gezien heb, met zijn vrouw Shaquilla en dochters Maja van zeven en Maryam van vijf. Er is ook nog een splinternieuwe Mostafa, niet in een thobe (6) maar in een babypakje. Om Mostafa draait alles. Hij is ook de enige die niet uit de voeten kan. Alles is bij hem gelukkig wel aangelegd zo te zien. Waarschijnlijk ook zijn gebit, maar daar is nog niets zichtbaar van. Totaal overgelaten aan de welwillendheid en goedheid van anderen. Maar hij huilt. En driftig soms, zelfs woedend. Groot gelijk, kleine man, want als geen van de vier familieleden reageert, dan moet je wel als je aandacht wilt.
Als buitenstaander vind ik het een circustent. Niet alleen vanwege het uiterlijk, de door de wind bewegende Arabische letters of de rode ogen en de rode strepen. Er wordt namelijk in gecommandeerd, gelongeerd, lijkt het wel, want ik hoor steeds hetzelfde aanhoudende voetgetrappel en klikjes met de tong. Er wordt van tijd tot tijd gezamenlijk gelachen en er wordt ook gestoeid. Dan hoor ik een val en krijgt iemand punten en wordt er geklapt.
Kibbelen blijft niet bij een enkele of dezelfde, dat doen ze allemaal. In het Arabisch. Geen touw aan vast te knopen, echt niet. Ik kan me ook niet voorstellen dat ze het zelf snappen of een of ander familielid. Een geriedel door elkaar van diverse toonhoogten en een snelheid als de nieuwste tgv van Amsterdam naar Parijs, zonder ook maar één station aan te doen en die over de wissels heen dendert. Het houdt soms wel drie minuten aan en eindigt in een aardse stilte of in gehuil. Soms komt iemand stampvoetend, altijd op blote voeten, de tent uit, sjeest naar het gebouwtje dat voor keuken doorgaat, gooit wat met pannen en borden heen en weer en dan is het stil. Langzaam, na soms pas drie kwartier, komt het gewone familieleven weer op gang. Ze hebben elkaars krachten weer gemeten, weten hun plek voor het moment en hebben elkaar en zichzelf wat beter leren kennen.
De rolverdeling is duidelijk. Inam haalt water voor thee. Shaquilla gaat lebba (30) bakken. Dat doet ze buiten in de sharia op een vuur dat ze zelf heeft gemaakt van droge plantenresten die toevallig op de hof langs dwarrelen en je kunt grijpen in het voorbijvliegen. Als er gasten komen, is Shaquilla vooralsnog buiten beeld. Inam verwelkomt met een luid “marhaba” en “welcome” er achteraan als het toeristen zijn. Inam zorgt onmiddellijk voor thee: ashrab chai (7) is het belangrijke gastvrije moment, wie er ook komt. Kleine glaasjes die tussen duim en wijsvinger vliegensvlug met een beetje schoon water, nou ja schoon, worden rondgedraaid, worden gevuld met zwarte zoete thee. Als het bedu’s zijn, zij komen met een witte Toyota met open laadbak die alle bedoeïenen hebben en woestijnbestendig is, is het meestal familie en komt Shaquilla met bedekt hoofd vrij snel naar buiten en laat van lieverlede haar gezichtsbedekking wat los.
Toeristen komen met een jeep. Zij komen uit Sharm el Sheikh, Dahab of Nuweiba een dagje crossen door de woestijn. Hoe spectaculairder, hoe leuker, net niet vast komen zitten en net niet omkiepen. Zij maken de prachtige structuren van het zand los en kapot. Daar kan ik dan niet meer goed lopen, want het zand is te los en dan zak ik weg. Totdat de volgende wind de tijd neemt om te herstructureren en een prachtig hard oppervlak construeert, zodat ook mijn voetstappen weer draagbaar zijn.
Dat is hun dagje woestijn en dan lunchen bij een echte nep-bedoeïenen familie, want wonen doen ze hier niet. Zij komen alleen hier naartoe als er toeristen komen lunchen. Shaquilla en haar dochters bieden na de lunch, die gekookt en geserveerd wordt door Inam, hun handgemaakte koopwaar aan de toeristen aan. Allerlei soorten kettinkjes en armbandjes, tasjes, geborduurd en van verschillende afmetingen, bestikt met kraaltjes. De kids bieden de armbandjes aan voor ‘ten pound’, want die taal spreken zij al.
Inam gaat soms, na de toeristen, weer verder aan zijn zoveelste project. Ditmaal een toiletgebouwtje voorbij mijn arisha en die van de geiten, langs een tamarisk en twee andere flinke bomen met zeegroen langwerpig waaierig blad, waarvan de geiten mee-eters zijn.
Aan het eind van de hof, waar prikkeldraad dat aangeeft en de wadi begint, daar staat een half af betonnen huisje dat wellicht ooit toiletgebouwtje gaat worden. De ene helft herbergt een sta-wc en de andere helft een zit-wc plus twee douches. Maar ja. De bedoeling is zo ontzettend goed. Maar dan. De grote blauwe tegels met in het midden een prachtige witte soort aster, je weet wel met van die bolletjes met veel opgerolde bloembladen meestal zonder hart. Ja, die tegels. Zo goed bedoeld, maar om ze dan netjes in het gelid te krijgen, dat is vers twee. Het was geen professionele tegelzetter, die deze gezet heeft. Of toch wel en hoort het hier zo?
Ik ken dit van overal hier. Stukken er afgevallen, kapot getrapt, gebarsten. Rondom de sta-wc eenzijdig dicht tegen de pot, twee tegels gebarsten. Sorry, ik heb die barst met plassen, door de wind, helaas niet geheel kunnen ontwijken. Ik heb er wel een flinke scheut water doorheen gegooid, anders stinkt het morgen al. Een kraantje, eh dertig centimeter boven de vloer en dan? Oh geweldig een douchekop. Hij drupt. Even dichtdraaien, nee dus… helaas. Het zand waait vrolijk naar binnen.
In de jaren zestig, zeventig was het in Frankrijk, Italië en Joegoslavië ook zo op campings en in hotelletjes. Het fijne hier vind ik dat je overal buiten je behoeften kunt doen. Wie weet welke dieren er allemaal weer profijt hebben van dat onverwachte vocht. Ik zeg ook altijd als ik klaar ben “alsjeblieft”, zet mijn handpalmen tegen elkaar net als de Dalai Lama, ik probeer
dan ook te glimlachen net als hij en maak een korte buiging. Soms even snel zelfs drie.
Als de mogelijkheid het toelaat zoals nu, nu ik alleen ben, dan neem ik rustig de tijd om te kijken wat er met mijn afvalproduct gebeurt. De urine maakt vaak kratertjes in het zand als het wegzakt. Zandkorrels die wat groter zijn, zo’n twee, drie millimeter, verplaatsen zich en gaan nog meer glinsteren. Die hele, hele kleine bloemblaadjes die geen bloempjes zijn maar mini doorzichtige witte diertjes, die er per ongeluk op dat moment in terechtkomen, worden ogenblikkelijk heel piepkleine balletjes. Ik denk dat ze, bij nader inzien, dan dood zijn.
De ontlasting glinstert altijd fel zolang het vochtig is. De kleuren, dan nog stralend, afhankelijk van wat ik gegeten heb. Het droogt best snel op en dan vertrekt de glinstering. Gisteren was het Hollands grasgroen vanwege de vele lekkere minikomkommertjes, die hier gjar heten, die ik gegeten had. Vorige week was het een keer stralend oker, kennelijk van de walnoten die ik op had.
Ik vind het altijd prettig de ontlasting rustig te bekijken als het uit mijn geweldige fabriek komt. Ik houd niet van die ploep-weg wc’s. Geef mij maar een schotel-wc om het uitwerpsel even ‘te lezen’ en daar mijn conclusie aan te verbinden.
De haren van de meisjes zitten in een paardenstaart. De voorste haren zijn wat korter en steken alle kanten uit als zwart stro. Ik had van die roze meisjesklemmetjes meegebracht voor hen, maar ik vond ze al heel snel hier en daar kapot op de grond. De handjes en beide voeten zijn van zichzelf bruin, maar meestal zichtbaar niet met zeep gewassen