Gedragen door de tijd zien licht inzien. Ajo van IJzeren. Читать онлайн. Newlib. NEWLIB.NET

Автор: Ajo van IJzeren
Издательство: Bookwire
Серия:
Жанр произведения: Языкознание
Год издания: 0
isbn: 9783991077619
Скачать книгу
harde koude windvlagen van de laatste dagen hebben iedereen hoesterig en snottebellerig gemaakt. Als de kinderen mijn yogaoefeningen nadoen, worden de lichtgroene snottebellen die de vrijheid nemen naar buiten te komen, met een ruk weer opgehaald. Hup naar binnen jij, en dat doen ze dan ook gretig.

      Ik ben voor de kids nu nog een attractie, want ik doe dingen die zij niet doen en niet gewend zijn. Schrijven bijvoorbeeld. Eindeloos schrijven en dat ook nog van links naar rechts, snel en met tekens die zij niet kennen. Wassen bij de gummislang met een washandje. Sokken aan of kniekousen en grote hoge schoenen met veters. Buiten slapen tijdens hun winter in een donzen slaapzak met ritssluiting en capuchon en daar nog een dubbele deken bovenop. Ik laat hier ook altijd veel gewoonten los hoor. Ik heb geen bed, geen wc, geen douche, geen gasstel, geen vork, geen internet of telefoonverbinding, nou ja en al dat andere. Ik mis het niet. Wie loopt er nou ook in de woestijn en dat dagenlang. Dat kan je je inderdaad afvragen. Als je nou geiten en schapen te hoeden hebt, dan…

      Vijftig jaar geleden liepen alle bedoeïenen per stam nog in de woestijn. Zij zwierven van Saoedi-Arabië door Jordanië en door de Negev-woestijn en de Sinaī met hun kuddes kamelen, schapen en geiten. Men leefde van zijn levende have, van dadels en olijven en wat men onderweg tegenkwam. De vaders die deze traditionele manier van leven kennen, zijn nu aan het uitsterven. Het zit de jongeren nog steeds in het systeem dat zij zich niet of nauwelijks aan vaste tijden kunnen houden en niet voor niks een tent en arisha bouwen, aan of naast, hun verplichte betonnen huisjes. Ze zitten, eten, slapen op de grond. Stoelen, bedden, zijn niet in hun bezit. Wel kussens. Heel, heel veel in allerlei kleuren en patronen voor onder je zitvlak, onder je rug, voor je elleboog als je wilt steunen.

      De gastvrijheid hebben ze generatie op generatie overgenomen. Zij delen alles wat zij hebben en meer dan dat. Hun niet uitgesproken leuze is: Als ik het heb, deel ik het, of geef ik het weg. Als ik het niet heb, is het ook goed. Volgende keer, Insha’Allah (8).

      GETAL 59

       KLEUR PURPER

      GETAL. 59 = 14 = 5. Het getal vijf ontvangt het verleden en het heden door de verbinding met de aarde en de hemel en wil haar informatie doorgeven.

      KLEUR. Purper. Een zee van purper zien we verschijnen in de keppeltjes van de kardinalen in Rome als zij uit de hele wereld samenkomen. De kleur wordt vereenzelvigd met de waardigheid van de god Jupiter en alleen aan die en de Romeinse keizer was het dragen van de purperen toga voorgehouden. Alle kleuren samen hier op deze plek vormen een zacht purper. Het wit van de spierwitte kalk, de zachte stroken geel, het vele oudroze en de donkere basalt overal op de grond verspreid. Alsof een bedachtzaam kunstenaar het rondstrooide. Het licht maakt er op dit moment purper van. Het is een koninklijke kleur. Hooglied 3 schrijft erover… De energie maakt zacht. De toon F komt vrij en ik voel haar in mijn lijf en in mijn oren een beetje piepen.

      De zwangere kameel die hier vrij rondloopt, kom ik dagelijks wel ergens tegen. Zij wandelt alleen. Net als ik. Ik voel me ook zwanger, omdat er zoveel letters uit mijn systeem willen die samen woorden willen maken. Ook ik loop los in deze stilte en mag mee met de wind die mij draagt.

      Zij stond hier in het hoefijzer aan het eind van de wadi te rusten en te herkauwen, net toen ik hijgend mijn rugzak neerzette bij een grote steen. Ik begroette haar in het Nederlands. Zij draaide haar hoofd naar mij toe en dacht: ‘Ja, ik ken jou, jij geeft mij weleens lekkere takjes te eten.’ Voorts keek zij weer in de verte naar het open eind van het hoefijzer waar we beiden vandaan gekomen zijn.

      De onvoorstelbare verscheidenheid aan vormen en kleuren in deze steile rotswanden is zo ongekend gevarieerd dat het nauwelijks-niet, te beschrijven valt. Beschrijven moet je ook niet willen. Het doet afbreuk aan de schoonheid. Alleen de elementen en de tijd kunnen zoveel schoonheid creëren en ik, wij, mogen leren bij het zien hiervan, ons hart openen en ervaren dat de schoonheid van de schepping en de Schepper onbegrensd zijn. Ik buig nederig mijn hoofd en dank voor het licht dat mij deze veelheid aan schoonheid toont.

      Ik leef, creëer nergens om, alleen omdat het noodzaak is, het hart het ingeeft, op dit moment. Je leeft omdat je leeft. Je hebt talenten die je gebruikt, je eet om te eten en slaapt om te slapen. Alles zonder doel want het doel ben je zelf hier en nu. Er is geen ooit, er is geen straks. Nu enkel nu. Wat een zegen. Ik hoef niks, ik wil niks, ik weet niks. Ik ben in het nu en nu schrijf ik dit op. Gewoon uit innerlijke noodzaak.

      Inzicht kreeg ik op mijn negenentwintigste 29ste = 11, een meestergetal en uitnodiging tot zelfreflectie. Zeven jaar getrouwd was ik met Lars. Het leven dat zich wil herzien en vernieuwd wil worden. De kleur was indigoblauw.

      Een mysterieuze tijd en onwankelbaar. Ik moest een keuze maken. Ofwel, ik had geen keuze. Het leven zelf had voor mij een keuze gemaakt, omdat het vond dat ik mezelf kwijtgeraakt was. Mijn vrouwelijke organen, mijn creativiteit, mijn eigenheid, mijn vrijheid. Wat had ik in deze zeven jaren van mijn huwelijk gecreëerd? Alles was mee met de container van de ziekenhuizen in Stans en Luzern. Weg, weggegooid.

      Ik werd wakker uit de bijna-doodervaring. Ik werd wakker uit drie dagen coma. Ik ben er nog, of, weer. Hoera. Mijn linkerbeen had ik nog. Ik had de doktoren zien staan om mijn bed met de verklaring dat het been over twee dagen geamputeerd moest worden als het infuus niet zijn beoogde werk wilde doen. Ik zag dat ik niet mijn lichaam was. Ik zweefde erboven. Het was mijn lichaam dat daar lag op een steriel ziekenhuisbed met rondom doktoren die allemaal wisten hoe ze dat lichaam dachten te reconstrueren. Ik kon niet reageren. Ik was mijn eigen gadeslaander. Ze hadden het over mij. Over mijn been.

      Het was zwaar gehavend na het wegnemen van mijn zieke baarmoeder en eierstokken met aansluitend de bekkentrombose, maar het was er nog. En er werd aan gewerkt. Infuus na infuus deden het been slinken. Ik kon niet meer lopen. Mijn linkerarm was nogal traag en mijn linker gezichtshelft nogal doof.

      Ik had mijn twee zoontjes van vijf en vier jaar samen met Lars op aarde zien blijven. Het was goed. Ik hoefde me geen zorgen te maken. Het geboortekanaal naar het licht stond wijd open voor mij en ik passeerde het zomaar, begeleid door engelen en opgevaren meesters. Ik kwam in de oneindigheid van de eeuwigheid terecht. Het was goed.

      Verrassing dat ik na drie dagen weer neerdaalde. In een ziekenhuisbed met alle mogelijke hulpmiddelen. Maar voordat ik dat goed en wel besefte stond Jezus de Christus in zijn menselijke lichtgestalte naast mij. Hij wenkte mij met beide armen naar zich toe. Mijn verbazing, die was groter dan groot. Mijn ego zei in de geest tegen dit beeld dat ik me als kind reeds gedragen voelde, ik was jouw kind altijd al.

      Heel veel jaren later drong de betekenis van dit beeld pas echt tot mij door. Overgave. Overgave aan het christuslicht in mijzelf en het ego loslaten. Leven vanuit het hogere zelf, de Schepper, de schepping.

      Nu, meer dan een halve eeuw later, weet ik me echt gedragen door de Christusenergie, zo voelt het althans. Zoeken, zoeken en het niet vinden. Zoeken is immers buiten jezelf terwijl het in jezelf te vinden is. De goddelijke vonk werd gecreëerd toen ik geschapen werd in de schoot van mijn moeder. Ik werd toen al geliefd door de Schepper anders was ik er niet geweest. Zo, zoals ik was, een goddelijke vonk met alles erop en eraan. Ik hoefde niks te worden, want ik was al wat. Zo binnen zo buiten, zo boven zo beneden. De Christusenergie is toen in mij geboren, maar ik moet deze zelf uitpakken en gaan leven.

      Het beeld in mensengestalte, Jezus de Christus, liet mij ervaren om, net als hij, mijzelf over te geven aan de goddelijke liefde en genade van de bron, de vader, aan de Schepper van Al dat Is. Ik mag in het hart van dat beeld rusten en me laten meevoeren op de golven van het leven, te weten dat ik nooit zal vallen, omdat ik gedragen word, ook als ik het soms niet voelen kan.

      God kan met woorden niet tot mij spreken. God spreekt tot mij door middel van zijn ongelooflijke prachtige schepping van het heelal en de scheppingskracht die ik in mijzelf ervaar. God spreekt door middel van de heilige geest, alomtegenwoordig in mij, jou en jou. Als ik stil ben en luister word ik gewaar wat het leven zegt en van mij vraagt.

      Конец ознакомительного фрагмента.

      Текст