“Ga je mee naar de kantine voor een kop koffie?” vroeg hij.
“Bedankt, maar er zijn wat dossiers die ik echt moet bekijken. Een andere keer graag.”
Meredith knikte en zei niets. Riley wist dat hij wachtte totdat zij iets zou zeggen. Hij had ongetwijfeld ook gehoord dat zij ervan overtuigd was dat Peterson de inbreker was. Hij gaf haar een kans om haar mening te uiten. Maar ze wist zeker dat Meredith, net als de anderen, het waarschijnlijk niet met haar eens zou zijn wat betreft Peterson.
“Nou, ik kan maar beter gaan,” zei hij. “Laat me weten wanneer je zin in koffie of lunch hebt.”
“Dat zal ik doen.”
Meredith aarzelde even en draaide zich weer naar Riley om. Langzaam en voorzichtig zei hij: “Wees voorzichtig, agent Paige.”
Riley bespeurde veel betekenis in die woorden. Nog niet zo lang geleden had een andere meerdere in het Bureau haar geschorst wegens ongehoorzaamheid. Ze was opnieuw aangesteld, maar haar positie was nog steeds zwak. Riley voelde dat Meredith haar een vriendelijke waarschuwing gaf. Hij wilde niet dat ze iets deed wat haar in gevaar kon brengen. En een hoop ophef over Peterson maken kon moeilijkheden veroorzaken met degenen die de zaak als gesloten hadden verklaard.
Zodra ze alleen was liep Riley naar haar dossierkast. Ze trok het dikke dossier van de zaak-Peterson eruit. Ze opende de map op haar bureau en bladerde erdoorheen om haar geheugen over haar vijand op te frissen. Ze vond niets wat haar kon helpen.
De waarheid was dat de man een raadsel bleef. Er waren zelfs geen bewijzen van zijn bestaan geweest totdat Bill en Riley hem uiteindelijk hadden gevonden. Peterson was misschien zelfs niet eens zijn echte naam, en er waren diverse verschillende voornamen opgedoken die aan hem verbonden zouden kunnen zijn.
Terwijl Riley door het dossier bladerde zag ze foto’s van zijn slachtoffers: vrouwen die in ondiepe graven gevonden waren. Ze hadden allemaal brandwonden en de doodsoorzaak was wurging met blote handen. Riley huiverde bij de herinnering aan de grote, krachtige handen die haar gevangen hadden gehouden, haar als een dier hadden opgesloten.
Niemand wist precies hoeveel vrouwen hij vermoord had. Er zouden misschien nog veel meer lijken worden gevonden. En totdat Marie en Riley gepakt waren maar het nog konden navertellen, had niemand geweten hoeveel plezier hij eraan beleefde om vrouwen in het donker met een gasbrander te martelen. En niemand anders wilde geloven dat Peterson nog steeds leefde.
Het hele gebeuren deprimeerde haar echt. Riley stond bekend om haar vermogen om zich in het brein van de moordenaar te verplaatsen; een vermogen dat haar soms beangstigde. Toch was ze nog nooit in staat geweest om in het hoofd van Peterson te kruipen. En nu had ze het gevoel dat ze hem zelfs nog minder begreep.
Hij was nooit als een georganiseerde psychopaat op Riley overgekomen. Het feit dat hij zijn slachtoffers in ondiepe graven achterliet suggereerde zelfs het tegendeel. Hij was geen perfectionist. Maar toch was hij zorgvuldig genoeg om geen aanwijzingen achter te laten. De man was echt een raadsel. Ze dacht aan iets wat Marie vlak voor haar zelfmoord tegen haar had gezegd.
Misschien is hij net als een geest, Riley. Misschien is dat gebeurd toen je hem opblies. Je hebt zijn lichaam gedood, maar niet zijn kwaadaardigheid.
Hij was geen geest en dat wist Riley. Ze wist zeker – zekerder dan ooit – dat hij daar ergens was en dat zij zijn volgende doelwit was. Toch kon hij net zo goed een geest zijn, wat haar betrof. Behalve zij geloofde niemand zelfs dat hij nog leefde.
“Waar ben je, klootzak?” fluisterde ze hardop.
Ze wist het niet en ze wist niet hoe ze erachter moest komen. Ze zat echt muurvast. Ze had geen keuze, ze moest voorlopig het hele gebeuren loslaten. Ze sloot het dossier en legde het terug in haar dossierkast.
Toen ging de telefoon in haar kantoor. Ze zag dat het telefoontje binnenkwam op een lijn die door alle speciaal agenten werd gedeeld. Het was de lijn die de GAE-centrale gebruikte om relevante oproepen naar agenten door te zetten. De standaardregel was dat de agent die zo’n oproep als eerste beantwoordde de zaak aannam.
Riley keek naar de andere kantoren. Er leek op dat moment niemand anders binnen te zijn. De andere agenten waren of met pauze of buiten de deur met een zaak bezig. Riley beantwoordde de telefoon. “Special Agent Riley Paige. Wat kan ik voor u doen?”
De stem aan de lijn klonk gehaast. “Agent Paige, met Raymond Alford, politiechef in Reedsport, New York. We hebben hier een probleem. Is het goed dat we dit gesprek via videochat voeren? Ik denk dat ik het dan beter kan uitleggen. En ik heb een paar afbeeldingen die u even zelf moet zien.”
Rileys nieuwsgierigheid was geprikkeld. “Natuurlijk,” zei ze. Ze gaf Alford haar contactgegevens. Een paar tellen later konden ze elkaar op het scherm zien tijdens het gesprek. Hij was een slanke, kalende man die flink wat ouder leek te zijn. Op dit moment was zijn uitdrukking bezorgd en vermoeid.
“Er is hier vannacht een moord gepleegd,” vertelde Alford haar. “Een behoorlijk afschuwelijke. Ik laat het je zien.”
Op Rileys computerscherm verscheen een foto met daarop het lichaam van een vrouw dat aan een ketting boven een spoorlijn hing. Het lichaam was in een heleboel kettingen gewikkeld en het zag er vreemd gekleed uit.
“Wat draagt het slachtoffer?” vroeg Riley.
“Een dwangbuis,” zei Alford.
Riley was geschokt. Toen ze beter naar de foto keek zag ze dat het klopte. Toen verdween de foto en keek Riley weer naar Alfords gezicht.
“Chef Alford, ik begrijp dat u gealarmeerd bent. Maar waarom denkt u dat dit een zaak is voor de Gedragsanalyse Eenheid?”
“Omdat vijf jaar geleden precies hetzelfde hier vlakbij is gebeurd,” zei Alford.
Er verscheen een afbeelding van het lijk van een andere vrouw. Zij was ook helemaal geketend en in een dwangbuis gebonden.
“Marla Blainey werkte toen parttime in de gevangenis. De werkwijze is identiek, behalve dan dat ze gewoon bij de rivieroever gedumpt was en niet opgehangen.” Het gezicht van Alford verscheen weer in beeld. “Dit keer was het Rosemary Pickens, een verpleegster uit het stadje,” zei hij. “Niemand kan bedenken wat het motief zou kunnen zijn, voor beide vrouwen niet. Ze waren allebei geliefd.” Alford zakte vermoeid ineen en schudde zijn hoofd. “Agent Paige, mijn mensen en ik weten het echt niet meer. Het is of een seriemoordenaar, of een copycat. Het probleem is dat geen van beide logisch lijkt. We hebben dat soort problemen niet in Reedsport. Dit is gewoon een klein toeristenstadje aan de Hudson met ongeveer zevenduizend inwoners. Soms moeten we een stel vechtersbazen uit elkaar halen of een toerist uit de rivier vissen. Erger dan dat is het hier gewoonlijk niet.”
Riley dacht erover na. Dit leek inderdaad op een zaak voor de GAE. Ze moest Alford eigenlijk rechtstreeks naar Meredith verwijzen. Riley gluurde naar het kantoor van Meredith en zag dat hij nog niet teruggekomen was. Ze zou hem later wel inlichten. Misschien kon ze in de tussentijd een beetje helpen. “Wat is de doodsoorzaak?” vroeg ze.
“Keel doorgesneden, bij allebei.”
Riley probeerde haar verbazing niet te laten merken. Wurging of een klap met een stomp voorwerp was veel gebruikelijker dan snijden.
Dit leek een zeer ongewone moordenaar te zijn. Maar toch was dit het soort psychopaat dat Riley heel goed kende. Ze was juist in dit soort zaken gespecialiseerd. Het was jammer dat ze haar vaardigheden hier niet voor zou kunnen gebruiken. In de nasleep van haar recente traumatische ervaringen zou ze de opdracht nooit toegewezen krijgen.
“Hebt u het lichaam naar beneden gehaald?” vroeg Riley.
“Nog niet,” zei Alford. “Ze hangt er nog steeds.”
“Laat het daar dan nog even hangen. Wacht totdat onze agenten er zijn.”
Alford leek niet blij. “Agent Paige, dat is erg veel gevraagd. Het ligt vlak naast de spoorlijn