Lucy had niet alleen het beschadigde slot opgemerkt, ze had ook empathie getoond. Empathie was een uitstekende eigenschap voor een GAE-agent, en werd maar al te vaak door het stressvolle werk uitgehold.
Deze vrouw is goed, dacht Riley.
“Kom,” zei Lucy tegen April. “Laten we je vader gaan bellen.”
April wierp Riley een woedende blik toe. Toch stond ze op en liep achter Lucy aan de woonkamer in om te bellen.
Riley en Bill bleven alleen achter aan de eetkamertafel. Hoewel het erop leek dat er niets meer te doen was, was Riley blij dat Bill hier was. Ze hadden jarenlang samengewerkt en ze had altijd gevonden dat ze goed bij elkaar pasten. Ze waren allebei veertig met plukjes grijs in hun donkere haar. Ze waren allebei toegewijd aan hun werk en hadden huwelijksproblemen. Bill was sterk zowel qua bouw als qua karakter.
“Het was Peterson,” zei Riley. “Hij was hier.”
Bill zei niets. Hij zag er niet overtuigd uit.
“Geloof je me niet?” zei Riley. “Er lagen kiezelsteentjes op mijn bed. Hij moet ze daar neergelegd hebben. Ze kunnen daar niet op een andere manier terecht zijn gekomen.”
Bill schudde zijn hoofd. “Riley, ik ben ervan overtuigd dat er een indringer was,” zei hij. “Je hebt je dat gedeelte echt niet ingebeeld. Maar Peterson? Dat betwijfel ik.”
Rileys woede werd nu groter. “Bill, luister. Op een avond hoorde ik iets tegen de voordeur. Toen ik buiten keek vond ik kiezelsteentjes. Marie zei dat ze had gehoord dat er iemand kiezelsteentjes tegen haar slaapkamerraam gooide. Wie kan het anders zijn?”
Bill zuchtte en schudde zijn hoofd. “Riley, je bent moe,” zei hij. “En als je moe bent en je krijgt een idee in je kop, is het makkelijk om alles te geloven. Het had iedereen kunnen overkomen.”
Riley merkte dat ze tegen haar tranen moest vechten. In betere tijden zou Bill haar intuïtie zonder meer vertrouwd hebben. Maar die tijden waren voorbij. En ze wist waarom. Een paar nachten geleden had ze hem in een dronken bui opgebeld en voorgesteld dat ze iets met hun wederzijdse aantrekkingskracht moesten doen en een verhouding moesten beginnen. Het was vreselijk wat ze gedaan had en dat wist ze. Sindsdien had ze geen druppel alcohol meer aangeraakt. Maar de relatie tussen haar en Bill was er niet beter op geworden.
“Ik weet waar dit over gaat, Bill,” zei ze. “Het is vanwege dat stomme telefoontje van mij. Je vertrouwt me niet meer.”
Nu kraakte Bills stem van woede. “Verdomme, Riley. Ik probeer gewoon reëel te blijven.”
Riley was ziedend. “Ga maar gewoon, Bill.”
“Maar Riley...”
“Geloof me of geloof me niet. Jouw keus. Maar nu wil ik dat je gaat.”
Met een berustende houding stond Bill op en ging weg.
Door de keukendeur zag Riley dat bijna iedereen het huis al had verlaten, ook April.
Lucy kwam de keuken weer in. “Huang laat een paar agenten hier,” zei ze. “Ze houden het huis de rest van de nacht in de gaten vanuit een auto. Ik weet niet of het een goed idee is dat je hier alleen blijft. Ik wil graag bij je blijven.”
Riley zat even na te denken. Wat ze wilde – wat ze nu nódig had – was dat iemand geloofde dat Peterson niet dood was. Ze twijfelde of ze zelfs Lucy hiervan kon overtuigen. Het zag er allemaal hopeloos uit. “Het gaat wel, Lucy,” zei Riley.
Lucy knikte en ging de keuken uit. Riley hoorde dat de laatste agenten het huis verlieten en de deur achter zich dichtdeden. Ze stond op en controleerde zowel de voordeur als de achterdeur om er zeker van te zijn dat ze op slot waren. Ze zette twee stoelen tegen de achterdeur aan. Ze zouden genoeg lawaai maken als iemand het slot weer probeerde te forceren.
Toen stond ze in de woonkamer en keek om zich heen. Het huis zag er vreemd helder uit, met alle lichten aan.
Ik zou er een paar uit moeten doen, dacht ze.
Maar toen ze naar het lichtknopje van de woonkamer reikte verstijfden haar vingers. Ze kon het gewoon niet. Ze was verlamd van angst.
Ze wist dat Peterson weer zou komen.
Hoofdstuk 3
Riley aarzelde even toen ze het gebouw van de GAE binnenliep. Ze vroeg zich af of ze er wel klaar voor was om iemand onder ogen te zien, wie dan ook. Ze had de hele nacht niet geslapen en was doodmoe. Het gevoel van doodsangst dat haar de hele nacht had wakker gehouden, had de adrenaline laten vloeien tot er niets meer over was. Nu voelde ze zich alleen maar leeg.
Riley haalde diep adem.
De enige weg is er recht doorheen.
Ze verzamelde al haar wilskracht en liep de drukke doolhof van FBI-agenten, specialisten en ondersteunend personeel in. Terwijl ze door de grote open kantoorruimte liep, keken bekende gezichten van hun computers op. De meesten glimlachten toen ze haar zagen en een paar staken hun duim omhoog. Riley werd langzaamaan blij dat ze besloten had om te komen. Ze had iets nodig om zich beter te voelen.
“Goed gedaan, dat met de Poppenmoordenaar,” zei een jonge agent.
Het duurde even voordat Riley doorhad wat hij bedoelde. Toen besefte ze dat ‘Poppenmoordenaar’ de nieuwe bijnaam voor Dirk Monroe moest zijn, de psychopaat die ze onlangs had opgepakt. De naam was logisch.
Riley merkte ook op dat sommige gezichten wat voorzichtiger naar haar keken. Ze hadden ongetwijfeld gehoord over het voorval van afgelopen nacht bij haar huis, toen er een heel team naar haar toe was gekomen na haar panische telefoontje om versterking. Ze vragen zich waarschijnlijk af of ik wel goed snik ben, dacht ze. Voor zover ze wist geloofde werkelijk niemand anders bij het Bureau dat Peterson nog steeds leefde.
Riley bleef staan bij het bureau van Sam Flores, een laborant met een zwart omrande bril. Hij was hard aan het werk achter zijn computer.
“Wat heb je voor nieuws voor me, Sam?” vroeg Riley.
Sam keek van zijn scherm naar haar op. “Je bedoelt over je inbraak, toch? Ik kijk net naar wat inleidende verslagen. Ik ben bang dat er niet veel is. De jongens van het lab hebben niets op de kiezelsteentjes gevonden; geen DNA of vezels. Ook geen vingerafdrukken.”
Riley zuchtte ontmoedigd. “Laat het me weten als er iets verandert,” zei ze en ze klopte Flores op zijn rug.
“Ik zou er niet op rekenen,” zei Flores.
Riley liep verder naar het gedeelte dat door de senior agenten gedeeld werd. Toen ze langs de kleine glazen kantoren liep, zag ze dat Bill er niet was. Dat was eigenlijk een opluchting, maar ze wist dat ze vroeg of laat de ongemakkelijke spanning tussen hen moest opklaren.
Toen ze haar eigen nette, goed georganiseerde kantoor binnenliep, zag Riley meteen dat ze een voicemail had. Het was een bericht van Mike Nevins, de forensisch psychiater uit D.C. die soms voor GAE-zaken geraadpleegd werd. In de loop der jaren was ze erachter gekomen dat hij een bron van opmerkelijke inzichten was, niet alleen voor misdaadzaken. Mike had Riley met haar eigen gevecht met posttraumatische stress geholpen nadat Peterson haar gevangengenomen en gemarteld had. Ze wist dat hij belde om te kijken hoe het met haar was, zoals hij zo vaak deed.
Ze wilde hem net terugbellen toen de brede gestalte van Special Agent Brent Meredith in de deuropening verscheen. De donkere, hoekige kenmerken van de chef pasten bij zijn ruwe, directe persoonlijkheid. Riley voelde zich opgelucht toen ze hem zag; zijn aanwezigheid stelde haar altijd gerust.
“Welkom terug, agent Paige,” zei hij.
Riley stond op om zijn hand te schudden. “Bedankt, agent Meredith.”
“Ik heb gehoord dat je gisteravond weer een klein avontuur hebt beleefd.