Gedragen door de tijd zien licht inzien. Ajo van IJzeren. Читать онлайн. Newlib. NEWLIB.NET

Автор: Ajo van IJzeren
Издательство: Bookwire
Серия:
Жанр произведения: Языкознание
Год издания: 0
isbn: 9783991077619
Скачать книгу
hoog. De vormen van de hoge, lage bergen, van grote, kleine stenen zijn zacht. Rond gemaakt, zacht gemaakt en gepolijst door de tijd. Net als ik. Mijn ziele-opdracht. Mijn ogen dwalen langs en op en neer en heen en weer en ik word zacht van binnen, heel zacht.

      Nu wil ik mijn huid, mijn blote lijf echt aanraken, voelen, zien. Ik kan niet wachten om te voelen hoe het warme, koele, zachte windje mijn huid zal strelen. Huid, huid, lijf, lijf, mooie huid, mooi lijf, oud lijf, wat voel je goed. Wat vind ik jou mooi. Zo mooi met al je rimpels, je honderdduizend verschillende kleuren, precies zoals de aarde waar ik op sta en nu ga liggen. Ik zie jou prachtige aarde en jouw lief, mooi lijf net zo mooi als de aarde, met heel veel tekens van de tijd. Zal ik net zo oud zijn als jij? Ik weet van veel vorige levens van mezelf van Mongolië en Peru, China en Kenia, Tsjechië en hier in de Sinaī, waar overal mijn ego de grote baas was, uit frustratie om mijn wil uit naam van God te moeten neerzetten.

      Nu ben ik hier om mijn ego om te zetten naar goddelijke wil en het voor altijd, in dankbaarheid aan mijn Schepper af te geven en de eenheid te voelen en te leven. Mijn bidden, mijn smeken, mijn overgave, mijn wil en verlangen, mijn vallen en opstaan. Hier ben ik, mijn slaan en schoppen, mijn huilen en lachen. Hier ben ik. Ik weet dat ik een geliefd kind van de Schepper ben, anders was ik nooit geschapen.

      Hier, temidden van zachte hoge bergen, de frêle kleuren en vormen, de strelende wind tussen warm en fris. Mijn lijf, hoera ik ben er nog en alles doet het nog. Mijn haren, de nagels van vingers en tenen, ze groeien nog, als vanzelf. Mijn organen en mijn zintuigen. Ik dank ze dagelijks en open mijn hart voor de goddelijke energie. Om te helen van mijn eigen, niet gewilde en toch gecreëerde energie. Ook mijn spieren, bloedbanen, lymfebanen, al mijn cellen en atomen worden wakker als ik de woorden uitspreek en visualiseer.

      Mijn naakte lijf, hieronder een ceruleanblauwe hemel, die bij aanraking met de rand van de berg koningsblauw wordt. Dit lijf, hier woont mijn dankbare ego en groeiende ziel. Mijn ziel, die al mijn gecreëerde ontberingen tot nu toe heeft doorstaan. Ik hef mijn linkerarm en bewonder haar verscheidenheid aan huidskleur met hier en daar op de hand een grote of kleine bruine vlek. Mijn oog valt op mijn handen. Groot en niet tenger of slank. Ik heb ze altijd al mooi gevonden. Nou ja, altijd wel tevreden. Lachen om wat ik zie.

      Aderen, ja, dikke blauwe die er bovenop liggen als een spoorwegnet bij de stad Utrecht, waar alle rails zich kruisen, andere samenkomen en weer andere naar het verre buitenland lopen en net voor mijn elleboog uit het zicht verdwijnen, alsof ze een tunnel in gaan en pas in Berlijn of Rome weer bovenkomen. De dienstregeling van dit circuit werkt tot nu toe perfect, want het doet het goed met 79 jaar en 3 maanden. Het wordt goed onderhouden sinds mijn 29e toen mijn hele circuit instortte vanwege mijn zevenjarige poging om mevrouw te worden. Je moet soms eerst bijna doodgaan om inzicht in het leven te krijgen en het vermogen te vinden ernaar te handelen. Ik aai nog even over mijn linkerbeen en bedank haar, omdat mijn leven haar bijna het leven gekost heeft.

      Mijn lijf heeft heel lang geen daglicht meer gezien en geniet nu van het heerlijke stralende licht. De kleuren van de twee grootste vlekken op mijn handen neigen naar olijfgroen. Typisch. De vorm van de grootste is ruitvormig en wel 9 mm in de lengte. De breedte schat ik op, jawel, op 5 mm. Ik kan het mis hebben of overdrijven nu ik me echt verbind met deze grootste vlek. Kortom, het is een flinke vlek. De kleinste is doorsnee 4 mm en wilde rond zijn, maar is het net niet. Ik zal haar in de gaten houden en later eventueel over haar berichten. De bovenkant van mijn arm is, ik kan wel zeggen, gespikkeld beige. Interessant. Ik vraag zacht, behoedzaam, hoe zij zo gespikkeld geworden is. Zij grinnikt en haar hand geeft mij een aai over de rechterkant. Ik grinnik nu ook.

      De huid van mijn rechterbovenarm hangt slap en vermoeid. Het lijkt op wasgoed aan de lijn. Buiten, in dit geval. Een soort schoon maandverbandje dat vrouwen tot en met de jaren zeventig droegen bij gebrek aan iets hygiënischer. Ik glimlach met mijn ogen en druk mijn lippen licht op elkaar. Het hangend gedeelte, ik kan wel zeggen, oxidewit, dat kille wit, niet warm wit zoals titaanwit gewoonlijk is. De wind brengt het flapje in beweging. Zij vindt dat fijn en ik ook. Ik schud mijn arm zacht heen en weer en de wind doet mee. Hé hopla, hopla, hoppela. Het flapje overtreft zichzelf en was nog nooit zo omhoog geflapt. Ik begin te zingen. Hef mijn andere blote arm ook zijdelings op en met mijn blote voeten stevig in het zand verankerd beweegt mijn hele, oude, geweldige lijf mee met de wind.

      De bovenbenen flappen, de borstjes flappen, mijn wangen en onderkin ook. Alles is blij, verlost van beperkingen. Mijn lijf juicht. Het rimpelt en rimpelt bijna overal. Niet op de scheenbenen, nog niet. Ik zie een enorm verschil in rimpels, dat dan weer wel. Dat leg ik later nog uit.

      Mijn twee glazige witte miniborstjes die hun bedoelde taak nog nooit verricht hebben ondanks twee prachtige borelingen die niet gezoogd konden worden door de omstandigheden van toen. Zij zijn bevrijd van het tuigje dat bedoeld is ze in toom te houden, wat in mijn geval niet heel essentieel is, maar toch wel lekker. Maar deze bevrijding is anders. Deze grenst aan zaligheid, want zij vangen het stralende zuivere zonlicht tussen de bergen van de woestijn. Ik laat het zonlicht hen even rustig koesteren. Ze liggen zijwaarts. Dat was van het begin van hun bestaan al zo. Toen alle vijftienjarige meisjes al lang liepen te pronken met een bh-bandje dat onderuit hun shirtje zakte, was er bij mij nog steeds slechts het knopje van mijn geboorte te zien. Dat lag niet in het midden van links of rechts, maar daar net naast, naar buiten.

      Mijn vrouwelijke klasgenoten konden, vonden ze zelf, ook eens in de maand niet meedoen met de gymles. Ik wel. Net of je invalide bent als je ongesteld bent. Kom nou. Ik vond gym trouwens bijna het leukst van alles op de mulo, op biologie na, want de verbazing dat alles zonder veel ingrijpen zomaar ontstaat, groeit, bloeit, leeft, eb-vloed, zon-maan, was me een compleet raadsel. Was het dat wat ik zelf voelde? Een energie die er is, die de wereld beweegt en draagt? Dat wilde ik ontrafelen en ten diepste leren kennen.

      Maar mijn borstjes zijn nauwelijks gekrompen. Zeker niet uitgedroogd. Geen rimpel te bespeuren. Wel een plooitje rechts en links onder. Als ik ze daar lichtjes opbeur, ze voelen trouwens best zwaar gezien hun grootte, dan heb ik wel het idee dat ze dáár horen. Dan zit ook de tepel wederzijds centraler.

      Maar dáár zaten ze nooit volgens mij, of ik moet me vergissen. Ik kan het Lars niet meer vragen. De tepels. Ja. Grappig. De kleur vind ik heel mooi, zo bijna middenin het oxidewitte vlakje. Vrij donker oker in het midden op de tepel en eromheen een pastelkleur oker. Ik kan het niet anders benoemen, of toch, als ik beter analyseer zie ik een vleugje oudroze. Tweezijdig ja. Mooi. Het lijkt of er middenin het tepeltje, want dat zijn het wel, ‘tje’, een dicht geschroeid gaatje zit. Ik knijp er in, eerst in de linker. De kleur wordt iets donkerdere lijkt het wel. Ik probeer aan de tepel te proeven maar dat lukt me niet. Niet lenig genoeg, of te kleine borsten. Rechts ook, maar idem.

      Ik zie kleine spikkels in de tepelhof van dezelfde kleur als in het midden van de tepel. Ik zing “zon zon zon” en schud met mijn borstjes heen en weer, “zon zon zon”, ook op en neer, net zolang totdat ze moe zijn en dat zijn ze vrij snel. Dank je wel, dank je wel, zing ik er voor beide achteraan en aai ze een paar maal lichtjes over de huid.

      Vroeger, ja, toen, toen werden de tepels hard en tegelijkertijd begon mijn clitoris te zingen als een van de vriendjes en later natuurlijk altijd als Lars ze aanraakte. De gedachten, bij die gedachten nu, komt er een zegenrijk gevoel door mijn lijf en strijk ik neer op de zachte geribbelde witte rots om mijzelf in vroegere tijden van samen te wanen en alle gevoelens van ooit te beleven en te herbeleven. Ik kies Rens Vlamink hiervoor uit. Rens was ooit de eerste die mijn gevoelens deed ontluiken. Ik was toen vijftien.

      GETAL 648

       KLEUR VOORJAARSGROEN

      GETAL. 648 = 18 = 9. Geen triade maar datgene dat in de cirkel van de 9 aanwezig is, wil naar buiten komen en geaard worden. Het staartje van de negen raakt de aarde en kan de inhoud van de cirkel gronden.

      KLEUR. Voorjaarsgroen kondigt aan dat er vandaag iets gaat ontluiken vanuit mijn hart, dat voel ik. Iets wil zich aan mij tonen en zich ontwikkelen. Het zindert van energie en wil eruit. Ik blijf benieuwd en laat gebeuren wat gebeuren wil met een open hart.

      Ontluiken vind ik een prachtig woord. Iets wil bevrijd worden, wil het daglicht