8 indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, zo bedriegen wij onszelven, en de waarheid is in ons niet. (Alle mensen zijn zondig, zo ' n uitspraak is gunstig voor het priesterschap).
9 indien wij onze zonden belijden, zo zal hij, getrouw en rechtvaardig zijnde, ons onze zonden vergeven, en ons reinigen van alle ongerechtigheid. (De noodzaak om zonden te belijden, wat gunstig is voor het priesterschap).
10 indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, zo stellen wij hem voor een leugenaar, en zijn woord is niet in ons. (Alle mensen zijn zondig, zo ' n uitspraak is gunstig voor het priesterschap).
Hoofdstuk 2
1 mijn kinderen! Ik schrijf u dit, opdat gij niet zondigt; en indien iemand gezondigd heeft, dan hebben wij een voorspraak voor de Vader, Jezus Christus, de rechtvaardige; (een ieder zondigt, vanuit het gezichtspunt van de godsdienst, en de voorspraak «voor de Vader», dat wil zeggen, voor God de vader Yahweh zou zijn Zoon Jezus Christus, de rechtvaardige zijn).
Hij is de verzoening voor onze zonden, en niet alleen voor de Onze, maar ook voor de zonden van de hele wereld. (Jezus Christus is de Middelaar voor zondaars en Yahweh).
3 en dat wij Hem hebben leren kennen, leren wij uit het feit dat wij zijn geboden onderhouden. (Jezus Christus verliet de geboden – de instelling van wat goed en wat slecht is).
4 Wie zegt: Ik heb hem gekend, maar zijn geboden niet onderhoudt, is een leugenaar en er is geen waarheid in hem (de geboden van Jezus Christus zijn noodzakelijk).
5 maar zo wie zijn woord bewaart, de liefde Gods is in hem waarlijk vervuld; hieruit weten wij, dat wij in hem zijn. (Het is noodzakelijk om de geboden van Jezus Christus te onderhouden).
6 wie zegt dat hij in hem blijft, moet doen wat hij gedaan heeft. (Het is noodzakelijk om de geboden van Jezus Christus te onderhouden).
7 geliefden! Ik schrijf u geen nieuw gebod, maar een oud gebod dat u vanaf het begin had. Het oude gebod is het woord dat je vanaf het begin hebt gehoord. (Een gebod is een wet, een eis, een morele en ethische houding).
8 en ik schrijf u een nieuw gebod, dat waarachtig is, zowel in hem als in U; Want de duisternis gaat voorbij, en het ware licht schijnt al. (De auteur verklaart dat hij een nieuw gebod schrijft).
9 wie zegt dat hij in het licht is, maar zijn broeder haat, is nog steeds in duisternis. (Analogieën, vergelijkingen, gelijkenissen).
10 Wie zijn broeder liefheeft, blijft in het licht, en in hem is geen verzoeking. (Analogieën, vergelijkingen, gelijkenissen).
11 Maar wie zijn broeder haat, is in duisternis, en wandelt in duisternis, en weet niet, waar hij heengaat; want de duisternis heeft zijn ogen verblind. (Analogieën, vergelijkingen, gelijkenissen).
12 Ik schrijf u, kinderen, want uw zonden zijn vergeven om Zijns Naams wil. (De auteur beweert dat hij een nieuw gebod schrijft, «omdat uw zonden vergeven zijn omwille van zijn naam»).
13 Ik schrijf u, vaders, want gij weet, wie Van den beginne is. Ik schrijf u, jongelingen, omdat gij de boze verslagen hebt. Ik schrijf jullie, jongens, omdat jullie de Vader gekend hebben. (De auteur beweert dat hij een nieuw gebod schrijft voor de oudere generatie, jonge mannen en jongens. De vermelding van» zijn»,» kwaad», «vader»).
14 Ik heb u geschreven, vaders, want gij kent het Beginloze. Ik heb u geschreven, jongelingen, want gij zijt sterk, en het woord Gods blijft in u, en gij hebt den boze overwonnen. (De vermelding van «Beginloos»,» kwaad»,» het woord van God " – de installatie van de hypnotiseur).
15 hebt de wereld niet lief, noch wat in de wereld is; wie de wereld liefheeft, in hem is geen liefde des Vaders. (De verklaring dat het niet nodig is om de wereld lief te hebben).
16 Want al wat in de wereld is, de begeerlijkheid des vleses, de begeerlijkheid der ogen, en de hoogmoed des levens, is niet uit den Vader, maar uit deze wereld. («Al wat in de wereld is» – «is niet van de Vader, maar van deze wereld», de verklaring dat de wereld niet van God de vader is. De vraag rijst, en uit wie, of de wereld door dezelfde God-Vader is geschapen!?! Veroordeling van lust, trots).
17 en de wereld gaat voorbij, en zijn begeerlijkheid; maar die den wil Gods doet, blijft in eeuwigheid. («De wereld gaat voorbij en zijn begeerte», «hij die de wil van God vervult, blijft in eeuwigheid», dat wil zeggen, een onderdanige en gehoorzame slaaf die alles zonder gemompel uitvoert en het ideaal is van het ontluikende Christendom!).
18 kinderen! onlangs. En zoals u hebt gehoord dat de Antichrist komt, en nu vele antichristen zijn verschenen, dan zullen we leren van het feit dat de laatste keer. (Antichrist (Grieks) – letters, «tegenstander van Christus» of «in plaats van Christus». De tegenstander van Christus en de Christenen, die vóór het einde van de wereld moeten komen, is «de mens der zonde, de Zoon des verderfs» (2 Thess. In brede zin verwerpt de antichrist Jezus Christus en zijn leer).
19 zij zijn van ons uitgegaan, maar zij waren niet van ons; want indien zij van ons geweest waren, zouden zij bij ons gebleven zijn; maar hierdoor is geopenbaard, dat wij niet allen van ons zijn. (Het bleek dat «niet al onze», Dat wil zeggen, voormalige kameraden-in-arms een ander beleid voeren. Maar hoe wist God de vader het niet!?).
20 Doch gij hebt de zalving des heiligen, en gij weet alle dingen. (Vermelding van" zalving van de Heilige. De Messias (Griekse transcriptie van de Hebreeuwse «Mashiach») – letters. het betekent" gezalfd, gezalfd. De Betekenis van dit woord komt van de oude gebruiken van zalving met“ heilige" olie, die de overdracht van een speciale spirituele gave symboliseren. Gezalfde personen werden personen genoemd met de hoogste geestelijke en wereldlijke macht: koningen, priesters, profeten. Na de val van het koninkrijk Juda betekende het woord „gezalfd“ de koning van de laatste tijden. Het Griekse woord „Christus «betekent hetzelfde als het Hebreeuwse woord» Messias " – gezalfde).
21 Ik heb u geschreven, niet omdat gij de waarheid niet kent, maar omdat gij haar weet, dat niet alle leugen uit de waarheid is. De waarheid is geen leugen!).
22 Wie is een leugenaar, zo niet hij, die loochent, dat Jezus de Christus is? Dit is de Antichrist die de Vader en de Zoon verwerpt. (Vroegere metgezellen verwerpen dat Jezus de Christus is, dat wil zeggen de «gezalfde. Zalving is (meestal met olijfolie) een manier om in de oudheid voor het lichaam en haar te zorgen. De verheffing tot koninklijke waardigheid en de overdracht van de profetische gave werden ook bereikt door een speciale zalving met de Heilige olijfolie. Daarom krijgt het woord «zalving» in het Nieuwe Testament een tweede betekenis – «een geestelijke gave doorgeven»).
23 Wie de Zoon verwerpt, heeft ook de Vader niet; maar wie de Zoon belijdt, heeft ook de Vader. (God de vader en God de zoon in combinatie: de twee goden).
24 daarom, wat gij van den beginne gehoord hebt, dat zij ook in u blijven; indien hetgeen gij van den beginne gehoord hebt, in u blijft, zo zult gij ook in den zoon en in den Vader blijven. (God de vader en God de zoon in combinatie: de twee goden).
25 maar de belofte die hij ons beloofd heeft, is eeuwig leven. (Een gelofte is een belofte van eeuwig leven, een droom van mensen).
26 Dit heb ik u geschreven over hen die u bedriegen. (Verleiders gedragen zich «onjuist»).
27 doch de zalving, die gij van hem ontvangen hebt, blijft in u, en gij hebt niemand nodig, om u te leren; maar gelijk deze zalving u alles leert, en het is waar en onwaar, blijft daarin, wat zij u geleerd heeft. («Zalving» heeft een heilige betekenis).
28 daarom, kinderen, blijft in Hem, opdat, wanneer hij verschijnt, wij vrijmoedigheid hebben en niet beschaamd worden voor zijn aangezicht bij zijn komst. (Het is noodzakelijk om «in Hem te blijven», dat wil zeggen een gehoorzaam speeltje te zijn in de handen van manipulatieve priesters, zodat" we vrijmoedigheid mogen hebben en ons niet voor hem schamen bij zijn komst.«Eindeloze suggestie over de wederkomst van Jezus).
29 indien