“Het was mijn speer die hem schampte,” zei Brandon tegen Braxton.
“Maar,” kaatste Braxton terug, “het was mijn speer die zorgde dat hij richting Kyra’s pijl rende.”
Kyra’s gezicht kleurde rood bij het horen van hun leugens; haar hardleerse broers hadden zichzelf nu al overtuigd van hun eigen verhaal. Ze wist al dat ze bij thuiskomst iedereen zouden vertellen van hun kill.
Het was om gek van te worden. Maar ze wilde hen niet corrigeren. Ze geloofde heilig in rechtvaardigheid, en ze wist dat de waarheid uiteindelijk altijd boven water kwam.
“Jullie zijn leugenaars,” zei Aidan, die naast haar liep en duidelijk nog ondersteboven was van de gebeurtenissen. “Jullie weten dat Kyra het zwijn heeft gedood.”
Brandon wierp een spottende blik over zijn schouder, alsof Aidan een insect was.
“Wat weet jij ervan?” vroeg hij aan Aidan. “Jij was te druk met in je broek pissen.”
Ze lachten.”
“En jullie waren zeker helemaal niet bang?” vroeg Kyra, die het niet langer kon verdragen.
Ze zwegen. Kyra had hen de wind van voren kunnen geven—maar ze hoefde haar stem niet te verheffen. Ze liep blij en voelde zich goed, wetende dat ze het leven van haar broertje had gered; dat was alle bevrediging die ze nodig had.
Kyra voelde een kleine hand op haar schouder, en ze zag Aidan glimlachend naar haar opkijken, dankbaar dat hij nog leefde. Kyra vroeg zich af of haar oudere broers ook waardering hadden voor wat ze voor hen had gedaan; tenslotte zouden ze, als zij niet was verschenen, ook zijn gedood.
Kyra keek naar het zwijn, en ze grijnsde; ze wilde dat haar broers het op de open plek hadden achtergelaten, waar het hoorde. Het was een vervloekt dier. Het was oorspronkelijk niet uit Volis afkomstig, en het hoorde hier niet. Het was een slecht voorteken, zeker omdat het uit het Doornwoud kwam, en nog wel op de avond van de Wintermaan. Ze herinnerde zich een oud spreekwoord dat ze ooit had gelezen: zie af van grootspraak nadat je aan de dood bent ontsnapt. Haar broers tartten het lot en brachten duisternis naar huis. Ze kon het niet helpen; ze had het gevoel dat het ongeluk zou brengen.
Ze bereikten de top van een heuvel, en hadden een schitterend uitzicht over het fort en het omliggende landschap. Ondanks de stevige wind en de sneeuw, was Kyra opgelucht om weer thuis te zijn. Er rees rook uit de schoorstenen van de huisjes en haar vaders fort straalde een zacht licht uit in de schemering. De weg werd geleidelijk aan breder terwijl ze de brug naderden, en ze versnelden hun pas. Ondanks de schemering en het weer was het druk met mensen, die zich opgewonden voorbereidden voor het festival.
Het veraste Kyra niet. Het festival van de Wintermaan was één van de belangrijkste feestdagen van het jaar. Een grote menigte verdrong zich op de ophaalbrug om nog wat laatste inkopen te doen—terwijl net zoveel mensen zich door de poorten haastten om terug te keren naar hun families. Wagens, die door ossen werden voorgetrokken, versperden hen de weg terwijl metselaars bezig waren met de zoveelste nieuwe muur. Het geluid van hun hamers doorboorde de lucht, en verdreef het geluid van het vee en de honden. Kyra verwonderde zich er altijd over hoe ze konden werken met dit weer, en hoe ze voorkwamen dat hun handen gevoelloos werden.
Terwijl ze de brug op liepen keek Kyra omhoog. Haar maag trok samen terwijl ze vlakbij de poort een aantal mannen van de Heer zag staan, soldaten van de lokale Heer Gouverneur die door Pandesia was toegewezen, gekleed in hun herkenbare dieprode maliënkolder. Ze voelde een golf van verontwaardiging, en deelde de wrok die de rest van haar mensen voelden. De aanwezigheid van de mannen van de Heer was altijd onderdrukkend—maar tijdens de Wintermaan was het altijd erger. Ze waren hier alleen maar om haar mensen zoveel mogelijk af te troggelen. Het waren aasgieren en pestkoppen voor de verachtelijke aristocraten die de macht hadden gegrepen tijdens de Pandesiaanse invasie.
De schuld lag bij hun voormalige Koning, die hen had overgegeven—maar daar hadden ze niets meer aan. Ze waren nu overgeleverd aan de genade van deze mannen. Het maakte Kyra razend. Haar vader en zijn geweldige krijgers waren nu niets meer dan verheven bedienden; ze wilde wanhopig graag dat ze in opstand zouden komen, dat ze zouden vechten voor hun vrijheid, dat ze de oorlog zouden vechten die hun voormalige Koning niet durfde te vechten. Maar ze wist ook dat als ze nu in opstand zouden komen, ze de toorn van het Pandesiaanse leger zouden voelen. Ze hadden hen misschien aangekund als ze hen nooit binnen hadden gelaten; maar het was nu al te laat.
Ze liepen door de menigte, en mensen stopten en staarden en wezen naar het zwijn. Kyra voelde zich enigszins bevredigd door het feit dat haar broers zweetten onder het enorme gewicht. Zowel burgers als krijgers keken hen na, allemaal onder de indruk van het grote beest. Ze zag ook een aantal bijgelovige blikken van mensen die zich, net als zij, afvroegen of dit niet een slecht voorteken was.
Maar alle ogen waren op haar broers gericht.
“Een prachtige vangst voor het festival!” riep een boer uit, die zijn os de straat over leidde.
Brandon en Braxton straalden van trots.
“Genoeg om de helft van je vaders hof te voeden!” riep een slager.
“Hoe hebben jullie dat voor elkaar gekregen?” vroeg een zadelmaker.
De twee broers wisselden een blik uit, en Brandon grijnsde naar de man.
“Een goede worp en een gebrek aan angst,” antwoordde hij brutaal.
“Als je niet het bos in gaat,” voegde Braxton toe, “weet je ook niet wat er te vinden is.”
Een paar mannen klopten hen goedkeurend op de rug. Kyra hield haar mond dicht. Ze had de goedkeuring van deze mensen niet nodig; zij wist wat ze had gedaan.
“Zij hebben het zwijn niet gedood!” riep Aidan verontwaardigd uit.
“Hou jij je mond dicht,” siste Brandon. “Of ik vertel iedereen dat je in je broek piste toen het aanviel.”
“Maar dat heb ik niet gedaan!” protesteerde Aidan.
“En ze zullen jou geloven?” voegde Braxton toe.
Brandon en Braxton barstten in lachen uit, en Aidan keek vragend op naar Kyra.
Ze schudde haar hoofd.
“Verspil geen moeite,” zei ze tegen hem. “De waarheid komt uiteindelijk altijd boven water.”
Ze liepen door de dikke menigte de brug over. Kyra voelde de opwinding in de lucht. De schemering viel, er werden fakkels aan gestoken en het ging steeds harder sneeuwen. Ze keek op en haar hart ging sneller kloppen toen ze de grote, gewelfde stenen poort naar het fort voor zich zag opdoemen, bewaakt door een tiental van haar vaders mannen. Daarboven hingen de punten van een ijzeren valhek met dikke spijlen, klaar om bij het geluid van een hoorn gesloten te worden. De poort was bijna tien meter hoog, en daarboven bevond zich een breed platform dat zich over het hele fort uitstrekte. Er waren brede stenen kantelen bemand met uitkijkposten. Volis was een beste vesting, dacht Kyra trots. Maar waar ze nog het meest trots op was waren haar vaders mannen, de beste krijgers van Escalon, die zich na de overgave van hun Koning langzaam hadden gehergroepeerd en als een magneet naar haar vader waren toe getrokken. Ze had haar vader al meer dan eens aangespoord om zichzelf tot de nieuwe Koning te benoemen, zoals al zijn mensen wilden—maar hij had altijd zijn hoofd geschud, en gezegd dat dat niet zijn manier was.
Terwijl ze de poort naderden kwam er een tiental van haar vaders mannen te paard aangereden. De mensen gingen voor hen uit de weg terwijl ze naar het trainingsveld reden, een brede, circulaire zandvlakte in de velden buiten het fort, omgeven door een lage stenen muur. Kyra keek hen opgewonden na. Het trainingsveld was haar favoriete plek. Ze ging er vaak heen om hen te zien sparren en bestudeerde elke beweging die ze maakten, de manier waarop ze hun paarden bereden, hoe ze hun zwaarden trokken, speren wierpen, strijdvlegels rondzwaaiden. Deze mannen waren, ondanks de naderende duisternis en hevige sneeuwval, klaar om te trainen. Ze waren allemaal liever op het veld