"Waar naartoe?" vroeg ze.
Caleb leek zo overweldigd te zijn als zijzelf. Eindelijk zei hij, “Mijn instinct vertelt mij om dicht bij de rivier te blijven en om naar rechts om te keren.”
Ze sloot haar ogen en ze probeerde het ook te voelen. "Ik ga akkoord," zei ze en ze voegde er dan aan toe, "Heb je enig idee wat het is dat we zoeken?"
Hij schudde zijn hoofd. "Ik weet het evenmin als jij.”
Ze keek naar beneden naar haar ring, en las het raadsel opnieuw hardop.
Over de Brug, Achter de Beer,
Met de Winden van de Zon, laten we Londen achter ons liggen.
Het deed bij haar een belletje rinkelen, maar Caleb wist evenmin waar de klepel hing.
"Wel, het vermeldt Londen," zei ze, "dus ik heb het gevoel dat we op het juiste spoor zitten. Mijn instinct vertelt me dat we moeten verder gaan, dieper de stad in, en dat we het zullen weten wanneer we het zien.”
Hij ging akkoord en zij nam zijn hand. Ze bogen af naar rechts om parallel langs de rivier te lopen. Ze volgden een bord waarop “The Strande” stond te lezen.
Toen ze verder gingen langs deze nieuwe straat, merkte ze op dat dit gebied dichter en dichter bebouwd werd. Er waren aan de beide kanten van de straat meer huizen die dichter tegen elkaar aan gebouwd waren. Het leek of ze dichter bij het centrum van de stad kwamen. De straten werden ook drukker. Het weer was perfect—het voelde aan zoals de vroege herfst volgens haar en de zon scheen constant. Ze vroeg zich even af welke maand het was. Ze was verbaasd hoe vlug ze de tijd verloren was.
Het was tenminste niet te heet. Maar, toen de straten zich meer en meer vulden met mensen, voelde ze zich claustrofobisch worden. Ze naderden zeker het centrum van een grote kosmopolitische stad, ook al was die niet zo gesofisticeerd als een hedendaagse stad. Ze was verrast: ze had zich altijd voorgesteld dat er in vroegere tijden minder mensen waren en dat het minder druk zou zijn. Maar meer dan ook bleek het tegenovergestelde waar te zijn: toen de straten drukker en drukker werden, kon ze niet geloven hoe druk het echt was. Het deed haar denken aan de tijd dat ze in de 21ste eeuw in New York doorbracht. Mensen duwden en trokken. Ze gebruikten hun ellenbogen en keken gewoon niet achterom om hun excuses aan te bieden. Ze stonken ook.
Op iedere hoek stonden straatverkopers die op agressieve manier hun waar aan de man brachten en dit droeg ook nog bij aan het tafereel. Overal waren er mensen met grappige Britse accenten aan het roepen,.
En wanneer de stemmen van de verkopers uitdoofden, domineerden andere stemmen in de lucht: die van prekers. Overal zag Caitlin geïmproviseerde platforms, podia, zeepkisten, katheders, waarop prekers stonden en hun sermoenen preekten tot de menigten. Ze riepen om gehoord te worden.
"Jezus zegt BOETEDOEN!" riep een dominee die een grappige hoge hoed droeg en een doordringende blik had. "Ik zeg dat ALLE THEATERS gesloten moeten worden! Alle vrije tijd moet VERBODEN worden! Keer terug naar uw gebedshuizen!”
Het deed Caitlin denken aan de mensen die op straathoeken preekten in New York City. Op bepaalde manieren was er niks veranderd.
Ze kwamen bij een andere poort, precies in het midden van de straat, met een bord waarop “Temple Barre, Stadspoort” stond. Caitlin was verrast dat steden werkelijk poorten hadden. De grote impressionante poort was open om de mensen er door te laten, en Caitlin vroeg zich af of ze ’s nachts dicht gingen. Aan iedere kant stonden nog meer bewakers.
Maar deze poort was anders: het scheen een plaats te zijn om bijeen te komen. Een grote menigte lummelde er rond en helemaal hoog vanboven, op een klein platform, stond een bewaker die een zweep vasthield. Caitlin keek op en was verbaasd om te zien dat een man, die aan de ketting lag en amper gekleed was, aan een paal was vastgebonden om zweepslagen te krijgen. De bewaker ging achteruit en sloeg hem opnieuw en opnieuw. De ganse menigte riep ‘oeh’ en ‘aah’ toen ze het zagen.
Caitlin lette op de gezichten in de massa en kon niet geloven hoe onverschillig ze waren. Het was alsof dit een alledaagse, gewone gebeurtenis was, alsof het een populaire vorm van vermaak was. Ze voelde zich boos worden bij de barbaarsheid van deze samenleving en ze wenkte Caleb. Hij was ook aan de grond genageld door de scene, ze nam zijn hand en ze haastte zich door de poort met hem. Ze dwong zichzelf om niet te kijken. Ze vreesde dat als ze er te lang bij stilstond, dat ze dan niet in staat zou zijn om zichzelf ervan te weerhouden de bewakers aan te vallen.
“Deze plaats is barbaars,” zei ze, terwijl ze afstand namen van het griezelige tafereel en de geluiden van de zweep zwakker werden.
“Verschrikkelijk,” ging hij akkoord.
Terwijl ze verder gingen, probeerde ze het beeld uit haar hoofd te krijgen. Ze dwong zichzelf ertoe haar aandacht ergens anders op te vestigen. Ze keek naar een straatbord, en zag dat de naam van de straat waarin ze wandelden veranderd was in “Fleet Street.” Terwijl ze verder wandelden, begonnen de straten nog drukker te worden, nog dichter op elkaar, en de gebouwen en vele rijen van houten huizen waren nog dichter tegen elkaar aan gebouwd. Deze straat had ook verschillende winkels. Op een bord stond: “Scheren voor een Penny.” Voor een andere winkel hing het bord van een hoefsmid, met een hoefijzer dat er voorhing. Op een ander bord stond in grote letters geschreven, “Zadels voor Paarden.”
"Heb je een nieuw hoefijzer nodig, Juffrouw?" vroeg een plaatselijke winkelier aan Caitlin toen ze voorbij kwamen.
Ze had dit niet verwacht. "Hm…nee, bedankt," zei ze.
"En u, Meneer?" hield de man vol. "Wilt u zich laten scheren? Ik heb de schoonste messen van Fleet Street.”
Caleb glimlachte terug naar de man. "Nee, bedankt, maar ik ben OK."
Caitlin keek naar Caleb en realiseerde zich hoe pas geschoren hij er altijd uitzag, de hele tijd. Hij gezicht was zo glad, het zag eruit zoals porselein.
Toen ze verdergingen door Fleet Street kon Caitlin merken hoe de menigte veranderd was. De sfeer werd hier meer opgefokt, met verschillende mensen die in het openbaar van een drinkbus of uit glazen flessen dronken, rondstrompelden, te luid lachten en openlijk de vrouwen lastig vielen.
"JENEVER HIER! JENEVER HIER! "riep een jongen die amper ouder was dan tien, die een kist vast hield die gevuld was met kleine groene flessen met jenever. “KOOP NU JE FLES! TWEE KWARTJES! KOOP NU JE FLES!”
Caitlin werd opnieuw onder de voet gelopen toen de menigte nog dichter werd. Ze keek verder en zag een groep vrouwen met teveel make-up. Ze gingen gekleed in een zware kledij, met tonnen aan stof en met hun hemden naar beneden getrokken, waardoor het grootste gedeelte van hun borsten zichtbaar was.
"Wil je plezier maken?" riep een van de vrouwen. Ze was duidelijk dronken en stond wankel op haar benen. Ze benaderde een voorbijganger die haar ruw wegduwde.
Caitlin was verbaasd om te zien hoe ruw het er in dit stadsdeel aan toe ging. Instinctief voelde ze Caleb dichterbij komen en zijn hand rond haar middel slaan. Ze kon zijn beschermende houding aanvoelen. Ze gingen verder op hun eigen snelheid en liepen vlug verder door de menigte. Caitlin keek naar beneden om te controleren of Ruth nog steeds bij hen was.
De straat eindigde al vlug in een kleine voetgangersbrug. Toen ze er over wandelden, keek Caitlin naar beneden. Ze zag een groot bord waarop “Fleet Ditch,” stond en verbaasde zich over het uitzicht. Onder hen was iets wat leek op een klein kanaal, misschien drie meter breed, waarin volop vuil water stroomde. Middenin al dat water staken er alle mogelijke soorten van vuilnis en afval uit. Toen ze opkeek, zag ze mensen er in plassen en zag ze er anderen potten met uitwerpselen, kippenbotjes, huishoudelijk afval, en alle soorten van puin in gooien. Het leek op een immense stromende riool die het afval van de stad stroomafwaarts deed stromen.
Ze keek verder om te kijken waar het naartoe zou leiden en zag, ver weg in te verte, dat het naar de rivier leidde. Ze keerde haar hoofd af van de stank. Het was waarschijnlijk het verschrikkelijste dat ze in haar leven had geroken. Giftige gassen stegen op naar boven en maakten dat de verschrikkelijke stank in de straten de vergelijking met rozengeur