Verloofd . Морган Райс. Читать онлайн. Newlib. NEWLIB.NET

Автор: Морган Райс
Издательство: Lukeman Literary Management Ltd
Серия: De Vampierverslagen
Жанр произведения: Книги про вампиров
Год издания: 0
isbn: 9781632914255
Скачать книгу
tastte naar beneden en hief de man tot boven haar hoofd, ook al woog hij gemakkelijk 150 kilo. Ze droeg hem door de steeg. Ze gooide hem, met het hoofd eerst, in het vat met rioolwater.

      Hij landde met een plons. Ze zag dat hij, tot aan zijn nek, vastzat in de uitwerpselen. Ze hield wel van het idee dat hij wakker werd en zich realiseerde waar hij was. Eindelijk voelde ze zich voldaan.

       Goed, dacht ze. Het is waar je thuishoort.

      Caitlin dacht onmiddellijk aan Ruth. Ze rende naar haar toe en onderzocht de tekening van de riem op haar rug; ze huiverde en kwam langzaam terug op haar poten. Caleb ging er ook naartoe en onderzocht haar, terwijl Ruth haar snuit op de schoot van Caitlin legde en huilde. Caitlin kuste haar op het voorhoofd.

      Ruth schudde hen plotseling van zich af en dartelde dan door de steeg, op zoek naar het meisje.

      Caitlin keerde zich om en herinnerde zich het plots. Ze haastte zich ook naar haar toe.

      Ruth rende naar het meisje en begon haar gezicht te likken. Het hysterisch huilende meisje stopte langzaam en was afgeleid door Ruths tong. Ze zat daar in de modder in haar besmeurde, vuile jurk, helemaal bedekt met tekeningen van de riem op haar rug, doorlopen van het bloed en keek verrast naar Ruth.

      Haar natte ogen gingen wijd open, terwijl Ruth haar bleef likken. Eindelijk kwam ze traag en aarzelend recht. Ze streelde Ruth. Vervolgens stond ze op en gaf ze haar een knuffel. Ruth reageerde op haar en kwam dichterbij.

      Caitlin vond dat dit verbazingwekkend was. Ruth had dit van meisje stratenver ontdekt. Het was of de twee elkaar altijd al gekend had.

      Caitlin ging er naartoe en knielde neer naast het meisje. Ze reikte haar de hand en hielp haar rechtop te zitten.

      "Ben je OK?" vroeg Caitlin.

      Het meisje keek haar verbaasd aan en keek dan naar Caleb. Ze knipperde verschillende keren met haar ogen en vroeg zich af wie deze mensen konden zijn.

      Eindelijk knikte ze van ja. Haar ogen waren wijd open en ze leek te bang om te spreken.

      Caitlin richtte zich tot haar en wreef het verwarde haar uit haar gezicht. “Het is OK," zei Caitlin. "Hij zal je geen, pijn meer doen.”

      Het meisje zag eruit alsof ze weer zou gaan huilen.

      "Ik ben Caitlin," zei ze. "En dit is Caleb.”

      Het meisje keek hen aan, maar sprak nog niet.

      "Wat is jouw naam?" vroeg Caitlin.

      Na verschillende seconden, antwoordde het meisje eindelijk: “Scarlet."

      Caitlin glimlachte. “Scarlet," herhaalde ze. "Zo’n mooie naam. Waar zijn je ouders?"

      Ze schudde haar hoofd. "Ik heb geen ouders. Hij is mijn voogd. Ik haat hem. Hij slaat me elke dag. Zonder reden. Ik haat hem. Alsjeblief, zorg ervoor dat ik niet naar hem terug moet. Ik heb niemand anders.”

      Caitlin richtte zich naar Caleb en zag hoe hij haar aankeek. Beiden dachten ze tezelfdertijd aan hetzelfde.

      "Je bent veilig nu,” zei Caitlin. “Je hoeft je geen zorgen meer te maken. Je kunt met ons meekomen.”

      Scarlet deed haar ogen wijd open omdat ze verrast was, en ze verheugde zich. Ze glimlachte bijna.

      "Echt?" vroeg ze.

      Caitlin glimlachte terug en stak haar hand uit. Scarlet nam ze vast, terwijl ze op de voet geholpen werd. Ze zag de wonden op haar rug waar nog steeds bloed uit liep.Van ergens diep binnenin voelde Caitlin plots dat een kracht het van haar overnam. Ze dacht aan wat Aiden haar geleerd had, over de kracht om een te zijn met het universum en diep in zichzelf voelde ze een kracht opkomen die ze nog niet gekend had. Ze had altijd de kracht van de woede gevoeld, maar ze had nog nooit een kracht zoals de deze ervaren. Dit was een andere, nieuwe kracht, die tintelde van haar voeten tot haar benen, door haar lijf, door haar armen en tot in de topjes van haar vingers.

      Dit was de kracht om te genezen.

      Caitlin sloot haar ogen en concentreerde zich. Ze plaatste zachtjes haar handen op de rug van Scarlet, waar de littekens waren. Ze haalde diepademde en riep de kracht van het universum op. Ze beriep zich op al de training die Aiden haar gegeven had en concentreerde zich erop om wit licht naar het meisje te sturen. Ze voelde haar handen heel heet worden en voelde een ongelooflijke energie door haar heen lopen.

      Caitlin was niet zeker hoeveel tijd er voorbijgegaan was wanneer ze haar ogen opnieuw opende. Ze keek op en deed ze langzaam open. Ze zag dat Scarlet haar terug aanstaarde met haar ogen wijd open van verbazing. Caleb staarde haar ook met verbazing aan.

      Caitlin keek naar beneden en zag dat de wonden van Scarlet helemaal genezen waren.

      "Ben jij een tovenaar?" vroeg Scarlet.

      Caitlin glimlachte breed. “Iets dat er op lijkt."

      HOOFDSTUK ZES

      Sam vloog met Polly over het Britse platteland, maar hield haar op een afstand. Hun vleugels waren gespreid, maar ze waren niet zo dicht dat ze elkaar zouden kunnen aanraken. Ze wilde wat afstand tussen hen twee bewaren. Sam gaf hier de voorkeur aan en hij ging er van uit dat ze dat ook zo wilde. Hij vond Polly leuk, maar na het fiasco met Kendra was hij er niet klaar voor om iemand van het andere geslacht dichterbij te laten komen en dat zou nog wel een tijdje duren. Het zou nog wat tijd vergen voor hij terug iemand zou kunnen vertrouwen. Zelfs iemand die zo dicht bij zijn zuster had gestaan. Zoals in het geval van Polly.

      Ze hadden uren gevlogen en toen Sam naar beneden keek in het ochtendlicht, zag hij, zelfs op deze mooie herfstdag, eindeloze stukken landbouwland met tussendoor kleine huizen en rook die uit de stenen schoorstenen ervan kwam. Hij zag soms iemand buiten in zijn tuin die met kleren bezig was en ze aan de waslijn hing. Er waren echter niet veel huizen. Dit platteland scheen zo helemaal landelijk te zijn dat hij zich begon af te vragen of er eigenlijk wel steden waren in dit tijdperk—in welke tijd en plaats ze ook waren.

      Sam had geen idee waar hij naartoe moest gaan en Polly was geen grote hulp. Ze hadden allebei hun vampierzintuigen gebruikt om ergens hoogte van kunnen te krijgen, om zich te kunnen concentreren en om te kunnen aanvoelen waar Caitlin zou kunnen zijn. Ze hadden alle twee intuïtief aangevoeld waar ze zich ruwweg zou kunnen bevinden en ze waren al uren aan het vliegen. Maar sinds die tijd hadden ze geen aanwijzingen gehad of directe tips. Sams instincten vertelden hem dat Caitlin in een grote stad was. Maar ze waren gedurende honderden kilometers nergens iets tegengekomen dat maar een beetje op een stad leek.

      Net wanneer Sam zich begon af te vragen of ze de juiste richting hadden gekozen, gingen ze door een bocht en was hij verrast om te zien wat er zich in de verte aandiende. Daar op de horizon, lag een stad die verder uitdeinde. Hij kon de stad niet plaatsen en hij was niet zeker of hij ze hoe dan ook van dichtbij kon herkennen. Hij was nogal slecht in aardrijkskunde en geschiedenis was nog erger. Het was het resultaat van teveel te verhuizen, van met de verkeerde vrienden om te gaan en van niet op te letten in school. Hij was een student geweest die altijd met de hakken over de sloot slaagde, zelfs wanneer hij het potentieel had om een tien te behalen. Maar met zijn opvoeding was het gewoon te moeilijk geweest om een reden te vinden om zijn aandacht erbij te houden. Nu had hij er spijt van.

      "Het is Londen!" riep Polly verheugd en verrast uit. "Oh mijn God! Londen! Ik kan het niet geloven. We zijn hier! We zijn echt hier! Wat een ongelooflijke stad om in te verblijven!” riep ze opgewonden.

      Godzijdank voor Polly, dacht Sam. Hij voelde zich dommer dan ooit. Hij was er zich van bewust dat hij veel van haar kon leren.

      Toen ze dichter kwamen en de gebouwen in zicht kwamen, verheugde hij zich op de architectuur. Zelf vanop deze grote afstand kon hij de torens van de kerken zien uittorenen in de lucht. Het maakt dat de lucht werd afgebakend werd zoals een veld met lansen. Toen ze nog dichter in de buurt kwamen, zag hij hoe groots en magnifiek al de kerken waren—en hij was verbaasd dat ze er al oud uitzagen. In vergelijking, leek de rest van de architectuur er wel een van dwergen te zijn.

      Toen hij het allemaal in zich begon op te nemen, voelde hij goed