"Ben je OK?" vroeg Caleb, terwijl hij naast haar kwam lopen. "Wat is er?”
Caitlin veegde vlug een traan weg. Ze kneep zichzelf in de wang, en realiseerde zich dat ze niet aan het dromen was. Het was allemaal echt en dat schokte haar nog het meest.
“Niets," zei ze vlug, en ze zette een geforceerde glimlach op. Ze hoopte dat hij haar gedachten niet had kunnen lezen.
Caleb stond naast haar en samen keken ze recht uit op het midden van de Thames. Het was een brede rivier en volledig verstopt door verkeer. Zeilboten in elke maat baanden er zich een weg door en deelden het water met roeiboten, vissersboten en ieder soort van vaartuig. Het was een drukke waterweg en Caitlin verheugde zich op de grootte van al de verschillende boten en zeilen waarvan sommigen meters in de lucht klommen. Ze vond het leuk dat het water kalm bleef ook al waren er zoveel vaartuigen. Er waren geen geluiden van motoren of motorboten. Er was gewoon het geluid van de zeilen die in de wind fladderden. Het maakte haar rustig. De lucht daarboven was met de constante bries ook nog eens fris en eindelijk zonder geurtjes.
Ze richtte zich naar Caleb en ze gingen verder met wandelen langs de brug met Ruth op de hielen. Ruth begon nu opnieuw te janken en Caitlin kon nu haar honger voelen. Ze wilde halt houden. Maar overal waar ze rondkeek, kon ze nog steeds geen eten vinden. Ze kreeg zelfs als maar meer honger.
Toen ze het midden van de brug bereikten, was Caitlin opnieuw geschokt door het uitzicht voor haar. Ze had niet gedacht dat er, na het zien van de hoofden op de staken, nog iets had kunnen zijn dat haar zou kunnen choqueren. Maar dit dus wel.
Daar, recht in het midden van de brug, stonden drie gevangenen met lussen rond hun nek, geblinddoekt, amper gekleed en amper nog in leven op een schavot. Een beul stond achter hen, hij droeg een zwarte kap met gaten voor zijn ogen.
"De volgende ophanging is om een uur!” schreeuwde hij uit. Een dichte en nog groter wordende menigte gaarde zich rond het schavot en was schijnbaar aan het wachten.
"Wat hebben zij misdaan?" vroeg Caitlin aan een van de mensen in de menigte.
"Ze werden betrapt bij het stelen, juffrouw," zei hij, terwijl hij nog niet eens de moeite deed om in haar richting te kijken.
“Een werd betrapt op het beledigen van de Koningin!” voegde een oud vrouwtje eraan toe.
Caleb leidde haar weg van het gruwelijke tafereel.
“Het kijken naar executies lijkt hier wel een dagelijkse sport te zijn," was het commentaar van Caleb.
“Het is wreed," zei Caitlin. Ze verbaasde zich erover hoe verschillend deze samenleving was van de hedendaagse en hoe tolerant men hier was tegenover wreedheid en geweld. Dit was Londen, een van de meeste beschaafde plekken van 1599. Ze kon zich amper voorstellen hoe de wereld eruit zag buiten een beschaafde stad zoals de deze. Het was verbazend hoeveel de samenleving en de regels ervan veranderd waren.
Ze waren eindelijk de brug over en toen ze aan de brugbasis aan de andere kant stonden, keerde Caitlin zich om naar Caleb. Ze keek naar haar ring en las weer hardop:
Over de Brug, Achter de Beer,
Met de Winden van de Zon, laten we Londen achter ons liggen.
"Wel, als we dit correct volgen, dan zijn we net ‘de brug over’. “’Het volgende zou ‘Achter de Beer’ zijn.” Caitlin keek hem aan. “Wat zou dat kunnen betekenen?"
“Ik wou dat ik het wist," zei hij.
"Ik heb het idee dat mijn vader dichtbij is," zei Caitlin.
Ze sloot haar ogen en wou dat er een aanwijzing zou komen.
Net op dat moment, haastte een jongeman zich langs hen heen. Hij droeg een grote stapel pamfletten met zit mee en hij riep in het voorbijgaan. "BEREN-HONDENGEVECHTEN! Vijf pence! Deze kant op! BEREN-HONDENGEVECHTEN! Vijf pence! Deze kant op!”
Hij kwam dichterbij en duwde Caitlin een pamflet in de handen. Ze keek naar beneden en zag, in grote letters, de woorden “Beren-Hondengevechten,” met een ruwe afbeelding van een stadion.
Ze keek naar Caleb, en hij keek haar op hetzelfde moment aan. Ze keken alle twee naar de jongen toen hij verdween in de richting van de weg.
“Beren-Hondengevechten?" vroeg Caitlin. “Wat is dat?”
“Ik herinner me het nu,” zei Caitlin. “Het was de populaire sport van de tijd. Ze zetten een beer in een cirkel en bonden hem aan een paal. Vervolgens werd hij gelokt met wilde honden. Ze zetten in op weddenschappen en wedden wie gaat winnen: de beer of de honden.”
"Dat is ziek," zei Caitlin.
"Dat raadsel,” zei hij. “‘Over de brug, en Achter de Beer. Denk je dat het dat zou kunnen zijn?”
Alsof ze een waren, draaiden ze zich alle twee om en volgden de jongen die nu ver weg verwijderd was, terwijl hij verder riep.
Ze gingen naar rechts aan de voet van de brug en wandelden langs de rivier. Ze waren nu aan de andere kant van de Thames en liepen nu door een straat met de naam "Clink Street." Deze kant van de rivier, zo merkte Caitlin, was weer helemaal anders dan de andere. Hier was het minder bebouwd, minder bevolkt. De huizen waren hier ook lager, ruwer en deze kant van de rivier was meer verwaarloosd. Er waren zeker minder winkels en dunnere menigten.
Ze kwamen al vlug bij een groot bouwwerk en Caitlin kon uit de tralies voor het raam en de bewakers er buiten, opmaken dat het een gevangenis was.
Clink Street, dacht Caitlin. Een gepaste benaming.
Het was een enorm uitgestrekt gebouw en terwijl ze er voorbijkwamen, zag Caitlin handen en gezichten tussen de tralies steken. Ze keken haar aan terwijl ze er langsgingen. Honderden gevangen zaten hier op elkaar gepakt en ze vielen naar haar uit. Ze riepen groffe dingen toen ze er voorbijgingen.
Ruth gromde terug en Caleb kwam dichterbij.
Ze wandelden verder en kwamen voorbij een straat met een bord met “Dead Man's Place” (Plaats voor Dode Mannen) erop. Ze keek naar haar rechterkant en zag nog een schavot dat voor een andere terechtstelling voorbereid werd. Een gevangene stond te beven op het platform en was geblinddoekt met een strop rond zijn nek.
Caitlin was zo afgeleid dat ze de jongen bijna uit het oog verloor en ze voelde hoe Caleb haar hand vastnam om haar verder door Clink Street te gidsen.
Toen ze verdergingen, hoorde Caitlin plots een ver geroep dat gevolgd werd door een gegrom. Ze zag de jongen in de verte het hoekje omgaan en hoorde dan een andere schreeuw. Ze werd dan opgeschrikt doordat ze de aarde onder zich voelde schudden. Ze had niet meer zoiets gevoeld sinds het Romeinse Colosseum. Ze realiseerde zich dat daar net achter de hoek een enorm stadion of iets dergelijks moest zijn.
Toen ze de hoek omgingen, was ze verbaasd door wat ze te zien kreeg. Het was een enorme cirkelvormige structuur die eruit zag als een miniatuur van het Colosseum. Ze was opgebouwd uit verschillende verdiepingen die de hoogte ingingen en werd afgesloten van het zicht. Aan elke kant waren er echter gebogen deuren die ernaartoe leidden. Ze kon het geroep nu luider horen, en het kwam duidelijk van achter de muren.
Voor het gebouw hingen honderden mensen rond. Het waren sommige van de meest ruwe mensen die ze ooit gezien had. Sommigen waren amper gekleed, vele hadden enorme buiken die vooruit staken, ongeschoren en ongewassen. Wilde honden zwierven tussen hen in en Ruth gromde. Haar rugharen stonden rechtop, ze was duidelijk gespannen.
Verkopers duwden hun karren in de modder en velen verkochten glazen jenever. Zoals de menigte eruit zag, leek het erop dat de meeste mensen deelnamen. De menigte behandelde elkaar ruw en de meesten leken dronken. Een ander rumoer steeg op uit de massa. Caitlin keek op en zag het bord dat over het stadion hing: “Beren-Hondengevechten.”
Ze voelde haar maag keren. Was deze samenleving echt zo wreed?
Het kleine stadion leek deel uit te maken van een complex. In de verte stond een kleiner stadion met een enorm bord waarop “Stierengevechten” stond. En daar,