“Bravo,” klonk een langzame, sardonische stem.
Gareth draaide zich met een ruk om, geschokt dat er nog iemand bij hem in zijn kamer was. Hij herkende de stem meteen; het was een stem waar hij door de jaren heen heel bekend mee was geworden, een stem die hij was gaan haten. Het was de stem van zijn vrouw.
Helena.
Daar stond ze, in een hoek van de kamer, hem observerend terwijl ze haar opium pijp rookte. Ze inhaleerde diep, hield de rook binnen, en liet die toen langzaam ontsnappen. Haar ogen waren rood, en hij kon zien dat ze al te lang had gerookt.
“Wat doe je hier?” vroeg hij.
“Dit is mijn bruidskamer,” antwoordde ze. “Ik kan hier alles doen wat ik wil. Ik ben je vrouw en je koningin. Vergeet dat niet. Ik heers net zo goed over dit koninkrijk als jij. En na je debacle vandaag, zou ik de term heersen erg losjes gebruiken.”
Gareths gezicht brandde rood. Helena had altijd een manier om hem op de laagste plek te raken, altijd op het verkeerde moment. Hij verachtte haar meer dan alle vrouwen in zijn leven. Hij kon nauwelijks bevatten dat hij had ingestemd met haar te trouwen.
“Is dat zo?” spoog Gareth. Hij draaide zich om en liep ziedend op haar af. “Je vergeet dat ik Koning ben, jij hoer, en ik zou je gevangen kunnen zetten, net als iedereen in mijn koninkrijk, of je nu mijn vrouw bent of niet.”
Ze lachte hem uit en snoof spottend.
“En dan?” beet ze. “Gaan je nieuwe onderdanen dan aan je seksualiteit twijfelen? Nee, dat betwijfel ik ten zeerste. Niet in de listige wereld van Gareth. Niet in het hoofd van de man die meer dan wie dan ook geeft om wat andere mensen van hem denken.”
Gareth stopte voor haar, en besefte dat ze dwars door hem heen keek. Het irriteerde hem tot op het bot. Hij begreep haar dreigement en besefte dat met haar in discussie gaan hem geen goed zou doen. Dus stond hij daar, zwijgend, wachtend, zijn vuisten gebald.
“Wat wil je?” zei hij langzaam, terwijl hij zichzelf ervan trachtte te weerhouden iets stoms te doen. “Je komt niet naar me toe tenzij je iets van me wilt.”
Ze lachte spottend.
“Ik neem wat ik wil. Ik ben niet gekomen om je om iets te vragen, maar om je iets te vertellen: je hele koninkrijk heeft zojuist gadegeslagen hoe je faalde het zwaard op te tillen. Waar laat dat ons?”
“Hoe bedoel je, ons?” vroeg hij, terwijl hij zich afvroeg waar ze heen wilde.
“Je mensen weten nu wat ik altijd heb geweten: dat je een mislukkeling bent. Dat je niet de Uitverkorene bent. Gefeliciteerd. Nu is het ten minste officieel.”
Hij keek haar dreigend aan.
“Mijn vader faalde het zwaard op te tillen. Dat heeft hem er niet van weerhouden om effectief als Koning te regeren.”
“Maar het beïnvloedde zijn heerschap,” beet ze. “Ieder moment.”
“Als je zo ontevreden bent met mijn onvermogen,” zei Gareth woedend, “waarom rot je dat niet gewoon op? Verlaat me! Laat ons bespottelijke huwelijk achter je. Ik ben nu Koning. Ik heb je niet meer nodig.”
“Ik ben blij dat je dat ter sprake brengt,” zei ze, “want dat is precies waarom ik hier ben gekomen. Ik wil dat je ons huwelijk officieel beëindigd. Ik wil scheiden. Er is een man waar ik van hou. Een echte man. Eén van je ridders. Hij is een krijger. We zijn verliefd, het is echte liefde. Ik heb nog nooit zoiets gehad. Ik wil scheiden, zodat ik deze affaire niet meer geheim hoef te houden. Ik wil onze liefde kenbaar maken. En ik wil met hem trouwen.”
Gareth staarde haar aan, geschokt. Hij voelde zich hol van binnen, alsof iemand zojuist een dolk door zijn borst had geduwd. Waarom moest Helena juist nu opduiken? Waarom uitgerekend nu? Het was teveel voor hem. Het voelde alsof de hele wereld hem trapte terwijl hij op de grond lag.
Ondanks alles besefte Gareth zich verast dat hij diepe gevoelens had voor Helena, want toen hij haar woorden hoorde, toen zij hem vroeg om te scheiden, deed het iets met hem. Het deed hem verdriet. Ondanks alles deed het hem beseffen dat hij niet van haar wilde scheiden. Als het van hem kwam, was het nog tot daar aan toe; maar als het van haar kwam, was het iets anders. Hij wilde niet dat ze haar zin zou krijgen, niet zo gemakkelijk.
Bovenal vroeg hij zich af hoe een scheiding zijn koningschap zou beïnvloeden. Een gescheiden Koning zou wellicht teveel vragen doen rijzen. En ondanks alles besefte hij dat hij jaloers was op deze ridder. En hij verachtte het dat ze zijn gebrek aan mannelijkheid inwreef. Hij wilde wraak. Op hen beiden.
“Geen sprake van,” beet hij. “Je bent aan mij verbonden. Voor altijd mijn vrouw. Ik zal je nooit vrijlaten. En als ik ooit deze ridder tegenkom met wie je vreemd gaat, zal ik hem laten martelen en executeren.”
“Ik ben niet je vrouw!” snauwde Helena terug. “Je bent niet mijn man. Je bent geen man. Onze verbintenis is niet heilig. Dat is het nooit geweest. Het was een gearrangeerd partnerschap om macht. En ik walg ervan—dat heb ik altijd al gedaan. En het heeft mijn enige kans verpest om echt getrouwd te zijn.”
Ze hijgde, en werd steeds furieuzer.
“Je geeft me mijn scheiding, of ik zal het hele koninkrijk vertellen wat voor man je bent. Jouw keus.”
Met die woorden draaide Helena zich om. Ze marcheerde de kamer uit, door de open deur, en nam niet eens de moeite om hem achter haar te sluiten.
Gareth stond alleen in de stenen kamer, luisterend naar de echo’s van haar voetstappen. Hij voelde een rilling over zijn lichaam lopen die hij niet van zich af kon schudden. Was er dan niets meer waar hij zich aan vast kon houden?
Terwijl Gareth daar stond, trillend, naar de open deur kijkend, was hij verast toen hij zag dat er iemand anders binnen kwam lopen. Hij had nauwelijks tijd gehad om zijn conversatie met Helena tot zich door te laten dringen, om haar dreigementen te verwerken, en nu liep er een ander bekend gezicht binnen. Firth. Zijn gewoonlijke huppeltje was weg en hij kwam de kamer binnen met een schuldige blik in zijn ogen.
“Gareth?” vroeg hij. Hij klonk onzeker.
Firth staarde met grote ogen naar hem, en Gareth kon zien hoe erg hij het vond. Hij moest het erg vinden, dacht Gareth. Het was tenslotte Firth geweest die hem ertoe had aangezet om het zwaard op te tillen, die hem uiteindelijk had overtuigd, die hem had laten denken dat hij meer was dan hij was. Zonder Firths gefluister, wie weet wat er dan was gebeurd? Misschien had Gareth dan wel nooit getracht het zwaard op te tillen.
Gareth draaide zich ziedend naar hem om. Eindelijk had hij iemand om al zijn woede op te richten. Firth was ten slotte degene geweest die zijn vader had vermoord. Het was Firth, deze stomme staljongen, die hem in deze situatie had gebracht. Nu was hij slechts de zoveelste falende opvolger in de MacGil familie.
“Ik haat je,” zei Gareth ziedend. “Hoe zit het nu met je beloften? Hoe zit het met je vertrouwen dat ik het zwaard zou kunnen optillen?”
Firth slikte. Hij zag er erg nerveus uit. Hij was sprakeloos. Hij had overduidelijk niets te zeggen.
“Het spijt me, mijn Heer,” zei hij. “Ik had het mis.”
“Je had een heleboel dingen mis,” beet Gareth.
Inderdaad, hoe langer Gareth erover nadacht, hoe meer bij besefte hoe vaak Firth het bij het verkeerde eind had gehad. Sterker nog, als Firth er niet was geweest, dan zou zijn vader nu nog leven—en zou Gareth nu niet in deze rotsituatie zitten. Het gewicht van het koningschap zou niet op zijn schouders rusten, en niets zou misgaan. Gareth verlangde terug naar de simpele dagen, toen hij nog geen Koning was, toen zijn vader nog leefde. Hij voelde een plotseling verlangen om die terug te halen, die dagen. Maar dat kon hij niet. En dat was Firth zijn schuld.
“Wat doe je hier?” drong Gareth aan.
Firth schraapte zijn keel. Hij was overduidelijk nerveus.
“Ik heb… geruchten gehoord…