Maar dat was nog niet eens het ergste. Van achter de stad verschenen nog duizenden van Andronicus’ mannen, versterkingen. Net toen Kendrick dacht dat ze op de vlucht waren geslagen, was het tij weer gekeerd. Sterker nog, hun leger kwam nu hun kant op. Een enorme, gedisciplineerde golf van verwoesting.
Het enige alternatief was terugtrekken naar Silesia, om de stad te houden tot het Rijk het weer zou bezetten, tot ze weer slaven waren. En dat mocht nooit gebeuren.
Kendrick was nooit iemand geweest die terugdeinsde voor een confrontatie, zelfs niet wanneer hij in de minderheid was. Hetzelfde gold voor alle andere dappere krijgers van MacGils leger, van Silesia, van de Zilveren. Kendrick wist dat ze met hem tot de dood zouden vechten. Terwijl hij het heft van zijn zwaard stevig vast greep, wist hij precies wat hij moest doen.
De mannen van het Rijk lieten een strijdkreet uit, die door Kendricks mannen met een nog luidere strijdkreet werd beantwoord.
Terwijl Kendrick en zijn mannen de helling af galoppeerden om het tegemoetkomende leger te confronteren in een gevecht dat ze niet konden winnen, zetten Andronicus’ mannen de vaart erin. Kendrick voelde de wind door zijn haar gaan, de trilling van het zwaard in zijn hand, en hij wist dat het slechts een kwestie van tijd was voor hij zichzelf weer zou verliezen in dat enorme gekletter van metaal, in die bekende rite van zwaarden.
Ineens hoorde Kendrick tot zijn verassing een gekrijs boven zich; hij keek op naar de hemel en zag iets door de wolken heen barsten. Hij had het al een keer eerder gezien—Thor die op de rug van Mycoples verscheen—maar toch benam het zicht hem de adem. Vooral omdat deze keer Gwen ook op de rug van de draak zat.
Kendricks hart zwol toen hij ze een duikvlucht zag maken en besefte wat er ging gebeuren. Hij grijnsde breed, hief zijn zwaard hoog en spoorde zijn paard aan nog sneller te gaan. Voor het eerst wist hij dat de overwinning op deze dag toch voor hen zou zijn.
*
Thor en Gwen vlogen op de rug van Mycoples door de wolken heen. Haar grote vleugels klapperden sneller en sneller. Thor voelde dat Kendrick en de anderen in gevaar waren, en ze braken door de wolken heen. Onder zich zag hij, tussen de glooiende heuvels van de Ring, de uitgestrekte divisie van Andronicus, die op Kendricks mannen afrende.
Thor stuurde Mycoples naar beneden.
“Duiken!” fluisterde hij.
Ze dook laag, zo dicht bij de grond dat Thor bijna van haar rug af kon springen. Toen opende ze haar bek en spuwde ze vuur. De hitte was verschroeiend. Vuurgolven rolden over de velden en smoorden het doodsbange geschreeuw van de mannen van het Rijk. Mycoples zorgde voor een verwoesting zoals de mannen nog nooit hadden gezien. Ze zette het platteland in vuur en vlam, en duizenden van Andronicus’ mannen werden verzwolgen.
Degenen die het overleefden sloegen op de vlucht. Thor zou de rest van hen aan Kendrick overlaten.
Thor keerde om naar de stad en zag dat zich daar nog duizenden andere soldaten bevonden. Hij wist dat Mycoples niet in zo’n krap gebied kon manoeuvreren, met die steile muren, en dat het te riskant zou zijn om haar daar te laten landen. Thor zag honderden soldaten met pijlen en speren, en hij vreesde voor de schade die ze op zo’n korte afstand zouden kunnen aanrichten. Het beviel hem niets. Hij voelde het Zwaard van het Lot in zijn hand pulseren en hij wist dat dit een strijd was die hij zelf moest uitvechten.
Thor stuurde Mycoples naar beneden en ze landde vlak voor de stad, buiten het enorme ijzeren valhek.
Thor leunde naar voren en fluisterde in Mycoples’ oor: “Het hek. Brand het plat en ik zal het vanaf daar overnemen.”
Mycoples zat daar en krijste naar hem. Ze klapperde ongewillig met haar vleugels. Ze wilde bij Thor blijven en aan zijn zijde vechten in de stad. Maar Thor wilde haar de kans niet geven.
“Dit is mijn gevecht,” hield hij vol. “En ik heb jou nodig om Gwen in veiligheid te brengen.”
Mycoples leek hem te begrijpen. Ineens kromde ze haar nek en ze spuwde vuur naar het ijzeren hek, dat begon te smelten.
Thor boog zich naar Mycoples.
“Ga!” fluisterde hij naar haar. “Breng Gwen in veiligheid.”
Thor sprong van haar rug of en hij voelde het Zwaard van het Lot in zijn hand pulseren.
“Thor!” riep Gwen uit.
Maar Thor rende al naar de gesmolten hekken. Hij hoorde Mycoples opstijgen en wist dat ze Gwen in veiligheid zou brengen.
Thor sprintte door de poorten, de binnenplaats op, recht het hart van de stad in, naar de duizenden soldaten. Het Zwaard van het Lot vibreerde in Thors hand als een levend wezen, en leek hem te dragen, alsof hij lichter was dan lucht. Het enige dat hij hoefde te doen was het vasthouden.
Thor voelde zijn arm en pols en lichaam bewegen. Het zwaard sneed door de mannen heen alsof ze van boter waren en doodde er tientallen in één enkele slag. Thor draaide om zijn af en verwoestte alles om zich heen. Eerst trachtte het Rijk terug te vechten; maar toen Thor door schilden, wapenrustingen en wapens heen sneed alsof ze niet bestonden, nadat hij rijen van mannen had gedood, beseften ze waar ze het tegen op moesten nemen: een magische, niet te stoppen wervelwind van verwoesting.
Er brak chaos uit in de stad. De duizenden soldaten van het Rijk probeerden te vluchten en bij Thor uit de buurt te komen. Maar ze konden nergens heen. Thor, die zich liet leiden door het zwaard, was veel te snel, als een bliksem die zich door de stad verspreidde. De soldaten renden in paniek tegen elkaar op, tegen de stadsmuren, en verdrongen zich om eruit te komen.
Thor liet hen niet ontsnappen. Hij sprintte door alle hoeken van de stad met een snelheid die hij nooit voor mogelijk had kunnen houden. Hij dacht aan Gwendolyn, aan wat Andronicus haar had aangedaan, en hij wilde wraak. Het was tijd om alles te rectificeren wat Andronicus had gedaan.
Andronicus. Zijn vader. De gedachte brandde in hem. Met elke uithaal van het zwaard beeldde Thor zich in dat hij hem doodde. Thor wilde iemand anders zijn, van iemand anders. Hij wilde een vader op wie hij trots kon zijn. Als het maar geen Andronicus was. En als hij genoeg van deze mannen doodde, kon hij misschien, heel misschien, eindelijk van hem verlost zijn.
Thor vocht als in een waas. Hij sloeg alle kanten op, tot hij zich uiteindelijk realiseerde dat hij in het niets sloeg. Hij keek om zich heen en zag dat alle tienduizenden soldaten van Andronicus op de grond lagen, dood. De stad was gevuld met lichamen. Er was niemand meer om te doden.
Thor stond alleen op de binnenplaats, hijgend, het zwaard gloeiend in zijn handen.
Thor hoorde een gejuich in de verte; hij werd opgeschrikt uit zijn gedachten en rende de stad uit. In de verte zag hij Kendricks mannen, die de overgebleven troepen van het leger opjoegen.
Terwijl Thor door de stadspoorten rende zag Mycoples hem. Ze had op zijn terugkeer gewacht en landde, Gwen nog steeds op haar rug. Thor steeg op en ze gingen weer de lucht in.
Ze vlogen over Kendricks leger heen en Thor keek op hen neer, over de massa’s mannen en paarden en stof. Voor hen renden de overgebleven soldaten van Andronicus’ leger.
“Omlaag,” fluisterde Thor.
Ze doken omlaag en gingen achter de soldaten vliegen. Mycoples spuwde vuur en vaagde de ene na de andere rij uit. Er rees geschreeuw op, en al snel hadden ze de hele achterhoede weggevaagd.
Eindelijk was er niemand meer over om te doden.
Ze vlogen door over de uitgestrekte velden. Thor wilde er zeker van zijn dat er niemand meer over was. In de verte zag Thor het grote gebergte, de Hooglanden, die het Oosten van het Westen scheidde. Tussen hier en de Hooglanden was geen levende soldaat van het Rijk meer te bekennen. Thor was tevreden.
Het hele Westelijk Koninkrijk van de Ring was bevrijd. Er waren vandaag genoeg doden gevallen. De zon begon onder te gaan, en wat er achter de Hooglanden lag, kon wachten.
Thor cirkelde terug naar Kendrick. Het platteland