Een Rite Van Zwaarden . Морган Райс. Читать онлайн. Newlib. NEWLIB.NET

Автор: Морган Райс
Издательство: Lukeman Literary Management Ltd
Серия: De Tovenaarsring
Жанр произведения: Героическая фантастика
Год издания: 0
isbn: 9781632912169
Скачать книгу
en op de duizenden soldaten van het Rijk afreden. Kendrick bereikte hen als eerste. Hij hief zijn schild en blokkeerde een aanval, terwijl hij uithaalde met zijn zwaard en twee soldaten tegelijk doodde. Zonder te aarzelen draaide hij om zijn as en blokkeerde een zwaard, om vervolgens het zijne in de buik van een soldaat van het Rijk te steken. Terwijl de man stierf, dacht Kendrick aan wraak; hij dacht aan Gwendolyn, aan zijn mensen, aan alle mensen in de Ring die hadden geleden.

      Reece, die naast hem reed, haalde uit met zijn strijdknots en raakte een soldaat tegen de zijkant van zijn hoofd, waardoor hij van zijn paard viel. Toen hief hij zijn schild en blokkeerde hij een zijlingse aanval. Hij zwaaide zijn strijdknots rond en schakelde ook die aanvaller uit. Elden, naast hem, galoppeerde naar voren en bracht zijn bijl neer op een soldaat die op Reece afkwam. Hij hakte in zijn borst, recht door zijn schild heen.

      O’Connor vuurde met een dodelijke precisie zijn pijlen af, zelfs op korte afstand. Ondertussen wierp Conven zich in de strijd. Hij vocht roekeloos, en nam niet eens de moeite om zijn schild te gebruiken. Hij vocht met twee zwaarden en ging recht op de massa soldaten van het Rijk af, alsof hij wilde sterven. Maar wonder boven wonder stierf hij niet. Hij schakelde links en rechts soldaten uit.

      Indra lag niet ver achter hen. Ze was onbevreesd, moediger zelfs dan de meeste mannen. Ze gebruikte haar dolk en haar sluwheid, en werkte zich als een vis door de rangen heen terwijl ze soldaten van het Rijk in hun keel stak. Ze dacht aan haar thuisland, aan hoe haar mensen hadden geleden onder de toorn van het Rijk.

      Een soldaat van het Rijk haalde met zijn bijl uit naar Kendricks hoofd voor hij hem kon ontwijken; maar Kendrick hoorde een luid gekletter boven zijn hoofd en keek op naar zijn vriend Atme, die de aanval met zijn schild blokkeerde. Atme stak zijn korte speer in de maag van de aanvaller. Kendrick wist dat hij voor de zoveelste keer zijn leven had gered.

      Terwijl een andere soldaat met een boog en pijl recht op Atme afkwam, reed Kendrick naar voren en sloeg hij met zijn zwaard de boog uit de handen van de soldaat, waardoor de pijl doelloos over Atme’s hoofd heen zeilde. Kendrick raakte de soldaat op de brug van zijn neus met het heft van zijn zwaard, waardoor de man van zijn paard viel en vrijwel meteen werd vertrapt. Nu stonden ze quitte.

      En zo ging de strijd verder. Er vielen aan beide kanten mannen, maar het Rijk had de meeste slachtoffers. Kendricks mannen waren bezeten van woede en drongen steeds verder de stad binnen. Uiteindelijk vonden ze hun momentum en spoelden ze als een enorme golf door de stad. De mannen van het Rijk waren sterke krijgers, maar ze waren het niet gewend om zich te hoeven verdedigen; meestal waren zij degenen die aanvielen. Ze waren overrompeld. Al spoedig waren ze niet meer in staat om Kendricks leger tegen te houden. Ze werden teruggedreven en er vielen steeds meer mannen aan hun kant.

      Na bijna een uur lang intens gevochten te hebben, trok het Rijk zich terug. Iemand aan hun kant blies op een hoorn, en ze begonnen zich om te draaien en gingen ervandoor, in een poging de stad te verlaten.

      Kendrick en zijn mannen achtervolgden hen door de stad, de achterste poorten door.

      De overgebleven troepen van het bataljon van het Rijk, nog enkele honderden mannen sterk, reden voor hun leven in een georganiseerde chaos. De bevrijde gevangenen in Lucia juichten. Kendricks mannen sneden hun touwen door en bevrijdden hen. De gevangenen verspilden geen tijd. Ze stripten de lichamen van hun wapens en renden naar de paarden van de gevallen soldaten van het Rijk, om ze te bestijgen en zich bij Kendricks mannen te voegen.

      Kendricks leger was nu twee keer zo groot als bij hun aankomst in Lucia, en ze zetten de achtervolging in. O’Connor en de andere boogschutters slaagden er in om er een paar uit te schakelen, en hier en daar vielen wat soldaten van hun paard.

      De achtervolging ging door, en net toen Kendrick zich begon af te vragen waar de soldaten van het Rijk heen vluchtten, bereikten ze de top van een heuvel. Beneden zich zag hij, genesteld in een vallei tussen twee heuvels, één van de grootste MacGil steden ten oosten van Silesia—Vinesia. Het was een substantiële stad, veel groter dan Lucia, met dikke stenen stadsmuren en versterkte ijzeren poorten. Nu begreep Kendrick waar de overgebleven troepen van het bataljon van het Rijk heen vluchtten. Deze stad was beschermd door tienduizenden van Andronicus’ mannen.

      Kendrick en zijn mannen hielden halt op de heuvel en observeerden de situatie. Vinesia was een grote stad, en ze waren zwaar in de minderheid. Hij wist dat het roekeloos was om het te proberen, en dat het veiliger was om terug te keren naar Silesia en dankbaar te zijn voor de overwinning die ze hadden behaald.

      Maar Kendrick was niet in de stemming voor veilige keuzes—en zijn mannen ook niet. Ze wilden bloed. Ze wilden wraak. En op deze dag deden kansen er niet langer toe. Het was tijd om de mannen van het Rijk te laten voelen waar de MacGils van gemaakt waren.

      “AANVALLEN!” riep Kendrick.

      Met een luide strijdkreet barstten de duizenden mannen naar voren en galoppeerden ze roekeloos van de heuvel af, op weg naar de grote stad en de nog grotere tegenstander, bereid om hun levens te geven, om het allemaal te riskeren voor eer en voor moed.

      HOOFDSTUK VIER

      Gareth hoestte en hijgde terwijl hij door het eenzame landschap strompelde. Zijn lippen waren gebarsten door het gebrek aan water, en hij had donkere kringen onder zijn ogen. De afgelopen dagen waren afschuwelijk geweest, en hij was er meer dan eens van overtuigd geweest dat zijn dagen geteld waren.

      Gareth was in Silesia ter nauwer nood ontsnapt aan Andronicus’ mannen. Hij had zich verborgen in een geheime doorgang in de muur en afgewacht. Opgekruld als een rat in de duisternis had hij gewacht op het juiste moment. Het had gevoeld alsof hij er dagen had gezeten. Hij had alles gezien. Vol ongeloof had hij toegekeken hoe Thor was teruggekeerd op de rug van die draak, en al die mannen van het Rijk had gedood. In de verwarring en chaos die was ontstaan, had Gareth zijn kans gegrepen.

      Terwijl niemand keek, was Gareth door de achterpoort uit Silesia ontsnapt. Hij had de weg naar het zuiden genomen, langs de rand van het Ravijn. Hij was dicht bij het bos gebleven om te zorgen dat niemand hem zou zien. Het had niet uitgemaakt—de wegen waren verlaten. Iedereen was in het oosten aan het vechten om de Ring. De weg was bezaaid met verkoolde lichamen van Andronicus’ mannen, en Gareth wist dat de strijd hier, in het zuiden, al gevochten was.

      Gareth had zijn weg naar het zuiden vervolgd. Zijn instinct dreef hem terug naar het Koninklijk Hof—of wat er van over was. Hij wist dat het verwoest was door Andronicus’ mannen, dat het waarschijnlijk in puin lag, maar toch wilde hij erheen. Hij wilde zo ver mogelijk bij Silesia vandaan zien te komen en terugkeren naar de enige plek waar hij veilig was. De plek die iedereen had verlaten. De plek waar hij ooit had geheerst.

      Nu, na dagen gelopen te hebben, verzwakt en ijlend van de honger, kwam Gareth eindelijk het bos uit en zag hij het Koninklijk Hof in de verte liggen. De muren waren nog intact, of in elk geval gedeeltelijk. De stad was bezaaid met de levenloze lichamen van Andronicus’ mannen, bewijs dat Thor hier was geweest. Afgezien daarvan was de stad verlaten. Het enige geluid was dat van de huilende wind.

      Dat kwam Gareth goed uit. Hij was toch niet van plan om de stad binnen te gaan. Hij was hier gekomen voor een klein, verborgen gebouw dat zich net buiten de stadsmuren bevond. Het was een plek waar hij geregeld was heen gegaan toen hij nog klein was. Het was een circulaire, marmeren structuur, die slechts enkele meters boven de grond uit stak en versierd was met standbeelden op het dak. Het had er altijd eeuwenoud uitgezien, alsof het uit de aarde was gegroeid. Het was de crypte van de MacGils. De plek waar zijn vader was begraven—en zijn vader voor hem.

      De crypte was de enige structuur waarvan Gareth zeker wist dat hij nog intact zou zijn. Wie zou er tenslotte de moeite nemen om een graftombe aan te vallen? Het was de enige overgebleven plek waar van hij wist dat niemand te moeite zou nemen om hem te zoeken. Het was een plek waar hij zich kon verbergen. Een plek waar hij alleen zou zijn. Een plek waar hij bij zijn voorvaderen kon zijn. En hoe erg Gareth zijn vader ook haatte, hij had nu vreemd genoeg de drang om bij hem in de buurt te zijn.

      Gareth haastte zich door het open veld. Een koude windvlaag deed de rillingen over zijn lichaam lopen terwijl hij zijn gerafelde mantel strakker om zijn schouders trok. Hij hoorde de schrille kreet van een wintervogel,