Gwen draaide zich om en liep verder. Ze schudde zijn woorden met een huivering van zich af en liep verder de helling op. Ze cirkelde de toren op en ging geleidelijk hoger en hoger, waar het ook was waar het ze heen leidde. Kristof kwam weer naast haar.
“Ik ben niet gekomen om de verdiensten van jouw sekte te bespreken,” zei Gwen. “Ik kan jou er niet van overtuigen om naar je vader terug te keren. Ik had beloofd het je te vragen en dat heb ik gedaan. Als je jouw familie niet waardeert, kan ik je het ook niet aanleren.
Kristof keek haar ernstig aan.
“En denk je dat mijn vader familie waardeert?” vroeg hij.
“Heel erg,” antwoordde ze. “Tenminste, van wat ik ervan kan zien.”
Kristof schudde zijn hoofd.
“Ik wil je iets laten zien.”
Kristof pakte haar bij de elleboog en leidde haar door een andere gang aan de linkerkant. Hij ging daarna een lange trap op en stopte voor een dikke, eiken deur. Hij keek haar betekenisvol aan en deed de deur open. Er zaten ijzeren tralies.
Gwen stond daar nieuwsgierig en nerveus om te zien wat hij haar dan ook wilde laten zien – toen keek ze door de tralies. Ze zag met afschuw een jong, mooi meisje alleen in de cel zitten. Ze staarde uit het raam en haar lange haren hingen voor haar gezicht. Alhoewel haar ogen wagenwijd open stonden, leek ze geen aandacht aan hun aanwezigheid te schenken.
“Dit is hoeveel mijn vader om familie geeft,” zei Kristof.
Gwen keek hem nieuwsgierig aan.
“Zijn familie?” vroeg Gwen verbouwereerd.
Kristof knikte.
“Kathryn. Zijn jongste dochter. Degene die hij voor de wereld verborgen houdt. Ze is hierheen verbannen, naar deze cel. Waarom? Omdat ze geraakt is. Omdat ze niet perfect is, net als hem. Omdat hij zich voor haar schaamt.”
Gwen werd stil. Ze voelde een knoop in haar maag toen ze verdrietig naar het meisje keek, ze wilde haar helpen. Ze begon aan de Koning te twijfelen en vroeg zich af of er enige waarheid zat in de woorden van Kristof.
“Eldof waardeert familie,” ging Kristof verder. “Hij zou nooit één van zijn eigen verlaten. Hij waardeert onze echte ik. Niemand wordt hier uit schaamte weggestuurd. Dat is de schaduwzijde van trots. En degenen die geraakt zijn, zijn het meest dichtbij hun echte ik.”
Kristof zuchtte.
“Als je Eldof ontmoet,” zei hij, “zal je het begrijpen. Er is niemand zoals hem, er zal ook nooit iemand zoals hem zijn.”
Gwen kon het fanatisme in zijn ogen zien, zag hoe hij in deze plek verloren was, deze sekte, en ze wist dat hij te ver heen was om ooit weer naar de Koning terug te keren. Ze keek weer en zag de dochter van de Koning zitten. Ze werd overspoeld met verdriet voor haar, voor deze hele plek, voor deze uit elkaar gevallen familie. Haar perfecte beeld van de Bergrug, van de perfecte koninklijke familie, viel uiteen. Deze plek had, net als ieder andere, zijn eigen donkere plekjes. Er was hier een stille strijd gaande en het was een strijd tussen geloven.
Het was een strijd waarvan Gwen wist die ze niet kon winnen en ze had er ook geen tijd voor. Gwen dacht aan haar eigen verlaten familie en ze voelde de immense drang om haar man en zoon te redden. Haar hoofd tolde op deze plek, de wierook hing dik in de lucht en het gebrek aan ramen desoriënteerde haar. Ze wilde pakken wat ze nodig had en weggaan. Ze probeerde zich te herinneren waarom ze hier gekomen was en toen kwam het allemaal weer bij haar terug: de Bergrug redden, zoals ze het de Koning beloofd had.
“Jouw vader denkt dat deze toren een geheim bewaart,” zei Gwen en kwam ter zake, “een geheim wat de Bergrug kan redden, jouw mensen kan redden.”
Kristof glimlachte en kruiste zijn vingers.
“Mijn vader en zijn geloven,” antwoordde hij.
Gwen fronste haar wenkbrauwen.
“Zeg je dat het niet waar is?” vroeg ze. “Dat er geen oeroud boek is?”
Hij pauzeerde, keek de andere kant op, toen zuchtte hij diep en bleef lange tijd stil. Eindelijk ging hij door.
“Wat er aan jou geopenbaard moet worden en wanneer,” zei hij, “dat weet ik niet. Alleen Eldof kan jouw vragen beantwoorden.”
Gwen kreeg een dringend gevoel.
“Kan je mij naar hem toebrengen?”
Kristof glimlachte, draaide zich om en begon de gang door te lopen.
“Natuurlijk,” zei hij. Hij liep snel en was al ver weg. “Als een mot naar een vlam.”
HOOFDSTUK VIJF
Stara stond op het hachelijk platform. Ze probeerde niet naar beneden te kijken terwijl ze alsmaar hoger de lucht in werd gehesen. Ze zag met iedere ruk aan het touw het panorama zich uitweiden. Het platform ging hoger en hoger langs de rand van de Bergrug en Stara stond daar met bonkend hart en vermomd. De kap was ver over haar gezicht getrokken en zweet liep langs haar rug toen ze de woestijnhitte voelde opkomen. Het was benauwd op deze hoogte en de dag was nauwelijks aangebroken. Overal om haar heen was het eeuwig durende geluid van touwen en katrollen, wielen die kraakten, terwijl de soldaten trokken en trokken. Geen van hen had door wie ze was.
Zodra het stopte en alles stil werd, stond ze aan de top van de Bergrug – het enige geluid wat ze hoorde was het huilen van de wind. Het uitzicht was overweldigend en ze had het gevoel alsof ze aan de top van de wereld stond.
Het bracht herinneringen naar boven. Stara dacht aan de tijd dat ze voor het eerst bij de Bergrug aankwam, zo uit de Grote Woestenij, met Gwendolyn, Kendrick en alle andere achterblijvers. De meesten waren meer dood dan levend. Ze wist dat ze geluk had dat ze het overleefd had en eerst was het zicht van de Bergrug een geweldig geschenk geweest, een zicht van verlossing.
Maar nu hier was ze, klaar om te vertrekken, om de Bergrug nogmaals af te dalen aan de andere kant. Om terug te gaan naar de Grote Woestenij, terug naar wat een zekere dood zou zijn. Naast haar steigerde haar paard, de hoeven klakten op het holle platform. Ze reikte uit en aaide geruststellend de manen. Dit paard zou haar redding zijn, haar ticket hier vandaan. Het zou haar terugreis door de Grote Woestenij anders maken dan de vorige keer.
“Ik herinner me geen bevelen van onze aanvoerder over dit bezoek,” klonk de commanderende stem van een soldaat.
Stara stond helemaal stil, wetende dat ze het over haar hadden.
“Dan neem ik het met jouw aanvoerder zelf op – en met mijn neef, de Koning,” antwoordde Fithe zelfverzekerd. Hij stond naast haar en hij klonk overtuigend.
Stara wist dat hij loog en ze wist wat hij voor haar riskeerde – en ze was hem daar eeuwig dankbaar voor. Fithe had haar verbaasd dat hij zich aan zijn woord hield, dat hij alles deed wat in zijn macht lag, zoals hij had beloofd, om haar te helpen de Bergrug te verlaten. Om haar te helpen met een kans om Reece te vinden, de man die ze liefhad.
Reece. Stara`s hart brak toen ze aan hem dacht. Ze zou deze plek verlaten, hoe veilig het ook was. Ze zou de Grote Woestenij oversteken, oceanen oversteken, de wereld oversteken. Alleen maar voor deze ene kans om hem te vertellen hoeveel ze van hem hield.
Hoeveel Stara het ook tegenstond om Fithe in gevaar te brengen, ze had dit nodig. Ze had het nodig om alles op alles te zetten om die ene te vinden die ze liefhad. Ze kon niet veilig in de Bergrug blijven, hoe prachtig en rijk en veilig het ook was, totdat ze herenigd was met Reece.
De ijzeren poorten op het platform gingen krakend open en Fithe pakte haar bij de arm. Hij begeleidde haar, terwijl ze haar kap laag droeg. Haar vermomming werkte. Ze stapten van het houten platform af en op het harde stenen plateau bovenop de Bergrug. Een huilende wind trok erover heen en was sterk genoeg om haar bijna omver te blazen. Ze greep de manen van het paard vast, haar hart bonkte terwijl ze opkeek en de enorme uitgestrektheid zag, de krankzinnigheid van wat ze