Laatste verzen. Gezelle Guido. Читать онлайн. Newlib. NEWLIB.NET

Автор: Gezelle Guido
Издательство: Public Domain
Серия:
Жанр произведения: Поэзия
Год издания: 0
isbn:
Скачать книгу
is

      gevallen, om vergiffenis

      te biên u, en te geven,

      om uwentwil, zijn leven.

      o Herder, in uw eigen bloed,

      hier kruipende, over hand en voet,

      ach, wilt ’t gene ik bedreven

      heb duizendmaal – vergeven!

      DE TIENSTE STONDE:

      ONTKLEED

De vier heilige Evangelisten:

      Aanschouwt, den wormen nu niet ongelijk, tot tegen

      het kale bekkeneel van Golgotha gekregen,

      den zone Gods; ontbloot van alles, moedernaakt

      is hij, en ha’ de roe hem eenen rok gemaakt,

      van roode wonden! Wie, wie kent hem? Van beneden

      tot boven toe, geheel en is, in al zijn’ leden,

      nu niets! Wie kent hem, wie, in ’t wisselverwig kleed

      van Jacobs lieveling, die m’n in den steenput smeet?

      Gods zone is ’t! – Schande op u, wier dertel vleesch geboren

      uit Adams vleesch, u ook, als Adam, liet bekoren

      tot zonde en schande! Aanschouwt, – want gij het hebt gedaan, —

      ’t Lam Gods, onschuldig, om uw’ schuld hier schande uitstaan!

      DE ELFSTE STONDE:

      GEKRUIST

Spotlied. De oversten des Volks:

      Verloochend en verlaten,

      daar hangt hij, – onze Koning! hij! —

      ten spotliede, achter straten,

      – Eli! Eli! Sabacthani, —

      van elkendeen! —Eli! Eli!

De Schriftgeleerden:

      Die alleman, voordezen,

      genaast, nu wilt genezen

      u zelven, zoo Gods zoon gij zijt;

      en leert ons, eer de dood u bijt,

      wach! – ons – geloovig wezen!

De joodsche Priesters:

      Eli! Eli!– Wat wilt de man,

      die ’s Heeren bidsteê breken kan

      en maken, na drie dagen,

      – Gods zone is hij! –  wat wilt hij dan

      der dieven dood verdragen?

’t Roomsch krijgsvolk:

      „Mij dorst!” – Laat ons Elias zien

      – haalt edik! –  hem nu hulpe bien;

      en, kan ’t, zoo moge ’t nu geschiên,

      hetgeen hij zei, voordezen,

      volbracht, dat ’t al ging wezen!

Jesus:

      o Vader, gij die alles ziet

      hetgeen zij doen, ze’n weten ’t niet:

      vergeeft het hun!

De vrienden des Heeren, 3 maal slaande op hunne borst:

      ’t Is onze schuld:

      Lam Gods, aleer gij sterven zult,

      vergeeft het ons! – ’t Wordt middernacht… —

      Lam Gods!.. – Lam Gods!..

Jesus:

      ’t Is al volbracht!

      DE TWAALFSTE STONDE:

      GESTORVEN

De vier heilige Evangelisten:

      – ’t Dondert onder grond. – De graven gapen. – ’t Splijt

      een klove, die tot in de moergebinten bijt

      der bergen. – Zonne en mane en sterren houdt de Dood,

      – al ’t licht van dezen dag, –  geborgen in den schoot

      van heure afschuwlijkheid. – Zij nadert tot den stam,

      daar overwonnen, hij, die haar verwinnen kwam,

      uit vrijen halze, en eer zij hem aan ’t lijf besteelt,

      – bij ’t deinzen van de dood, –  zijn’ ziele aan God beveelt

      en – sterft.

      DE DERTIENSTE STONDE:

      DE VII WEE’N

De heilige Vrouwen, de vrienden ons Heeren:

      o Moeder van die lange en leede en scherpe zieledolken,

      die ’t spreken van één woord u in de zijde bracht,

      geheugt u nog die nacht,

      als de Engelen, in de wolken,

      geboren in uw’ schoot, aanbaden hem,

      onzalig moederherte, – o Zalig Bethlehem! —

      daar nu ligt, ontlijfd? – o Moeder van veel smerten,

      Maria, hadt gij meer als één, als honderd herten,

      in ieder zou, doordoornd, doorgeeseld en doorgaan,

      het zevenhandig zweerd van uwe droefheid staan!

      o Moeder, bidt voor ons, – daar bij den boom gezeten, —

      die einde aan uwe smerte, aan uwe liefde en weten!

      o Moeder, bidt voor ons, die Jezus’ Moeder zijt

      en onze Moeder nu, – nu – bidt voor ons – altijd…!

      DE VEERTIENSTE STONDE:

      EN BEGRAVEN

Joseph van Arimatheia:

      Ons laat den Heere, na de rouwgeplogentheden,

      ’t nog onlangs uit den steen gegraven graf besteden,

      dat mij was voorbereid. – Het roomsche volk zal ’t waken,

      misschien, en joodsche wantrouw zegelvast het maken.

De vier heilige Evangelisten:

      Zoo spraken ze, en ’t gebeurde recht alzoo zij spraken:

      van roomsche en ander volk, van zegelvast en waken;

      maar Jesus heeft de Dood, eer dagen drie geleden,

      – gestegen uit den steen, onsterflijk, –  doodgetreden:

Allen, eenmaal:

      Hallelu-jah!

      1897

      VRIENDENZOEN

VIS UNITA FORTIOR

      Waar zat gij dan

      gestoken gij,

      verduisterd en

      verdoken, gij,

      o vriendenhert:

      door vriendenhand

      zoo waandet ge in

      uw onverstand,

      gekwetst en afgewezen?

      ’k En hadde u nooit

      vergeten, ik,

      geen weêrstand u

      verweten, ik;

      geen stroo u in

      den weg geleid,

      geen werk gedaan,

      geen woord gezeid

      dat kwetsend u kon wezen.

      Nog meer als ik,

      zijt