71
Zie die zoogenaamde Giftbrieven op vele plaatsen in de Hollandsche en Friesche Charterboeken. Schotanus heeft in zijne
72
Van halmael,
73
Zie
74
Winsemius, 187; schotanus, 165; wagenaar, III 225;
75
Zie over het medegedeelde omtrent Graaf willem
76
Dr. e. halbertsma in
77
Wagenaar, III 261. Zie verder schotanus, 180; winsemius, 202; foeke sjoerds, III 384;
78
Wagenaar, III 261. Indien willem’s weduwe, johanna, dit wreed bedrijf niet heeft gepleegd, maar wel zijne zuster en opvolgster, margareet, gemalin van
79
Dit belangrijk stuk, enkel vermeld in het
80
81
82
83
Tien dagen na den slag tusschen
84
In alle tijden is het voorzeker een blijk van ongemeene regtschapenheid, wanneer regenten, overstemd en verpligt zijnde een besluit der meerderheid uit te voeren, van welks nadeelige strekking zij zich voor hun persoon overtuigd houden, die uitvoering op eene waardige wijze volbrengen, zelfs met gevaar van het leven of het uitzigt op een wissen dood.
85
Zie deze Brieven in het
86
Dit is waarschijnlijker dan idsinga’s meening van planken, tot bedekking van de kuilen, welke men den Hertog gezegd had, dat de Friezen gegraven hadden ter plaatse, waar hij zou landen.
87
Omtrent de krijgstoerustingen van dezen tweeden togt zijn er veel meer bescheiden in de Hollandsche, Friesche en andere Charterboeken bewaard dan omtrent den eersten. Blijkens deze werd er bijzondere zorg gedragen voor bouwmaterialen, doch nog meer voor den leeftogt. Omstreeks half Junij werden de personen benoemd, die de volgende ambten op de vloot zouden bekleeden, als: 2 Admiralen, 2 Bos- en Graafmeesters, 3 Timmermeesters, 2 Tentmeesters, 2 Tarwe- en Bierkoopers, 2 Ossekoopers, 2 Wijnkoopers, 2 „Malvezie, craemcruyt ende cokenkruyt besorgers,” 2 Schape-, 2 Visch- en 2 Boter- en Kaaskoopers, 4 Meester Ridderen, 5 Meester Knapen, mede belast „te coopen schottelen, azyn, eyer, mostert, turff, ende zout.” Voorts „Pentiers, Bottelgiers, Cocks en Warderobben, die sullen besorgen XII knechten meer dan sy nu hebben, die tortyssen dragen sullen voir mynen Heere, ende die vierpannen voor myns Heren tenten te vieren, te waecken ende die tenten helpen op te breken.” – „Item, sal men hebben vier groote schepen van Amsterdam, ende in elck schip vyff ovens; by elcken schepe een schip met meel, ende in den grooten schepen sal men leggen die barninge mede te backen. Binnen Medenblick sal men een deel ovens stellen, om daer brood voor ’t gemeen volck te backen, drie bruyn ende ’t vierde witt.” Doch wij zouden te uitvoerig worden, als wy meerdere bijzonderheden tot kenschetsing van dezen togt mededeelden. Van wapentuigen of vuurwapenen vindt men hierbij echter nog geen spoor vermeld.
88
Zie dit omtrent
89
Zie dit Verdrag in het
90
Dit blijkt uit de stukken
91
Zie al die oproepingen in het