"Naam?" De vrouw hield een geel potlood klaar boven haar clipboard.
"Rajiani Devaki."
"Wat is dit?" vroeg Liz toen de vrouw haar een vel roze papier gaf.
"Je bent te laat."
De vrouw had een normale lengte, maar haar benen waren te lang, waardoor ze er vreemd uitzag met haar kort bovenlichaam en dikke nek. Als haar jas zwart geweest was, had ze geleken op een pinguïn met lange poten.
"Hoe heet je?"
"Een strafpunt?!" riep Liz uit. "Waarom?"
"Ik zei dat je te laat bent. Geef me je naam en schuif door voor je nog een strafpunt krijgt voor ongehoorzaamheid."
“Elizabeth Keesler,” mompelde Liz.
“Waarom we krijgen strafpunten?” vroeg ik aan Liz terwijl we de kantine verlieten.
"Tien seconden over acht." Liz keek kwaad naar haar vel roze papier. "Die oude zuurpruim geeft ons strafpunten omdat we tien seconden te laat uit de kantine gekomen zijn. Zo belachelijk."
"We moeten naar onze eerste les," zei ik.
"Ja, Engels, maar we hebben onze blocnote en potloden nodig."
Liz ging voor naar het administratiegebouw waar onze slaapzaal was.
"En ik moet andere jurk aantrekken."
Toen we onze kamer binnenkwamen, zag ik drie vellen roze papier op mijn bed.
Hoofdstuk drie
Het Hotel Belvedere langs de troebele rivier in Richmond, Virginia, leek wel een aftandse bakstenen grafzerk in een kerkhof vol vervallen gebouwen.
Op een braakliggend terrein naast het hotel, dat vier verdiepingen telde, lagen een collectie afgedankte beddenbakken, ijzeren tractorwielen, potkachels en een uitgebreid assortiment roestende en rottende restanten van de beschaving. Aan de andere kant van het hotel stond een dichtgetimmerde fabriek die ooit takelblokken en scheepstuigen had geproduceerd voor de Amerikaanse Marine. Het vervaagde, in het wit geschilderde opschrift, 'Richmond Block Mill', was nog zichtbaar op de potdekselmuur van het vervallen gebouw.
Een man in een blinkend, blauw pak en zwarte vilthoed stond op de gebarsten, cementen treden van het hotel de omgeving te overzien met een tevreden uitdrukking op zijn gezicht. Hij beklom nog twee treden en draaide zich dan om om naar de herenhuizen op de beboste klif aan de overkant van de rivier de James te kijken. Ze leken wel fonkelende diamanten in de halsketting van een dikke, rijke weduwe. Hij hield de zon uit zijn ogen met zijn hand om een specifiek huis, dat eruit sprong als was het de centrale steen in een reeks van blinkende juwelen, beter te kunnen bekijken.
De donkere jongeman nam zijn hoed af en keek er minachtend naar; waarschijnlijk dacht hij aan de comfortabele tulband die hij achtergelaten had. Dan beklom hij met zijn hoed in zijn hand de rest van de treden en ging de muffige hotellobby binnen.
Aan de balie aarzelde hij even voor hij het gastenboek tekende en schreef dan voorzichtig en weloverwogen een naam neer.
William Fortescue, die de balie bemande, maar ook de conciërge, de piccolo en de eigenaar van het Hotel Belvedere was, las de naam in het gastenboek en bekeek de jongeman dan even.
De man glimlachte.
"Waar is uw bagage, Mr. Albert Manchester?"
Mr. Manchester staarde de bediende een hele poos aan alsof hij iets probeerde te begrijpen.
"Tassen?" zei Fortescue. "Waar zijn uw tassen?"
"Ah, ik zie uw woorden nu duidelijk. Tassen worden geleverd binnenkort door inheemse kruier."
Fortescue bekeek de man van kop tot teen en probeerde zo te achterhalen wat zijn achtergrond was. “Inheemse kruier?”
Mr. Manchester knikte.
"Oké dan. Twee vijftig per nacht of tien dollar per week."
"Twee nachten zal de duur van mijn verblijf zijn." Hij haalde een dikke stapel bankbiljetten uit de voorste zak van zijn broek, haalde er een dollarbiljet van en gaf het aan Fortescue.
Mr. Fortescue aanvaardde het dollarbiljet en streek het glad op de balie. "Moet ik ervan uitgaan dat u van plan bent uw kamer per tien uren te betalen?"
"Ik wens te vereffenen voor twee nachten, inclusief een dag ook."
"Wilt u dat ik vijf dollar maak van dit dollarbiljet?"
Mr. Manchester streek zijn dikke, zwarte haar plat en krabde dan aan zijn wang. "Deze bankbiljettenwaarden zijn helemaal niet duidelijk voor mij." Hij nam een tiendollarbiljet van de stapel en gaf het aan de bediende.
Mr. Fortescue glimlachte, gaf hem het dollarbiljet terug en gaf dan het wisselgeld op tien dollar.
De nieuwe gast legde een dubbeltje op de balie en stopte zijn bankbiljetten weg.
De bediende keek even boos naar het dubbeltje voor hij het oppakte. "Diner stipt om zeven uur."
"Ja, mijnheer. Ik ben in volledig begrepen. En nu, als het u uitkomt om ons de weg te zeggen naar het botergramkantoor."
Fortescue grinnikte om het schabouwelijke Engels van de man. "Twee straten verderop," hij gebaarde met zijn hoofd naar links, "en dan de treinsporen oversteken."
"Dankzij u, mijnheer."
Hij verliet het hotel, wandelde gezwind naar het telegraafkantoor en stuurde het volgende bericht naar een Mr. Parjeet Kartoom in New York City:
Te onderzoeken object gezien. Wacht op instructies voor handelswijze.
AM
Hoofdstuk vier
Fuse stond bovenop de silo naar de zonsopgang boven de Caroline Bellheuvel te kijken. De beboste heuvel bevond zich op vijf kilometer van de boerderij van de Fusiliers in Appomattox County, Virginia.
Niet zo mooi als vroeger. Hij keek even naar het noorden. Ze is maar honderdzestig kilometer van hier, maar het konden er evengoed tienduizend zijn.
Hij klom langs de ladder naar beneden en begon aan zijn karweien; het werk dat hij en Raji voordien samen deden. Ransom, het miniatuurpaard, liep met hem mee, maar hij huppelde en hinnikte niet zoals voorheen. Hij hield gewoon de schijn op, net als Fuse. Wanneer Fuse kippenvoer rondstrooide, snuffelde Ransom aan het hooi achter de schuurdeur en ging dan liggen terwijl hij de twee boerderijkatten die achter hem liepen, negeerde.
“Je mist haar ook, hé, rappe Ransom?” Fuse gooide de rest van het kippenvoer uit zijn emmer en hing hem dan aan een houten haak. "Kom, laten we gaan kijken hoe het gaat met Cleopatra en Alexander."
Het kleine paard zuchtte diep en liet zijn kin tot in het hooi zakken.
Fuse zwaaide de zijdeur van de schuur open en begon de enorme stal uit te mesten waar de percherons Cleopatra en Alexander de nacht doorbrachten.
"Opzij, Alex," zei Fuse en hij duwde tegen de achterhand van het paard.
Alexander staarde even naar Fuse en ging dan naar buiten. Cleopatra volgde hem.
Alles zou al lang gedaan zijn als Raji hier was.
Fuse mestte de hele stal uit en strooide dan een verse laag stro op de grond. Toen hij een emmer gebroken maïs naar de varkens bracht, hoorde hij dat zijn moeder hem riep vanop de veranda.
"Vincent, het ontbijt is klaar."
"Oké, mama."
Hij goot de maïs in de trog van de varkens en hing de emmer dan over een paal.
Ik zal de koeien na het ontbijt melken.
Er was geen haast om het werk op de boerderij rond te krijgen nu hij niet meer naar school ging. Na de drukte van de wedstrijden vorige week op de academie leek het boerderijwerk saai en zinloos.
Is dit