"De nieuwe vlaggendrager," zei dr. Pompeii, "van de vlag van de Octavia Pompeii Academy is..." Ze vouwde het vel papier open en er verscheen een verraste uitdrukking op haar gezicht, alsof het iemand totaal onverwachts was. Dan glimlachte ze tevreden en las de naam: "Cadet-korporaal Colt Handford."
Cadet Handford liep door het gangpad en sprong op het podium. Hij aanvaardde de enthousiaste handdruk van dr. Pompeii en ging dan in de houding staan om de vlag van de academie in ontvangst te nemen. Daarna nam hij zijn plaats in bij de andere twee vlaggendragers en glimlachte breed als het publiek zijn goedkeuring liet horen.
Hoofdstuk twee
“Hou je eens stil, Keesler,” zei Pepper tegen Liz terwijl ze de zoom van haar uniformrok vastspeldde.
Pepper was de secretaresse van dr. Pompeii. Ze was tweeëntwintig, Liz was zestien en ik veertien.
"Ik heb hoogtevrees," zei Liz. Ze knipoogde naar me.
Ik zat op mijn bed te kijken naar Liz die op een houten stoel stond terwijl Pepper Darling de lengte van haar rok aanpaste. "Miss Pepper," zei ik, "ik nodig moet spreken met dr. Pompeii."
"Waarom?" Pepper nam nog een speldje van tussen haar roodgeverfde lippen.
Ik dacht altijd in het Hindi, maar meestal sprak ik Engels. "Ik wil mijn plaats geven voor Fuse."
Liz en Pepper staarden me aan.
Het was de ochtend na de voorstelling op het podium en de overdracht van de vlaggen aan de nieuwe vlaggendragers. Ik had een slapeloze nacht achter de rug in de meisjesslaapzaal voor vier personen die Liz en ik deelden.
"Dat is onmogelijk." Pepper stak een speld in de zoom van de enkellange kaki rok.
"Dat kan je niet menen," zei Liz, "of wel, Raji?"
"Jawel, ik hoor hier niet."
“Daar heb je gelijk in," zei Pepper. "Draai je om, Keesler."
Liz keek over haar schouder naar Pepper. “Ze heeft evenveel recht om hier te zijn als ieder ander.” Liz was groot en slank, ze had krullend kastanjebruin haar dat tot halfweg haar rug reikte.
"Misschien," zei Pepper, "maar het is niet omdat ze een schaakwonder is dat ze door de eerste examenronde zal raken."
"Wie zegt dat?"
Pepper keek kwaad naar haar. "Heb je het schoolrapport gezien van Devaki?"
"Nee."
"Ik ook niet. En weet je waarom niet?"
Liz schudde haar hoofd.
"Omdat ze er geen heeft. Volgens mij is dat meisje nooit naar school geweest. Kom maar naar beneden, dan kunnen we zien of je jasje past."
“Ze is naar school geweest in India.” Liz stapte van de stoel en trok het jasje aan dat Pepper voor haar klaarhield. "Ze hebben waarschijnlijk helemaal geen rapporten daar."
Pepper keek even naar me met een opgetrokken wenkbrauw.
"Ze is waar, Liz. Ik ben nooit naar school geweest.”
"Als dat zo is," zei Liz, "hoe ben je dan uitgenodigd voor de wedstrijd?"
"Dat is het rare ding dat ik toch ook niet begrijp. Tot het moment waarop dr. Pompeii mijn naam zegt en nummer geeft voor wedstrijd, ik wist zelfs niet dit gebeurde met me."
"Wat vind je daarvan, Pepper?" zei Liz. "Ik dacht dat het door goede punten op school was dat je uitgenodigd werd om deel te nemen aan de wedstrijd voor de academie."
"Ja, zo of..." Pepper tilde de schoudervullingen van het jasje op en keek naar de handen van Liz. "Wil je de mouwen tot voorbij je pols, zo?"
Liz schudde met haar armen en keek naar beneden; dan trok ze haar linkermouw twee centimeter omhoog. "Tot hier zo."
Pepper speldde de zoom van de mouw vast. "Of uitzonderlijke intellectuele capaciteiten," vervolledigde ze haar gedachtegang.
Het jasje van Liz was een koningsblauwe blazer met een wapenschild dat op de linkerborstzak geborduurd was. Het wapenschild bestond uit gekruiste tennisrackets achter het schaakstuk paard. Een witte blouse en een gele das, samen met zwarte, hoge schoenen en onze kaki rok, zouden ons uniform vervolledigen. De kleuren en de stijl waren identiek aan het uniform van de jongens dat bestond uit een jasje en een lange broek.
"Wat is betekenis van ding je zei, miss Pepper?" vroeg ik.
"Slim zijn, zeker?" zei Pepper.
Liz glimlachte breed naar me.
"Trek je rok aan, Devaki," zei Pepper, "zodat ik de zoom kan inleggen."
"Maar waarom de moeite? Ik zal niet uniform nodig hebben."
"Ik voer alleen bevelen uit. 'Leg de zoom van hun uniform in voor de naaister,' zei dr. Pompeii tegen me, dus leg ik de zoom van jullie uniform in. Als jouw uniform nog een jaar ongebruikt in de kast blijft hangen, wat dan nog? Trouwens, je kan je plaats aan niemand afstaan."
"Het is mijn plaats. Waarom kan ik niet hem geven?"
"Als jij stopt, zal dr. Pompeii je vervangen door een van de plaatsvervangers."
“Is Fuse een van die plaatsvervangers?”
"Dat is vertrouwelijke informatie."
"Wat is wat je zegt?"
"Het is een geheim," zei Liz. Ze trok haar jas voorzichtig uit om zich niet aan de spelden te prikken.
“Maar jij weten dit geheim, miss Pepper?"
Pepper knikte.
"Waarom jij zegt het niet?"
"Wel, dan zou het geen geheim meer zijn, hé. Haast je wat met je rok, ik moet nog zeker vijftig rapporten typen."
Ik trok mijn rood-groene sari uit, legde hem op het bed, trok mijn slip recht en stapte in de lange rok. Ik hield hem vast rond mijn middel zodat hij niet van mijn heupen zou vallen.
"Wat ben je een klein, mager ding," zei Pepper terwijl ze de rok flink inpakte rond mijn middel.
* * * * *
Ik zat aan mijn bureau in de meisjesslaapzaal en staarde door het raam naar de vroege ochtendmist. Ik had een erg onbehaaglijk gevoel, alsof ik ergens anders moest zijn.
Die morgen toen Fuse en ik bovenop de silo klommen om naar de zonsopgang boven de Caroline Bellheuvel te kijken...
Een zuchtje wind roerde de mist buiten mijn raam tot piekerige slierten, maar dan viel hij neer als een dikke, natte deken.
Het was maar een herinnering... zo veraf, maar oh, zo mooi...
"Hé, dromer," zei Liz vanop haar bed, waar ze haar kousen aan zat te trekken. "Je hebt die blik weer."
Ik keek naar mijn kamergenote. "Ik weet het."
"Haast je maar wat als je pannenkoeken wil voor de jongens ze allemaal binnen schrokken."
"Ik niet veel honger."
"Maar ik wel, en je weet hoe erg ik het zou vinden om alleen met achtennegentig jongetjes te moeten eten."
De studentenpopulatie van de academie bestond uit honderd tieners - vijftig eerstejaars en vijftig laatstejaars.
"Jongetjes?"
"Ze zijn toch suf, klef, idioot, onnozel..."
"Vind je Fuse ook jongetje?"
Liz zuchtte en ging staan om haar jurk over haar hoofd te trekken. Ze streek het lichtblauwe linnen glad en trok dan het lijfje recht. "Nee, Raji. Ik vind dat Fuse een prins is." Ze draaide haar rug naar me toe terwijl ze de uiteinden van de stoffen riem achter zich uitstak. Onze schooluniformen waren nog niet terug van de naaister.
Ik nam de riem aan, trok hem strak en knoopte hem dan dicht in een grote strik.
"Hij is lief, schattig, intelligent," zei