7. Leiders van godsverering
27:7.1 (303.5) Godsverering is het hoogste voorrecht en de eerste plicht van alle geschapen verstandelijke wezens. Godsverering is de bewuste, vreugdevolle daad van het onderkennen en erkennen van de waarheid en het feit van de innige persoonlijke betrekkingen van de Scheppers tot hun schepselen. De kwaliteit van de godsverering wordt bepaald door de diepte van het inzicht van het schepsel; naarmate de kennis van het oneindige karakter van de Goden toeneemt, wordt de daad der godsverering dan ook steeds meer alomvattend, totdat zij uiteindelijk de glorie bereikt van de hoogste experiëntiële verrukking en het meest verfijnde genoegen dat geschapen wezens kennen.
27:7.2 (303.6) Hoewel het Paradijs-Eiland bepaalde plaatsen voor godsverering kent, kan met meer recht gezegd worden dat het één groot heiligdom is voor de goddelijke eredienst. Godsverering is de eerste en overheersende hartstocht van allen die opklimmen naar deze zalige kusten — de spontane ontboezeming van de wezens die genoeg over God geleerd hebben om zijn tegenwoordigheid te bereiken. Cirkel na cirkel, op de reis door Havona naar binnen, neemt de harts-tocht voor godsverering toe, totdat het op het Paradijs noodzakelijk wordt om de uitdrukking ervan in banen te leiden en ook in andere opzichten te beheersen.
27:7.3 (304.1) De periodieke, spontane, groeps- en andere speciale ontboezemingen van allerhoogste adoratie en geestelijke lofprijzing die op het Paradijs worden genoten, worden geleid door een speciaal korps primaire supernafijnen. Onder aanvoering van deze leiders van godsverering bereikt deze lofprijzing het schepsel-doel van allerhoogste vreugde en de hoogten van volmaakte, sublieme zelf-expressie en persoonlijke vreugde. Alle primaire supernafijnen begeren leiders van godsverering te worden, en alle wezens in opgang zouden wel voor altijd in de houding van godsverering willen blijven, als de hoofden der aanstellingen deze bijeenkomsten niet periodiek zouden ontbinden. Doch van geen enkel wezen in opgang wordt ooit verlangd om aan de taken van eeuwig dienstbetoon te beginnen voordat hij volle bevrediging heeft bereikt in godsverering.
27:7.4 (304.2) Het is de taak van de leiders van godsverering om de schepselen in opgang zo te leren hoe zij moeten aanbidden, dat zij deze bevrediging van zelf-expressie kunnen vinden en tegelijkertijd aandacht kunnen geven aan de essentiële activiteiten van het Paradijs-regime. Zonder verbeteringen in zijn techniek van godsverering zou de gemiddelde sterveling die het Paradijs bereikt, honderden jaren nodig hebben om ten volle en op bevredigende wijze uiting te geven aan zijn gevoelens van intelligente waardering en dankbaarheid als opklimmende. De leiders van godsverering openen nieuwe, tot dusver onbekende wegen voor expressie, zodat deze wonderbaarlijke kinderen uit de schoot der ruimte en de barensnood der tijd in staat worden gesteld in veel kortere tijd de volle bevrediging van godsverering te vinden.
27:7.5 (304.3) Alle kunstvormen van alle wezens in het ganse universum die de bekwaamheid tot zelf-expressie en overdracht van het gevoel van waardering kunnen intensiveren en verhogen, worden tot hun hoogste capaciteit benut in de verering van de Paradijs-Godheden. Godsverering is de hoogste vreugde in het Paradijs-bestaan; het is het verkwikkende spel van het Paradijs. Wat spel betekent voor uw afgematte brein op aarde, zal godsverering doen voor uw volmaakt geworden ziel op het Paradijs. De wijze van aanbidden op het Paradijs gaat het begrip van de sterveling geheel te boven, doch de geest ervan kunt ge zelfs hier beneden op Urantia beginnen te waarderen, want de geesten der Goden wonen nu al bij u in, zweven boven u, en inspireren u tot ware godsverering.
27:7.6 (304.4) Er zijn vaste tijden en plaatsen voor godsverering op het Paradijs, doch deze zijn niet toereikend voor het immer sterker overvloeien van de geestelijke emoties van de groeiende intelligentie en de steeds bredere goddelijkheidsherkenning van de briljante wezens die langs de weg der ervaring tot het eeuwige Eiland zijn opgeklommen. Sedert de tijd van Grandfanda hebben de supernafijnen de geest van godsverering op het Paradijs nooit geheel kunnen accommoderen. Altijd is er een grotere behoefte tot godsverering dan de voorzieningen die ervoor berekend zijn. Dit komt door het feit dat persoonlijkheden die van nature volmaakt zijn, nooit ten volle de geweldige reacties kunnen inschatten van de geestelijke emoties van wezens die vanuit de diepten der geestelijke duisternis op de lagere werelden in tijd en ruimte langzaam en moeizaam hun weg omhoog hebben gebaand naar de glorie van het Paradijs. Wanneer zulke engelen en stervelingen uit de tijd de tegenwoordigheid van de Machten van het Paradijs bereiken, vindt er een uiting plaats van de opgezamelde emoties der eeuwen, een schouwspel dat de engelen van het Paradijs tot verbazing brengt en de allerhoogste vreugde van goddelijke bevrediging teweegbrengt in de Godheden op het Paradijs.
27:7.7 (304.5) Soms wordt geheel het Paradijs overspoeld door een alles dominerende getij van geestelijke, eerbiedige expressie. Dikwijls kunnen de leiders der godsverering deze verschijnselen pas beheersen wanneer de drievoudige golving van het licht van het Godheidsverblijf verschijnt, als teken dat het goddelijke hart van de Goden geheel en volledig bevredigd is door de oprechte aanbidding van hen die op het Paradijs resideren, de volmaakte burgers der heerlijkheid en de opklimmende schepselen uit de tijd. Welk een triomf van techniek! Welk een vervulling van het eeuwige plan en voornemen van de Goden, dat de intelligente liefde van zijn geschapen kind de oneindige liefde van de Schepper-Vader geheel bevredigt!
27:7.8 (305.1) Na het bereiken van de allerhoogste bevrediging van de volheid van godsverering, zijt ge bevoegd om toegelaten te worden tot het Korps der Volkomenheid. De opklimmingsloopbaan is haast beëindigd, en het zevende jubelfeest zal binnenkort gevierd worden. Het eerste jubelfeest markeerde de overeenkomst van de sterveling met de Gedachtenrichter, toen het voornemen om tot overleving te komen werd bezegeld; het tweede was het ontwaken in het morontia-leven, het derde was de fusie met de Gedachtenrichter, het vierde het ontwaken in Havona, het vijfde was de viering van het vinden van de Universele Vader, en het zesde jubelfeest vond plaats bij het Paradijs-ontwaken uit de laatste overgangssluimer van de tijd. Het zevende jubelfeest markeert de intrede in het korps van sterfelijke volkomenen en het begin van de dienst in de eeuwigheid. Het bereiken van het zevende stadium van geest-realisatie door een volkomene zal waarschijnlijk het teken zijn voor het vieren van het eerste der jubelfeesten van de eeuwigheid.
27:7.9 (305.2) En zo eindigt het verhaal over de Paradijs-supernafijnen, de hoogste orde van alle dienende geesten, de wezens die, als klasse in het universum, u immer vergezellen vanaf de wereld waar ge zijt ontstaan, totdat de leiders van godsverering tenslotte afscheid van u nemen wanneer ge de Triniteitseed der eeuwigheid aflegt en wordt opgenomen in het Sterfelijke Korps der Volkomenheid.
27:7.10 (305.3) De eindeloze dienst van de Paradijs-Triniteit staat op het punt te beginnen; en nu staat de volkomene oog in oog met de uitdaging van God de Ultieme.
27:7.11 (305.4) [Aangeboden door een Volmaker der Wijsheid van Uversa.]
Het Urantia Boek
<< Verhandeling 27 | Titels | Inhoudsopgave | Verhandeling 29 >>
Verhandeling 28
Dienende Geesten van de Superuniversa
28:0.1 (306.1) ZOALS de supernafijnen de engelenscharen van het centrale universum zijn en de serafijnen die van de plaatselijke universa, zo zijn de seconafijnen de dienende geesten van de superuniversa. In hun graad van goddelijkheid en capaciteit tot allerhoogste macht lijken deze kinderen van de Reflectieve geesten echter veel meer op de supernafijnen dan op de serafijnen. Zij dienen niet zonder helpers in de superscheppingen, en de verrichtingen die tot de verantwoording behoren van hun niet-geopenbaarde medewerkers zijn even talrijk als boeiend.
28:0.2 (306.2) De dienende geesten van de superuniversa, voorzover in deze verhandelingen vermeld, omvatten de volgende drie orden:
28:0.3 (306.3) 1. de Seconafijnen;