19:1.4 (215.1) In dit verband kan echter wel worden opgemerkt dat de Leraar-Zonen de allerhoogste coördinerende persoonlijkheden zijn die hun oorsprong hebben in de Triniteit. In dit zich zo wijd uitstrekkend universum van universa bestaat steeds het grote gevaar dat men tot de dwaling van het te beperkte gezichtspunt vervalt, tot het kwaad dat inherent is aan een gesegmenteerde voorstelling van de werkelijkheid en goddelijkheid.
19:1.5 (215.2) Het denken van de mens zou er bijvoorbeeld in gewone omstandigheden dringend behoefte aan hebben om de kosmische filosofie die in deze openbaringen wordt beschreven, te benaderen door van het eenvoudige en eindige over te gaan naar het complexe en oneindige, van menselijke oorsprongen naar goddelijke bestemmingen. Doch deze weg leidt niet tot geestelijke wijsheid. Zulk een procedure is de gemakkelijkste weg om een bepaalde vorm van genetische kennis te verkrijgen, maar kan op zijn best ’s mensen oorsprong openbaren; zij openbaart weinig of niets omtrent zijn goddelijke bestemming.
19:1.6 (215.3) Zelfs bij het bestuderen van de biologische evolutie van de mens op Urantia bestaan er ernstige bezwaren tegen de uitsluitend historische benadering van zijn huidige status en problemen. Het ware perspectief op ieder realiteitsprobeem — menselijk of goddelijk, aards of kosmisch — verkrijgt men slechts als men volledig en onbevooroordeeld drie fasen van universum-werkelijkheid bestudeert en correleert: oorsprong, geschiedenis en bestemming. Het juiste begrip van deze drie experiëntiële realiteiten verschaft de basis voor een wijs inschatten van de huidige status.
19:1.7 (215.4) Wanneer het menselijk denken de filosofische methode wil volgen om van het lagere uit te gaan om het hogere te benaderen, hetzij in de biologie hetzij in de theologie, loopt het steeds gevaar om vier fouten in de redenering te maken:
19:1.8 (215.5) 1. Het kan volkomen blind zijn voor het finale, voltooide evolutionaire doel van ofwel persoonlijke bekwaamheid of de kosmische bestemming.
19:1.9 (215.6) 2. Het kan de supreme filosofische stupiditeit begaan dat het de kosmische evolutionaire (experiëntiële) werkelijkheid veel te eenvoudig voorstelt, en op deze wijze tot verdraaiing van feiten leiden, tot verwrongen voorstellingen van waarheid, en tot een onjuist begrip van bestemmingen.
19:1.10 (215.7) 3. De studie van oorzakelijkheid is het nauwkeurig nagaan van de geschiedenis. Maar het weten hoe een wezen wordt, leidt niet noodzakelijkerwijs tot een intelligent begrip van de huidige status en het ware karakter van dat wezen.
19:1.11 (215.8) 4. De geschiedenis op zichzelf openbaart niet op adequate wijze de toekomstige ontwikkeling — de bestemming. Eindige oorsprongen zijn nuttig, doch alleen goddelijke oorzaken openbaren finale gevolgen. Eeuwige doeleinden vertonen zich niet in aanvangen in de tijd. Het heden kan alleen naar waarheid worden geïnterpreteerd in het licht van het verleden gecorreleerd met de toekomst.
19:1.12 (215.9) Om deze en nog andere redenen hanteren wij derhalve bij onze benadering van de mens en zijn planetaire problemen de methode om de reis door tijd en ruimte aan te vangen bij de oneindige, eeuwige, goddelijke Bron en Centrum van het Paradijs, de Bron van alle persoonlijkheidswerkelijkheid en alle kosmisch bestaan.
2. De Volmakers der Wijsheid
19:2.1 (215.10) De Volmakers der Wijsheid zijn een gespecialiseerde schepping van de Paradijs-Triniteit en ontworpen om de wijsheid van goddelijkheid in de superuniversa te personifiëren. Er bestaan precies zeven miljard van deze wezens en in elk der zeven superuniversa is een miljard hunner aangesteld.
19:2.2 (215.11) Evenals de Goddelijke Raadslieden en de Universele Censors die met hen zijn gecoördi-neerd, hebben de Volmakers der Wijsheid de wijsheid van het Paradijs doorlopen, alsook die van Havona en, met uitzondering van Divinington, die van de Paradijs-werelden van de Vader. Na deze ervaringen zijn de Volmakers der Wijsheid permanent aangesteld bij de dienst van de Ouden der Dagen. Zij dienen noch op het Paradijs, noch op de werelden van de Paradijs-Havona-circuits; zij worden geheel in beslag genomen door hun bestuurswerk voor de regeringen van de superuniversa.
19:2.3 (216.1) Wanneer ergens ook maar een Volmaker der Wijsheid functioneert, functioneert daar onmiddellijk de goddelijke wijsheid. Er is actualiteit van tegenwoordigheid en volmaaktheid van manifestatie in de kennis en wijsheid die in de handelingen van deze machtige, majesteitelijke persoonlijkheden aan de dag worden gelegd. Zij weerspiegelen niet de wijsheid van de Para- dijs-Triniteit: zij zijn die wijsheid. Voor alle leraren zijn zij de bronnen van wijsheid bij het toe- passen van de kennis van het universum; zij zijn de bronnen van oordeelkundigheid en onder-scheidingsvermogen ten behoeve van alle instellingen van kennis en inzicht in alle universa.
19:2.4 (216.2) Wijsheid heeft een tweevoudige oorsprong, want zij wordt ontleend aan het volmaakte goddelijke inzicht dat eigen is aan volmaakte wezens, en aan de persoonlijke ervaring die evolutionaire schepselen verwerven. De Volmakers der Wijsheid zijn de goddelijke wijsheid der Paradijs-volmaaktheid van Godheidsinzicht. Hun medewerkers in het bestuur op Uversa, de Machtige Boodschappers, de Wezens zonder Naam of Nummer, en de Hoge Gezagsdragers, zijn, wanneer zij tezamen handelen, de ervaringswijsheid van het universum. Een goddelijk wezen kan volmaakt goddelijke kennis bezitten. Een evolutionaire sterveling kan te eniger tijd volmaaktheid bereiken in opgaande kennis, doch alleen kunnen zij geen van beiden het volle potentieel van alle mogelijke wijsheid uitputten. Wanneer het dus bij het besturen van het superuniversum gewenst is het maximum aan bestuurlijke wijsheid te bereiken, werken deze volmakers der wijsheid van het goddelijke inzicht altijd samen met die opklimmende persoonlijkheden die tot de hoge verantwoordelijkheden van het superuniversum-gezag zijn gekomen via de experiëntiële beproevingen van de evolutionaire progressie.
19:2.5 (216.3) De Volmakers der Wijsheid zullen altijd dit complement van experiëntiële wijsheid nodig hebben om hun bestuurlijke intelligentie te completeren. Er is echter wel gepostuleerd dat de Paradijs-volkomenen mogelijkerwijs een hoog en tot nu toe nog niet bereikt niveau van wijsheid zullen bereiken nadat zij eenmaal zijn binnengeleid in het zevende stadium van geest-bestaan. Indien deze gevolgtrekking juist is, dan zouden zulke vervolmaakte wezens uit de evolutionaire opklimming ongetwijfeld de opmerkelijkste universum-bestuurders worden die de ganse schepping ooit heeft gekend. Ik geloof dat dit de hoge bestemming van de volkomenen is.
19:2.6 (216.4) De veelzijdigheid van de Volmakers der Wijsheid stelt hen in staat deel te nemen aan praktisch alle vormen van hemels dienstbetoon aan opklimmende schepselen. De Volmakers der Wijsheid en persoonlijkheden van mijn orde, de Goddelijke Raadslieden, vormen samen met de Universele Censors de hoogste orden der wezens die zich bezig mogen houden met de arbeid van het openbaren van waarheid aan de individuele planeten en stelsels en dit ook doen, ongeacht of deze nu hun vroegste tijdperken doormaken of reeds bestendigd zijn in licht en leven. Van tijd tot tijd maken wij allen contact met de dienst aan de opklimmende stervelingen, te beginnen met een planeet van het eerste leven, vervolgens in een plaatselijk universum en dan, en vooral, in het superuniversum.
3. De Goddelijke Raadslieden
19:3.1 (216.5) Deze wezens van Triniteitsoorsprong zijn de raad van de Godheid aan de gebieden van de zeven superuniversa. Zij weerspiegelen niet de goddelijke raadgevingen van de Triniteit, zij zijn die raad. Er zijn eenentwintig miljard Raadslieden in dienst, drie miljard in ieder superuniversum.
19:3.2 (217.1) Goddelijke Raadslieden zijn de medewerkers en gelijken van de Universele Censors en de Volmakers der Wijsheid, want ieder der laatstgenoemde persoonlijkheden heeft één tot zeven Raadgevers als medewerkers. Deze orden nemen alledrie deel in de regeringen van de Ouden der Dagen, de grote en kleine sectoren inbegrepen, alsook in die van de plaatselijke universa en constellaties, en in de raadgevende vergaderingen van de soevereinen van de plaatselijke stelsels.
19:3.3 (217.2) Wij treden als individuen op, zoals ik nu bij het opstellen van deze verklaring, maar