Dat bleek niet het geval, hoewel ze het vermoeden had dat dat voornamelijk kwam doordat ze compleet verbijsterd waren door de aankondiging. Het kon de Weduwe niet schelen. Ze liep de ruimte uit, omdat haar eigen voorbereidingen belangrijker waren dan de zaken die ze in haar afwezigheid zouden bespreken.
Er was nog steeds zoveel te doen. Ze moest ervoor zorgen dat er met de dochters van de Danses werd afgerekend, ze moest voorbereidingen treffen voor de bruiloft—
Ze werd door de hoestbui overvallen, ondanks het feit dat ze het tijdens haar toespraak al had voelen aankomen. Toen ze bloed op haar zakdoek zat, wist de Weduwe dat ze vandaag teveel van zichzelf had gevergd. Dat, en daarbij gingen de dingen sneller dan ze wilde.
Ze moest de zaken hier afhandelen. Ze zou het koninkrijk voor haar zoons verzekeren, en het tegen alle dreigingen beschermen, van binnen en buiten. Ze zou ervoor zorgen dat haar bloedlijn zich voorzette. Ze zou ervoor zorgen dat al het gevaar geëlimineerd werd.
Maar eerst was er iemand die ze moest zien.
***
“Sebastian, het spijt me zo,” zei Angelica, en ze onderbrak zichzelf met een frons. Dat was niet goed. Te gretig, te opgewekt. Ze moest het nog een keer proberen. “Sebastian, het spijt me zo.”
Beter, maar nog steeds niet helemaal zoals het moest zijn. Ze bleef oefenen terwijl ze door de gangen van het paleis liep, wetend dat het perfect moest zijn als de tijd kwam om het daadwerkelijk tegen hem te zeggen. Ze moest zorgen dat Sebastian begreep dat ze zijn pijn voelde, want dat medeleven was de eerste stap naar het veroveren van zijn hart.
Het zou makkelijker geweest zijn als ze iets anders dan vreugde had gevoeld bij de gedachte dat Sophia er niet meer was. Alleen al de herinnering aan het mes dat haar lichaam in gleed toverde een glimlach op haar gezicht die ze niet aan Sebastian mocht laten zien als hij terug was.
Dat zou niet lang meer duren. Angelica was eerder thuisgekomen door heel hard te rijden, maar ze twijfelde er niet aan dat Rupert, Sebastian en de anderen spoedig terug zouden keren. Ze moest klaar zijn als het moment daar was, want het had geen zin om met Sophia af te rekenen als zij de leegte die ze achterliet niet kon opvullen.
Op dit moment was Sebastian echter niet degene waar ze zich druk om moest maken. Ze stond voor de vertrekken van de Weduwe en haalde diep adem terwijl de wachters haar gadesloegen. Toen ze zwijgend de deuren openden, toverde Angelica haar meest opgewekte glimlach op haar gezicht en liep naar binnen.
“Vergeet niet dat je hebt gedaan wat ze wilde,” zei Angelica tegen zichzelf.
De Weduwe wachtte op haar, gezeten op een comfortabele stoel. Ze dronk een of andere kruidenthee. Deze keer herinnerde Angelica zich om diep te buigen, en het leek erop dat Sebastians moeder niet in de stemming was voor spelletjes.
“Sta op, alsjeblieft, Angelica,” zei ze op een verrassend milde toon.
Toch was het logisch dat ze tevreden leek. Angelica had alles gedaan dat haar gevraagd was.
“Ga daar zitten,” zei de oudere vrouw, gebarend naar een plek naast haar. Het was beter dan voor haar te moeten knielen, hoewel het feit dat ze zo gecommandeerd werd nog steeds voelde als een grindkorrel tegen Angelica’s ziel. “Nu, vertel me over je reis naar Monthys.”
“Het is gedaan,” zei Angelica. “Sophia is dood.”
“Weet je dat zeker?” vroeg de Weduwe. “Heb je haar lichaam gecontroleerd?”
Angelica fronste bij de vragende toon in haar stem. Was er dan niets goed genoeg voor deze oude vrouw?
“Ik moest zien te ontsnappen voor ik dat kon doen, maar ik heb haar neergestoken meteen stiletto dat doordrenkt was met het meest venijnige vergif dat ik had,” zei ze. “Niemand had het kunnen overleven.”
“Nou,” zei de Weduwe, “ik hoop dat je gelijk hebt. Mijn spionnen zeggen dat haar zusje is verschenen?”
Angelica voelde haar ogen groot worden. Ze wist dat Rupert nog niet terug was, dus hoe kon de Weduwe al zo snel zo veel gehoord hebben? Misschien had hij een vogel vooruitgestuurd.
“Dat klopt,” zei ze. “Ze is weggevaren met het lijk van haar zus, op een boot die richting Ishjemme ging.”
“Naar Lars Skyddar, ongetwijfeld,” mompelde de Weduwe. Dat was ook een kleine schok voor Angelica. Hoe konden arme meisjes als Sophia en haar zusje nu iemand als de machthebber van Ishjemme kennen?
“Ik heb gedaan wat u wilde,” zei Angelica. Zelfs voor haar klonk dat defensief.
“Verwacht je nu lof?” vroeg de Weduwe. “Een beloning misschien? Een of andere onbeduidende titel om aan je collectie toe te voegen?”
Angelica hield er niet van als er op die manier tegen haar gepraat werd. Ze had alles gedaan wat de Weduwe van haar gevraagd had. Sophia was dood, en Sebastian zou spoedig thuis zijn, klaar om haar te accepteren.
“Ik heb je huwelijk zojuist aan het Assemblee van Aristocraten aangekondigd,” zei de Weduwe. “Ik denk dat het trouwen met mijn zoon wel volstaat als beloning.”
“Zeker weten,” zei Angelica. “Maar zal Sebastian me deze keer accepteren?”
De Weduwe strekte haar arm uit, en Angelica moest zichzelf bedwingen om niet ineen te duiken toen de oude vrouw over haar wang streek.
“Ik weet zeker dat ik heb gezegd dat dat jouw taak was. Leid hem af. Verleid hem. Ga voor hem op je knieën en smeek, als het moet. Mijn rapporten zeggen dat hij ziek van verdriet is als hij thuiskomt. Jouw taak is om ervoor te zorgen dat hij dat allemaal vergeet. Niet mijn taak, maar die van jou. Doe wat je moet doen, Angelica.” De Weduwe haalde haar schouders op. “Vertrek nu. Ik heb dingen te doen. Ik moet er bijvoorbeeld zeker van zijn dat je Sophia echt hebt vermoord.”
Het ontslag was abrupt genoeg om onbeschoft te zijn. Bij een ander zou het genoeg zijn geweest om vergelding te rechtvaardigen. Bij de Weduwe was er echter niets dat Angelica kon doen, en dat maakte het alleen maar erger.
Toch zou ze doen wat de oude vrouw van haar vroeg. Ze zou Sebastian de hare maken. Ze zou spoedig bij de koninklijke familie horen, en die verheffing zou meer dan genoeg zijn.
Maar de onzekerheid van de Weduwe over Sophia knaagde aan haar. Angelica had haar vermoord; ze wist het zeker, maar…
Maar het kon geen kwaad om te kijken wat ze kon achterhalen over de gebeurtenissen in Ishjemme, gewoon om het zeker te weten.
Ze had daar tenslotte nog een vriend.
HOOFDSTUK ZES
Sophia kon het ritmische deinen van het schip onder zich voelen, maar het voelde ver weg, ergens op het randje van haar bewustzijn. Tenzij ze zich concentreerde, kon ze zich niet herinneren dat ze ooit op een schip was geweest. Ze kon het zeker niet vinden, hoewel het de laatste plek was die ze zich kon herinneren.
Ze leek op een schimmige plek te zijn, gevuld met een mist die wervelde en kringelde. Gebroken licht filterde erdoorheen, zodat het meer leek op de geest van een zon dan op wat het echt was. In de mist had Sophia geen idee waar ze was, of welke kant ze op moest.
Toen hoorde ze het geschreeuw van een kind dat door de mist heen leek te snijden.
Haar instinct vertelde haar dat het haar kind was, en dat ze het moest zien te vinden. Zonder te aarzelen begon Sophia door de mist te rennen.
“Ik kom eraan,” verzekerde ze haar kind. “Ik zal je vinden.”
Het kind bleef huilen, maar het geluid werd nu door de mist vervormd waardoor het leek of het