“Begin,” commandeerde bij. Er werd op jachthoorns geblazen, en het geluid verspreidde zich over de golven. Er werden landingsboten neergelaten, en een tij van mannen spoelde over de kust. Ze deden het zo stil mogelijk, want een speler verkondigde niet waar hij zijn pionnen neer wilde zetten. De mannen verspreidden zich snel en brachten kanonnen en voorraden met zich mee.
Nu begon het geweld echt, exact zoals hij gepland had. Mannen slopen om de hinderlagen van zijn vijanden heen om hen van achteren aan te vallen, en ze vielen de verborgen strijdmachten aan. Vanaf deze afstand zou het onmogelijk moeten zijn om het geschreeuw van de stervenden of zelfs het musketvuur te kunnen horen, maar zijn kraaien gaven alles aan hem door.
Hij zag tientallen beelden tegelijk, en het geweld bloeide op in een pluriforme chaos, zoals het altijd deed in de momenten na de start van een conflict. Hij zag zijn mannen een strand op rennen en met maaiende zwaarden de confrontatie met een groep boeren aangaan. Hij zag paarden aan land gaan terwijl een strijdmacht vocht om hun positie te behouden, tegen een militie die bewapend was met landbouwwerktuigen. Hij zag zowel de slachtpartijen als de zwaarbevochten heldhaftigheid, hoewel het lastig was onderscheid tussen de twee te maken.
Door de ogen van zijn kraaien zag hij hoe een groep ruiters zich een eindje landinwaarts verzamelde, hun borstplaten glimmend in de zon. Ze waren met genoeg om een gat in zijn zorgvuldig gecoördineerde web van landingsplaatsen te creëren, en hoewel de Kraaienmeester betwijfelde of ze wisten waar ze moesten aanvallen, kon hij het risico niet nemen.
Hij breidde zijn concentratie uit en gebruikte zijn kraaien om een geschikte officier te vinden die in de buurt was. Tot zijn eigen vermaak vond hij de jonge man die eerder zo enthousiast was geweest. Hij concentreerde zich en spande zich in om een van de dieren zijn woorden mee te geven, in plaats van alleen maar door zijn ogen te kijken.
“Er zijn ruiters ten noorden van je,” zei hij. Hij hoorde de krakende stem van de kraai terwijl het dier zijn woorden herhaalde. “Cirkel naar de bergrug in het westen en onderschep hun aanval.”
Hij wachtte niet op een antwoord, maar stuurde de kraai weer de lucht in om van bovenaf toe te kijken terwijl zijn mannen hem gehoorzaamden. Dit was wat zijn talent hem gaf: de vaardigheid om meer te zien, om zijn bereik groter te maken dan dat van een gewone man. De meeste bevelhebbers werden opgeslokt door de mist van de strijd, of gehinderd door boodschappers die niet snel genoeg waren. Hij kon net zo makkelijk een leger aansturen als dat een kind zijn tinnen soldaatjes over een tafel bewoog.
Onder zijn cirkelende vogel zag hij de cavalerie naderen, die eruitzag als een elegant leger uit een legende. Hij hoorde het knallen van musketten en zag de wachtende soldaten op hen af stormden en hun sprookjesachtige aanval veranderden in een nachtmerrie van bloed en dood, pijn en plotselinge angst. De Kraaienmeester zag de ene na de andere man neergaan. Ook de jonge officier, die door een verdwaald zwaard in zijn keel werd geraakt.
“Allemaal kraaienvoer,” zei hij. Het deed er niet toe; die kleine strijd was gewonnen.
Hij zag een lastigere strijd rondom de duinen die naar een klein dorpje leidden. Een van zijn commandanten was niet snel genoeg geweest met het opvolgen van zijn orders, wat betekende dat de verdedigers hun hielen in het zand hadden gegraven en de route naar hun dorp wisten te behouden, zelfs tegen de grotere strijdmacht. De Kraaienmeester rekte zich uit en klauterde in een landingsboot.
“Naar de kust,” zei hij wijzend.
De mannen die bij hem waren gingen aan het werk met de snelheid die kwam van een lange training. Terwijl hij dichterbij kwam bekeek de Kraaienmeester de voortgang van de strijd. Hij hoorde het geschreeuw van de stervenden en zag zijn strijdmachten de ene na de andere groep verdedigers overweldigen. Het was duidelijk dat de Weduwe het bevel tot verdediging van haar koninkrijk had gegeven, maar dat was niet goed genoeg.
Ze bereikten de kust, en de Kraaienmeester beende door de strijd alsof hij een wandelingetje maakte. Zijn mannen hielden zich laag, hun musketten geheven terwijl ze om zich heen keken voor dreigingen, maar hij liep rechtop. Hij wist waar zijn vijanden waren.
Al zijn vijanden. Hij kon de macht van dit land al voelen, en hij voelde de beweging terwijl een aantal van de meer gevaarlijke dingen die er zaten op zijn aankomst reageerden. Ze mochten voelen dat hij eraan kwam. Ze mochten vrezen voor wat er komen ging.
Een kleine groep vijandelijke soldaten sprong op vanuit hun schuilplaats achter een omgekeerde boot, en er was geen tijd meer om na te denken, alleen om te handelen. In een soepele beweging trok hij een lang duelleerzwaard en een pistool. Hij schoot een van de verdedigers in het gezicht en stak zijn zwaard door een ander. Hij ontweek een aanval, sloeg met een dodelijke kracht terug, en bleef in beweging.
Voor hen lagen de duinen, en daarachter lag het dorp. Nu kon de Kraaienmeester het geweld horen zonder dat hij zijn dieren nodig had. Hij hoorde met gekletter van zwaarden en het gedonder van musketten en pistolen met zijn eigen oren. Hij zag de mannen met elkaar worstelen. Zijn kraaien lieten hem de plekken zien waar verdedigers knielden of lagen, hun wapens klaar om af te gaan bij alles dat bewoog.
Hij stond daar in het midden en daagde hen uit om op hen te vuren.
“Jullie hebben één kans om te overleven,” zei hij. “Ik heb dit strand nodig, en ik ben bereid jullie ervoor te betalen met jullie levens en die van jullie gezinnen. Leg je wapens neer en vertrek. Of beter, sluit je bij mijn leger aan. Doe het, en je blijft leven. Vecht door, en ik zal ervoor zorgen dat jullie huizen geplunderd worden.”
Hij stond daar, wachtend op een antwoord. Hij kreeg het toen er een schot klonk. De pijn en impact beukte zo hard door hem heen dat hij wankelde en op een knie viel. Maar op dat moment was er teveel dood om hem heen om hem zo makkelijk tegen te houden. De kraaien werden goed gevoed vandaag, en hun kracht zou alles genezen dat hem niet direct doodde. Hij duwde kracht in de wond, die zich sloot terwijl hij weer ging staan.
“Het zij zo,” zei hij, en hij stormde voorwaarts.
Normaal gesproken deed hij dit niet. Het was een dwaze manier van vechten; een oude manier die niets te maken had met goedgeorganiseerde legers of efficiënte tactieken. Hij bewoog met alle snelheid die zijn gave hem gaf, ontwijkend en rennend terwijl hij de afstand verkleinde.
Hij doodde de eerste man zonder te stoppen, boorde zijn zwaard diep door hem heen en rukte het los. Hij trapte de volgende tegen de grond en maakte hem af met een slag van zijn zwaard. Hij griste het musket van de man met een hand van de grond en vuurde, terwijl hij het zicht van zijn kraaien gebruikte om te weten waarheen hij moest richten.
Hij stormde naar voren, in een cluster van mannen die zich achter een zandbarricade hadden verborgen. Tegen zijn trage strijdmachten waren ze misschien genoeg geweest om hen te vertragen en tijd te winnen voor hulptroepen. Tegen zijn wilde aanval maakte het geen verschil. De Kraaienmeester sprong over de zandmuur midden tussen zijn vijanden, en sneed alle kanten op.
Zijn mannen zouden hem volgen wist hij, ook al kon hij het zich niet veroorloven om voor hen door de ogen van zijn kraaien te kijken. Hij had het te druk met het pareren van zwaarden en bijlen, en sloeg met venijnige efficiëntie terug.
Nu waren zijn mannen er. Ze stroomden als het opkomende tij over de zandbarricades heen. Ze stierven daarbij, maar dat was niet belangrijk voor hen, zolang ze maar bij hun leider waren. Het was waar de Kraaienmeester op gerekend had. Ze toonden verrassend veel loyaliteit voor mannen die voor hem weinig meer waren dan kraaienvoer.
Met hun aantallen achter zich duurde het niet lang voor de verdedigingstroepen dood waren, en de Kraaienmeester stuurde zijn mannen richting het dorp.
“Ga,” zei hij. “Slacht ze af voor hun ongehoorzaamheid.”
Hij sloeg de rest van de aankomende troepen nog een paar minuten gade, maar er leken geen andere grote knelpunten meer te zijn. Hij had zijn plek goed gekozen.