Ze begon rustig te zingen...
Ver van thuis
Zo ver van thuis
Deze kleine baby is ver van thuis
Je kwijnt weg
Van dag tot dag
Te treurig om te spelen, te treurig voor een lach
Cody had zo veel van dat liedje gehouden! Net als alle andere patiënten, en nog zoveel meer patiënten in de toekomst zouden er net zo dol op zijn. Die gedachte was hartverwarmend.
Precies op dat moment hoorde ze een dreun bij de voordeur. Ze haastte zich snel om de deur open te doen en naar buiten te kijken. Op de koude stoep lag daar de ochtendkrant. Trillend van opwinding pakte ze de krant op, ging ze snel terug naar de keuken en opende ze de krant op de pagina met overlijdensberichten.
En inderdaad, daar stond het:
SEATTLE – Cody Woods, 49, uit Seattle...
Ze stopte even. Dat was vreemd. Ze zou toch zweren dat hij haar verteld had dat hij vijftig was. Ze las verder...
... in het South Hills Ziekenhuis, Seattle, Wash.; Sutton-Brinks Uitvaartcentrum en Crematorium, Seattle.
Dat was het. Het was beknopt, zelfs voor een simpel overlijdensbericht.
Ze hoopte dat er ergens de komende dagen een mooi rouwbericht zou komen. Maar ze maakte zich zorgen dat er misschien niet zou zijn. Wie zou dat immers moeten schrijven?
Hij was alleen op de wereld, voor zover zij wist tenminste. Zijn ene vrouw was overleden, de andere had hem verlaten, en zijn twee kinderen spraken niet meer met hem. Hij had amper andere mensen aan haar genoemd; vrienden, familie, collega’s.
Kan het iemand iets schelen? vroeg ze zich af.
Ze voelde een bekende verbitterde woede in haar opkomen.
Woede jegens alle mensen in Cody Woods’ leven wie het niet kon schelen of hij leefde of dood was.
Woede jegens de glimlachende personeelsleden bij Signet, die deden alsof ze Hallie Stillians aardig vonden en zouden missen.
Woede jegens mensen overal ter wereld, met hun leugens en geheimen en gemeenheid.
Zoals ze zo vaak deed, beeldde ze zich in dat ze met zwarte vleugels over de wereld zweefde, en dood en verderf zaaide over alle verdorvenen.
En iedereen was verdorven.
Iedereen verdiende het om te sterven.
Zelfs Cody Woods zelf was verdorven en verdiende het om te sterven.
Want wat voor een man was hij wel niet echt geweest, om de wereld te kunnen verlaten met niemand die om hem gaf?
Een vreselijke man, dat moest wel.
Vreselijk en verwerpelijk.
“Zijn verdiende loon,” gromde ze.
Toen verdween haar woede als sneeuw voor de zon. Ze schaamde zich dat ze zoiets hardop had gezegd. Ze meende het immers niet. Ze herinnerde zichzelf eraan dat ze niets anders dan liefde en welwillendheid voelde voor werkelijk iedereen.
Bovendien was het bijna tijd om naar werk te gaan. Vandaag zou ze Judy Brubaker zijn.
Ze keek in de spiegel en zorgde er aandachtig voor dat de kastanjebruine pruik goed op haar hoofd zat en dat de zachte pony natuurlijk over haar voorhoofd viel. Het was een dure pruik en niemand had ooit opgemerkt dat het niet haar echte haar was. Onder de pruik was Hallie Stillians’ korte blonde haar donkerbruin geverfd en in een ander model geknipt.
Er was geen enkel spoor van Hallie over, ook niet in haar kledingkast of in haar manier van doen.
Ze pakte een hippe leesbril en hing deze aan een glimmend koord om haar nek.
Ze glimlachte tevreden. Het was slim om te investeren in degelijke accessoires, en Judy Brubaker verdiende het beste van het beste.
Iedereen hield van Judy Brubaker.
En iedereen hield van het liedje dat Judy Brubaker vaak zong, een liedje dat ze nu tijdens het aankleden ook hardop zong.
Geef geen piep
Droom lang en diep
Geef je over aan de sluimering
Laat je tranen maar drogen
Sluit gewoon je ogen
En je zult naar huis gaan in je slaap
Ze voelde zich overspoeld door vrede, genoeg vrede om met de hele wereld te delen. Ze had Cody Woods vrede gebracht.
En ze zou iemand anders die het nodig had ook snel vrede brengen.
HOOFDSTUK VIER
Riley’s hart bonsde en haar longen brandden van het harde en snelle ademhalen. Ze had een bekend deuntje in haar hoofd.
“Follow the yellow brick road …”
Ondanks dat ze moe en buiten adem was, vond ze het wel grappig. Het was een vroege en koude morgen, en ze was het zes mijl lange hindernisparcours buiten bij Quantico aan het rennen. Het parcours had de bijnaam ‘Yellow Brick Road.’
De Amerikaanse mariniers die het gebouwd hadden het zo genoemd. De mariniers hadden iedere mijl gemarkeerd met een gele baksteen. FBI-leerlingen die het parcours doorstonden kregen een gele baksteen als beloning.
Riley had haar gele baksteen jaren geleden al gewonnen. Maar toch rende ze zo nu en dan het parcours nog een keer, gewoon om te verzekeren dat ze het nog steeds kon. Na de emotionele stress van de afgelopen dagen had Riley wat complete fysieke uitputting nodig om haar hoofd leeg te maken.
Tot nu toe had ze al een aantal uitdagende hindernissen overwonnen en was ze onderweg langs drie gele bakstenen gekomen. Ze was over geïmproviseerde muren geklommen, had zichzelf over barrières getrokken en was door nagemaakte ramen gesprongen. Zojuist had ze zichzelf langs een steile rotswand omhoog getrokken aan een touw, en nu ging ze langzaam weer terug naar beneden.
Toen ze op de grond aankwam, keek ze omhoog en zag ze Lucy Vargas, een slimme jonge agente met wie ze graag werkte en sportte. Lucy was vanochtend graag Riley’s sportmaatje. Ze stond hijgend bovenaan de rotswand en keek naar beneden naar Riley.
Riley riep naar haar, “Kun je een oudje als ik niet bijhouden?”
Lucy lachte. “Ik doe het rustig aan. Ik wil niet dat je jezelf uitput, niet op jouw leeftijd.”
“Hou je voor mij maar niet in hoor,” riep Riley terug. “Geef alles wat je hebt.”
Riley was veertig, maar ze had haar fysieke training nooit laten versloffen. Het was cruciaal om snel te kunnen bewegen en hard te kunnen slaan wanneer je oog in oog stond met menselijke monsters. Pure fysieke kracht had vaker dan eens levens gered, waaronder haar eigen leven.
Desondanks werd ze niet blij toen ze keek naar het volgende obstakel; een ondiepe plas met ijskoud, modderig water waar prikkeldraad boven hing.
Dit zou lastig gaan worden.
Ze had zich goed aangekleed voor het winterweer en droeg een waterdichte jas. Maar alsnog zou het kruipen door de modder haar kletsnat en ijskoud maken.
Daar gaan we dan, dacht ze.
Ze gooide zichzelf naar voren, de modder in. Het ijzige water zorgde voor een sterke schok door haar hele lichaam. Alsnog dwong ze zichzelf om te kruipen, en ze maakte zichzelf nog platter toen ze het prikkeldraad langs haar rug voelde schampen.
Een knagend verdoofd gevoel speelde op, en bracht een ongewilde herinnering