Er waren ook andere mooie tijden – zoals de Vroege Middeleeuwen, toen ze een grootschalige oorlog in heel Europa mochten voeren, en miljoenen mensen mochten doden en verkrachten. Dat waren een paar van de mooiste eeuwen van zijn leven.
Maar in de laatste paar honderd jaar was de Hoge Raad zo zwak geworden, zo zielig. Alsof ze bang waren voor de mensen. De Tweede Wereldoorlog was leuk, maar zo kort en beperkt. Hij wilde meer. Er waren sindsdien geen grote epidemieën meer geweest, geen echte oorlogen. Het was alsof het vampierras was verlamd, bang voor de groeiende bevolking en de macht van het menselijk ras.
Nu begonnen ze eindelijk bij te draaien. Kyle stapte bijna huppelend door de deur en van de trap af, uit het stadhuis. Hij versnelde zijn pas en keek uit naar zijn reis naar de South Street zeehaven. Er lag daar een enorme lading op hem te wachten. Tienduizenden kratten perfect bewaarde, genetisch gemodificeerde builenpest. Ze hadden het honderden jaren in Europa opgeslagen, perfect bewaard sinds de laatste uitbraak. En nu hadden ze het aangepast zodat het immuun zou zijn tegen antibiotica. En het zou allemaal van Kyle zijn. Hij mocht ermee doen wat hij wilde. Hij mocht een nieuwe oorlog ontketenen op het Amerikaanse continent. In zijn territorium.
Hij zou de komende eeuwen herinnerd worden.
Die gedachte maakte Kyle hardop aan het lachen, hoewel zijn lach er door zijn gezichtsuitdrukking meer uitzag als een snauw.
Hij zou dit natuurlijk moeten rapporteren aan Rexius, zijn verbondsleider, maar dat was slechts een formaliteit. In werkelijkheid zou hij de operatie leiden. De duizenden vampiers in zijn verbond – en die uit naburige verbonden – zouden verantwoording aan hem afleggen. Hij zou machtiger dan ooit tevoren zijn.
Kyle wist al hoe hij de pest zou laten uitbreken: hij zou een lading op Penn Station loslaten, een op Grand Central Station en nog een op Times Square. Alles met perfecte timing, tijdens de drukste momenten van de spits. Dat zou het balletje aan het rollen brengen. Binnen een paar dagen schatte hij dat half Manhattan besmet zou zijn, en binnen een week de rest ook. De pest verspreidde zich snel, en met de manier waarop hij hem had aangepast, zou dat nog vele malen sneller gaan.
De zielige mensen zouden de stad natuurlijk hermetisch afsluiten. Alle bruggen en tunnels zouden worden gesloten. Lucht- en bootverkeer zou worden tegengehouden. En dat was precies wat hij wilde. Ze zouden zichzelf insluiten in de chaos die zou volgen. Terwijl de inwoners ingesloten waren en stierven aan de pest, zouden Kyle en duizenden dienaren een vampieroorlog ontketenen zoals de mensheid nog nooit had gezien. Binnen enkele dagen zouden ze alle New Yorkers uitroeien.
En dan zou de stad van hen zijn. Niet alleen ondergronds, maar ook bovengronds. Het zou het begin zijn, het teken voor elk verbond in elke stad om het voorbeeld te volgen. Binnen een paar weken zou Amerika van hen zijn, en misschien zelfs wel de hele wereld. En Kyle zou degene zijn waarmee het begonnen was. Hij zou worden herdacht als degene die het vampierras voorgoed boven de grond vestigde.
Natuurlijk moesten ze iets vinden voor de overblijvende mensen. Ze konden de overlevenden tot slaaf maken en opsluiten in enorme fokkerijen. Hij zou ze allemaal heerlijk vetmesten, zodat zijn ras altijd een eindeloze hoeveelheid had om zich mee te voeden. Allemaal perfect gerijpt. Ja, mensen zouden goede slaven zijn. En ook een heerlijk maal, als ze goed gefokt werden.
Kyle kwijlde bij die gedachte. Er kwamen geweldige tijden aan voor hem, en niets stond hem in de weg.
Op dat verdomde Witte Verbond na dan, ingegraven onder The Cloisters. Ja, zij zouden een doorn in zijn zij zijn, maar geen al te grote. Zodra hij dat verschrikkelijke meisje Caitlin vond, en die overlopende verrader Caleb, zouden ze hem naar het zwaard leiden. En dan zou het Witte Verbond weerloos zijn. Er zou niets meer in hun weg kunnen staan.
Kyle ontvlamde in razernij toen hij aan die stomme meid dacht, die ontsnapt was uit zijn greep. Ze had hem een slechte reputatie bezorgd.
Hij sloeg Wall Street in en een voorbijganger, een grote man, had de pech in zijn looppad te staan. Toen hun paden kruisten, sloeg Kyle zijn schouder zo hard als hij kon tegen hem aan. De man struikelde een meter of wat terug, en sloeg tegen een muur.
De man, gekleed in een duur pak, schreeuwde: “Hey, vriend, wat is jouw probleem?!”
Maar Kyle lachte minachtend terug en de uitdrukking op het gezicht van de man veranderde. Met zijn ruim 1,90 meter en zijn sterke bouw was Kyle niet iemand die je zomaar uitdaagde. De man draaide zich ondanks zijn eigen formaat snel om en liep door. Hij wist wel beter.
De man omstoten maakte dat hij zich wat beter voelde, maar Kyle’s woede raasde nog steeds. Hij zou dat meisje te pakken krijgen. En hij zou haar langzaam doden.
Maar dat was voor een ander moment. Hij moest zijn hoofd helder maken. Hij had belangrijke zaken af te handelen. De lading. De scheepskade.
Ja, hij ademde diep in en begon langzaam weer te glimlachen. De lading bevond zich nog maar een paar straten verder.
Dit zou zijn Eerste Kerstdag worden.
VIJF
Sam werd wakker met enorme hoofdpijn. Hij opende een oog en besefte dat hij in de schuur bewusteloos was geraakt, in het stro. Het was koud. Geen van zijn vrienden had de moeite genomen het vuur op te stoken. Ze waren allemaal te high geweest.
Nog erger was dat de kamer nog steeds draaide. Sam hief zijn hoofd, trok een stukje stro uit zijn mond en voelde een enorme pijn in zijn slapen. Hij had in een rare houding geslapen, en zijn nek deed pijn toen hij die draaide. Hij wreef in zijn ogen om de slaap weg te krijgen, maar dat ging niet gemakkelijk. Hij was gisteravond echt te ver gegaan. Hij herinnerde zich de waterpijp. Toen bier, toen whisky, toen nog meer bier. Hij had overgegeven. Toen nog wat wiet, om het af te maken. Toen was hij bewusteloos geraakt, ergens in de nacht. Wanneer of waar kon hij zich niet herinneren.
Hij had honger, maar was tegelijkertijd misselijk. Hij had het gevoel dat hij een stapel pannenkoeken en een hele doos eieren op kon, maar ook dat hij zou kotsen zodra hij dat deed. Sterker nog, hij wilde nu meteen weer overgeven.
Hij probeerde de details van de avond aan elkaar te plakken. Hij herinnerde zich Caitlin. Dat kon hij niet vergeten. Dat was wat hem echt genekt had. Dat zij hier was verschenen. Dat ze Jimbo zo aan had gepakt. De hond. Kom op zeg! Was dat allemaal echt gebeurd?
Hij keek om en zag het gat in de muur, daar waar de hond doorheen was gegaan. Hij voelde de koude lucht binnenstromen, en hij wist dat dat gebeurd was. Hij wist niet helemaal wat het betekende. En wie was die kerel die bij haar was? Hij zag eruit als een professionele rugbyspeler, maar dan zo bleek als een vaatdoek. Sam kon niet eens inschatten hoe oud hij was. Het rare was dat Sam dacht hem ergens van te kennen.
Sam keek rond en zag al zijn vrienden bewusteloos in verschillende houdingen, en de meesten snurkten. Hij greep zijn horloge van de vloer, en zag dat het 11 uur ’s ochtends was. Ze zouden nog wel even slapen.
Sam liep naar de andere kant van de schuur en greep een fles water. Hij wilde er net uit drinken, maar toen hij omlaag keek zag hij dat de fles vol met peuken zat. Hij zette hem walgend weg en zocht een andere. In zijn ooghoek zag hij een halflege kan water op de vloer staan. Hij pakte hem op en dronk, en bleef drinken tot hij bijna de helft op had.
Dat was beter. Zijn keel was zo droog geweest. Hij ademde diep in en legde een hand op zijn slaap. De kamer draaide nog steeds. Het stonk hier. Hij moest naar buiten.
Sam liep naar de andere kant van de kamer en opende de schuurdeur. De koude ochtendlucht voelde goed. Gelukkig was het vandaag bewolkt. Maar het was nog steeds veel te licht, en hij kneep zijn ogen dicht. Maar het was niet half zo erg als het had kunnen zijn. Het sneeuwde weer. Geweldig, meer sneeuw.
Sam hield vroeger van sneeuw. Vooral op schooldagen, want dan mocht hij wegblijven