Een Schreeuw Van Eer . Морган Райс. Читать онлайн. Newlib. NEWLIB.NET

Автор: Морган Райс
Издательство: Lukeman Literary Management Ltd
Серия: De Tovenaarsring
Жанр произведения: Героическая фантастика
Год издания: 0
isbn: 9781632911162
Скачать книгу
een dag ouder dan Gwen. Haar huid glom, en ze had vriendelijke, groene ogen die haar nauwelijks een jaar ouder dan achttien deden lijken. Gwen wist dat ze behoorlijk wat ouder was dan achttien, wist dat haar verschijning bedrieglijk was, en ze wist ook dat Illepra één van de slimste en meest getalenteerde mensen was die ze ooit had ontmoet.

      Illepra’s blik viel op Godfrey. Ze liet de beleefdheden achterwege terwijl haar ogen zich wijd opensperden. Ze haastte zich langs Gwen naar Godfreys zijde en legde een hand op zijn voorhoofd. Ze fronste.

      “Breng hem naar binnen,” beval ze de twee mannen, “en haast je.”

      Illepra ging weer naar binnen en opende de deur wijder, en ze haastten zich het huisje in. Gwen volgde hen naar binnen en sloot de deur achter hen.

      Het was donker binnen, en het duurde even voor haar ogen aan de duisternis gewend waren; en toen zag ze dat het huisje nog precies zo was als ze zich herinnerde: klein, schoon, en volgestouwd met allerlei soorten planten, kruiden en brouwsels.

      “Leg hem daar neer,” beval Illepra de mannen op een bloedserieuze toon. “Op dat bed, daar in de hoek. Trek zijn shirt en schoenen uit. En verlaat ons.”

      Akorth en Fulton deden wat hen werd opgedragen. Terwijl ze zich de deur uit haastten, greep Gwen Akorths arm.

      “Blijf buiten de wacht houden,” beval ze. “Wie achter Godfrey aan zat kan het nog steeds op hem voorzien hebben. Of op mij.”

      Akorth knikte en hij en Fulton gingen naar buiten. Ze sloten de deur achter zich.

      “Hoe lang is hij al zo?” vroeg Illepra dringend, terwijl ze aan Godfreys zijde knielde en zijn pols, maag en keel voelde.

      “Sinds gisteravond,” antwoordde Gwen.

      “Gisteravond!” herhaalde Illepra, en ze schudde bezorgd haar hoofd. Ze onderzocht hem zwijgend, en haar gezicht betrok.

      “Het ziet er niet goed uit,” zei ze uiteindelijk.

      Ze legde weer een handpalm op zijn voorhoofd. Deze keer sloot ze haar ogen, en ze haalde diep adem. Er viel een zware stilte in de kamer, en Gwen begon haar tijdsbesef te verliezen.

      “Vergif,” fluisterde Illepra uiteindelijk. Ze hield haar ogen gesloten, alsof ze zijn toestand kon uit zijn gedachten kon aflezen.

      Gwen verwonderde zich altijd over haar vaardigheden; ze had het nog nooit bij het verkeerde eind gehad, in ieder geval niet voor zover zij wist. En ze had meer levens gered dan het leger had genomen. Ze vroeg zich af of het een aangeleerde vaardigheid was, of dat ze het geërfd had; Illepra’s moeder was ook een genezeres geweest, en haar moeder voor haar. Maar Illepra had ook elke vrije minuut van haar leven gewijd aan het bestuderen van brouwsels en geneeskunde.

      “Een zeer krachtig vergif,” voegde Illepra toe. Ze klonk zelfverzekerd. “Eén die ik slechts zelden tegenkom. Een zeer duur vergif. Wie hem ook heeft getracht te doden wist wat hij deed. Het is ongelofelijk dat hij niet gestorven is. Deze moet sterker zijn dan we denken.”

      “Dat heeft hij van mijn vader,” zei Gwen. “Hij was zo sterk als een stier. Dat waren alle MacGils.”

      Illepra ging de kamer door en mengde verschillende kruiden op een houten blok. Ze sneed ze en verpulverde ze en voegde ondertussen vloeistof toe. Het eindproduct was een dikke, groene zalf. Ze haastte zich naar Godfrey toe en bracht de zalf aan op zijn keel, onder zijn armen en op zijn voorhoofd. Toen ze klaar was, liep ze weer naar de andere kant van de kamer en goot verschillende vloeistoffen, één rood, één bruin en één paars, bij elkaar. Het brouwsel siste en borrelde. Ze roerde er met een lange, houten lepel door heen, en haastte zich toen terug naar Godfrey om de vloeistof op zijn lippen aan te brengen.

      Godfrey reageerde niet; Illepra reikte achter zijn hoofd, tilde het iets omhoog en goot de vloeistof in zijn mond. Het meeste liep langs zijn wangen naar beneden, maar een gedeelte ervan slikte hij door.

      Illepra depte de vloeistof van zijn mond en kaak, en leunde toen zuchtend achterover.

      “Zal hij het overleven?” vroeg Gwen, paniekerig.

      “Misschien,” zei ze somber. “Ik heb hem alles gegeven dat ik heb, maar het zal niet genoeg zijn. Zijn leven ligt in de handen van het lot.”

      “Wat kan ik doen?” vroeg Gwen.

      Ze draaide zich om en staarde Gwen aan.

      “Bid voor hem. Het zal een lange nacht worden.”

      HOOFDSTUK VIJF

      Kendrick had vrijheid—echte vrijheid—nooit echt gewaardeerd. Tot vandaag. De tijd die hij opgesloten in de kerker had doorgebracht, had zijn kijk op het leven veranderd. Nu waardeerde hij alle kleine dingen—het gevoel van de zon, de wind in zijn haar, buiten zijn. Terwijl hij op zijn paard reed en voelde hoe de aarde zich onder hem uitstrekte, hoe hij zijn wapenrusting weer aan had, zijn wapens bij zich had, en samen met zijn broeders de strijd tegemoet reed—het zorgde dat hij zich voelde alsof hij uit een kanon was geschoten. Hij voelde een roekeloosheid die hij nog nooit eerder had gevoeld.

      Kendrick galoppeerde, laag over zijn paard gebogen, zijn vriend Atme aan zijn zijde, en hij was zo dankbaar voor de kans om met zijn broeders te mogen vechten. Hij wilde het gevecht niet missen, en was vastberaden om zijn stad van de McClouds te bevrijden—en hen te laten boeten voor de invasie. Hij verlangde naar bloedvergieten, hoewel hij wist dat het ware doelwit van zijn wraakzuchtigheid niet de McClouds waren, maar zijn broer, Gareth. Hij zou hem nooit vergeven voor het feit dat hij hem had laten opsluiten, dat hij hem had beschuldigd van de moord op zijn vader, dat hij hem in het bijzijn van zijn mannen had laten arresteren—en dat hij had getracht hem te executeren. Kendrick wilde wraak nemen op Gareth—maar omdat hij dat niet kon doen, in ieder geval niet vandaag, zou hij zich op de McClouds afreageren.

      Als Kendrick zou terugkeren naar het Koninklijk Hof, echter, zou hij de rekening vereffenen. Hij zou doen wat hij kon om zijn broer te laten aftreden en zijn zus Gwendolyn te laten kronen.

      Ze naderden de stad. Grote, opbollende zwarte wolken rolden naar hen toe en vulden Kendricks neusgaten met bijtende rook. Het deed hem pijn om een MacGil stad zo te zien. Als zijn vader nog had geleefd, dan zou dit nooit gebeurd zijn; als Gareth hem niet had opgevolgd, dan zou dit ook nooit gebeurd zijn. Het was een schande, een smet op de eer van de MacGils en de Zilveren. Kendrick bad dat het nog niet te laat was om de mensen te redden, dat de McClouds er nog niet al te lang waren, en dat er niet veel mensen gewond of gedood waren.

      Hij spoorde zijn paard aan en ging voor de anderen uitrijden terwijl ze aanvielen, als een zwerm bijen, richting de open poort naar de stad. Ze stormden naar binnen en Kendrick trok zijn zwaard, voorbereid om het leger van de McClouds te lijf te gaan. Hij liet een luide strijdkreet uit, evenals alle mannen om hem heen, klaar voor de impact.

      Maar terwijl hij door de poort de stoffige stad in draafde, was hij verbijsterd door wat hij zag: niets. Overal om hem heen zag hij tekenen van een invasie—verwoesting, brand, geplunderde huizen, lijken, kruipende vrouwen. De dieren waren gedood en de muren waren besmeurd met bloed. Het was een slachtpartij geweest. De McClouds hadden deze onschuldige mensen verwoest. De gedachte maakte Kendrick misselijk. Het waren lafaards.

      Maar wat Kendrick verbaasde was dat de McClouds nergens te bekennen waren. Hij begreep het niet. Het was alsof het gehele leger bewust geëvacueerd was, alsof ze hadden geweten dat ze kwamen. De branden woedden nog hevig, en het was duidelijk dat ze doelbewust waren aangestoken.

      Kendrick begon te beseffen dat het allemaal een afleidingsmanoeuvre was. Dat de McClouds het leger van de MacGils hierheen hadden willen lokken.

      Maar waarom?

      Kendrick draaide zich met een ruk om en keek om zich heen, om te zien of één van zijn mannen miste, of er een contingent naar een andere plek was geleid. Zijn gedachten werden overspoeld door een gevoel, het gevoel dat dit allemaal was opgezet om een deel van zijn mannen apart te krijgen, om hen in een hinderlaag te lokken. Hij keek overal en vroeg zich af wie er miste.

      En toen drong het tot