“Wat is het dat u mij in vertrouwen wilt mededelen?
Als het iets is ten behoeve van het algemeen belang,
Plaats dan eer in één oog, en dood in het andere,
En ik zal beiden onpartijdig aankijken,
Want, en zo helpen mij de goden,
Eer is mij meer lief dan dat ik vrees voor de dood.”
--William Shakespeare
Julius Caesar
HOOFDSTUK ÉÉN
Thorgrin zat op de rug van Mycoples terwijl ze over het uitgestrekte platteland van de Ring naar het zuiden vlogen. Gwendolyn was daar ergens. Thor hield het Zwaard van het Lot stevig vast terwijl hij naar beneden keek. Onder zich zag hij het miljoenenleger van Andronicus, als een plaag van sprinkhanen die de Ring leek te verzwelgen. Hij voelde het Zwaard in zijn hand pulseren en wist dat het hem vertelde om de Ring te beschermen. Om de indringers te verdrijven. Het was bijna alsof het Zwaard hem vertelde wat hij moest doen—en Thor was meer dan bereid om naar het Zwaard te luisteren.
Spoedig zou hij terug vliegen en de indringers laten boeten. Nu het Schild hersteld was, zaten Andronicus en zijn mannen vast; er konden geen versterkingen uit het Rijk meer de Ring in, en Thor zou niet rusten tot hij alle troepen in de Ring had gedood.
Maar het was nu niet de tijd. Hij moest eerst naar zijn ware liefde, de vrouw waar hij naar had verlangd sinds hij de Ring had verlaten: Gwendolyn. Thor verlangde ernaar om haar weer te zien, om haar vast te houden, om te weten dat ze nog leefde. De ring van zijn moeder brandde in zijn shirt, en hij kon nauwelijks wachten om hem aan Gwendolyn te geven, om haar zijn liefde te verklaren, om haar ten huwelijk te vragen. Hij wilde dat ze wist dat er niets was veranderd tussen hen, ongeacht wat er met haar gebeurd was. Hij hield nog net zo veel van haar—meer zelfs—en dat moest ze weten.
Mycoples maakte een diep spinnend geluid, en Thor kon de vibraties door haar schubben heen voelen. Hij voelde dat Mycoples ook Gwendolyn wilde bereiken, voordat haar iets zou overkomen. Mycoples dook door de wolken heen en klapperde met haar enorme vleugels. Ze leek gelukkig hier, in de Ring, met Thor. Hun band werd steeds sterker, en Thor voelde dat Mycoples al zijn gedachten en wensen deelde. Alsof hij op een extensie van zichzelf zat.
Thors gedachten dwaalden af naar Gwendolyn. De woorden van de voormalige Koningin maalden door zijn hoofd, en hij kon ze niet van zich af zetten, hoe graag hij dat ook wilde. Haar onthulling had hem pijn gedaan, erger dan hij zich had kunnen voorstellen. Andronicus? Zijn vader?
Het was onmogelijk. Een deel van hem hoopte dat het niets meer was dan een wreed psychologisch spelletje van de voormalige Koningin, die hem tenslotte al sinds het begin had gehaat. Misschien was het een leugen, en had ze het hem alleen maar verteld om hem bij haar dochter uit de buurt te houden. Thor wilde dat wanhopig graag geloven.
Maar diep van binnen wist hij dat het waar was. Hoe graag hij ook wilde dat het niet zo was, op het moment dat ze het hem had verteld, had hij geweten dat Andronicus zijn vader was.
De gedachte hing als een nachtmerrie over hem heen. Hij had altijd stiekem gehoopt dat