Gareth rende het dorp in en wist uit het zicht te blijven van een paar soldaten van het Rijk, die met hun ruggen naar hem toe stonden. Hij sprintte naar het eerste huisje dat hij zag, een simpel eenkamer huisje. Er hing een warme gloed binnen. Hij zag een meisje van ongeveer zijn leeftijd naar binnen lopen met een stapel vlees. Ze werd vergezeld door een jonger meisje, haar zusje misschien, van een jaar of tien—en hij besloot dat dit de plek was.
Gareth barstte de deur door, sloeg de deur achter zich dicht en greep het jonge meisje van achteren vast, zijn arm om haar keel heen. Het meisje schreeuwde het uit en het oudere meisje liet haar dienblad met eten vallen terwijl Gareth een mes tevoorschijn haalde en die tegen de keel van het jonge meisje aan zette.
Ze schreeuwde en huilde.
“PAPA!”
Gareth draaide zich om en keek rond in het knusse huisje, dat gevuld was met kaarslicht en de geur van eten. Hij zag een moeder en een vader boven een tafel gebogen staan; ze keken hem met aan met blikken vol angst en woede.
“Blijf daar en ik zal haar niet doden!” schreeuwde Gareth uit, terwijl hij het meisje stevig vasthield.
“Wie bent u?” vroeg het oudere meisje. “Mijn naam is Sarka. Dat is mijn zusje Larka. We zijn een vredige familie. Wat wilt u met mijn zusje? Laat haar met rust!”
“Ik weet wie u bent,” zei de vader, die zijn ogen afkeurend samenkneep. “U bent de voormalige koning. MacGils zoon.”
“Ik ben nog steeds Koning,” schreeuwde Gareth. “En jullie zijn mijn onderdanen. Jullie doen wat ik zeg!”
De vader keek hem woedend aan.
“Als u Koning bent, waar is uw leger dan?” vroeg hij. “En als u Koning bent, waarom gijzelt u dan een jong, onschuldig meisje met een koninklijke dolk? Dezelfde koninklijke dolk wellicht waarmee u uw eigen vader heeft gedood?” beet de man. “Ik heb de geruchten gehoord.”
“Je hebt lef,” zei Gareth. “Blijf praten, en je dochter is er geweest.”
De vader slikte, en hij zweeg.
“Wat wilt u van ons?” huilde de moeder.
“Voedsel,” zei Gareth. “En onderdak. Attendeer de soldaten op mijn aanwezigheid, en ik zweer dat ik haar zal doden. Geen trucjes, begrijp je me? Laat me hier blijven, en ik laat haar in leven. Ik wil hier de nacht doorbrengen. Jij, Sarka, breng me dat dienblad met vlees. En jij, vrouw, stook het vuur op en breng me een mantel. Beweeg langzaam!” waarschuwde hij.
De vader knikte naar de moeder. Sarka legde het vlees weer op haar dienblad, terwijl de moeder een dikke mantel tevoorschijn haalde en die over zijn schouders drapeerde. Gareth, die nog steeds trilde, liep langzaam naar het haardvuur toe. Hij ging er met zijn rug naar toe zitten, op de grond, terwijl hij Larka, die nog steeds huilde, stevig vast hield. Sarka liep naar hem toe met het dienblad.
“Zet het naast me op de grond neer!” beval Gareth. “Langzaam!”
Sarka deed wat hij zei, terwijl ze bezorgd naar haar zusje keek.
Gareth werd overweldigd door de geur. Met zijn vrije hand greep hij een stuk vlees, terwijl hij met zijn andere hand de dolk tegen Larka’s keel aan hield. Hij kauwde, sloot zijn ogen en genoot van elke hap. Hij kauwde sneller dan hij kon slikken, en het vlees hing aan zijn mond.
“Wijn!” riep hij uit.
De moeder bracht hem een zak met wijn, en Gareth spoot het in zijn volle mond. Hij haalde diep adem en begon eindelijk weer een beetje tot zichzelf te komen.
“Laat haar nu gaan!” zei de vader.
“Geen sprake van,” antwoordde Gareth. “Ik zal hier de nacht doorbrengen, met haar in mijn armen. Zolang ik veilig ben, is zij dat ook. Wil je de held spelen? Of wil je dat je dochter het overleefd?”
De familie keek elkaar sprakeloos aan.
“Mag ik u een vraag stellen?” vroeg Sarka. “Als u zo’n goede koning bent, waarom behandeld u uw onderdanen dan op zo’n manier?”
Gareth staarde haar aan, en barstte toen in lachen uit.
“Wie heeft gezegd dat ik een goede koning ben?”
HOOFDSTUK VIJF
Gwendolyn opende haar ogen. Ze voelde de wereld om zich heen bewegen, en probeerde zich te oriënteren. Ze zag de enorme gewelfde rode stenen poorten van Silesia, en duizenden soldaten van het Rijk die haar aanstaarden. Ze zag Steffen, die naast haar liep, ze zag de lucht boven zich. Ze besefte dat ze door iemand werd gedragen.
Ze keek omhoog, recht in de intense, glimmende ogen van Argon. Ze werd door Argon gedragen. Met zijn drieën gingen ze door de poorten van Silesia, langs duizenden soldaten van het Rijk, die voor hen uit de weg gingen en hen aanstaarden. Ze werden omgeven door een witte gloed, en Gwendolyn voelde dat ze zich in een soort van beschermend energieveld bevond. Ze besefte dat hij waarschijnlijk een soort spreuk gebruikte om de soldaten op afstand te houden.
Gwen voelde zich gerustgesteld en beschermd in Argons armen. Elke spier in haar lichaam deed pijn, ze was uitgeput, en ze wist niet of ze zou kunnen lopen als ze het zou proberen. Haar ogen vielen steeds dicht, en de zag de wereld in flarden aan zich voorbij gaan. Ze zag een deel van een afbrokkelende muur; een ingestorte borstwering; een uitgebrand huis; een berg puin; ze zag hoe ze over de binnenplaats werd gedragen, naar de verste poorten, naar de rand van het Ravijn; ze zag hoe ze erdoor heen gingen.
Ze bereikten de rand van het Ravijn en het platform dat bedekt was met metalen punten. Argon liet het platform zakken en nam hen weer mee, de diepten van het lager gelegen Silesia in.
Terwijl ze de lager gelegen stad betraden zag Gwendolyn de tientallen vriendelijke, bezorgde gezichten van de Silesiaanse burgers. Ze staarden naar haar alsof ze een spektakel was.
Toen ze het grote plein van de stad betraden, stroomden er honderden mensen naar hen toe. Ze zag bekende gezichten—Kendrick, Srog, Godfrey, Brom, Kolk, Atme, tientallen Zilveren en leden van de Krijgsmacht die ze herkende… ze verzamelden zich om haar heen, ellende op hun gezichten in de vroege ochtendzon, terwijl de mist uit het Ravijn over het plein wervelde en de koude wind haar huid streelde. Ze sloot haar ogen en probeerde alles te laten verdwijnen. Ze voelde zich alsof ze een dier in een dierentuin was. Ze voelde zich vernederd. En ze had het gevoel dat ze hen allemaal teleur had gesteld.
Argon droeg haar verder langs de mensen, door de nauwe steegjes van de laag gelegen stad, door nog een gewelfde poort, en uiteindelijk het kleine paleis van de stad in. Gwen verloor keer op keer haar bewustzijn terwijl ze het schitterende rode kasteel binnen gingen, de trappen op, een lange gang door, en door een hoge deuropening. Uiteindelijk gingen ze een kleine deur door, een kamer binnen.
De kamer was schemerig. Het bleek een grote slaapkamer te zijn, met een eeuwenoud hemelbed in het midden, en niet ver daar vandaan een brandend vuur in een oude marmeren haard. Er stonden een aantal bedienden in de kamer. Gwendolyn voelde hoe Argon haar naar het bed tilde en haar voorzichtig neerlegde. Er verzamelden zich mensen om het bed heen die bezorgd naar haar keken.
Argon deed een paar stappen achteruit en verdween tussen de mensen. Ze knipperde met haar ogen en zocht naar hem, maar ze zag hem niet meer. Hij was weg. Ze voelde de afwezigheid van zijn beschermende energie die haar als een schild had omhuld. Ze voelde zich kouder, minder beschermd, zonder hem.
Gwen liet haar tong over haar gebarsten lippen glijden, en enkele seconden later voelde ze hoe er een kussen onder haar hoofd werd geschoven, en hoe er een kan water tegen haar lippen werd gezet. Ze dronk en dronk, en besefte hoe dorstig ze was. Ze keek op en zag een vrouw die ze herkende.
Illepra, de koninklijke genezeres. Illepra keek op haar neer. Haar zachte bruine ogen keken haar bezorgd aan. Ze legde een warme doek op haar voorhoofd en veegde de haren uit haar gezicht. Ze legde een hand tegen haar voorhoofd, en Gwen voelde een helende energie door zich heen stromen. Ze voelde haar ogen zwaar worden, en niet veel