Thor sloot zijn ogen en wist dat zijn tijd gekomen was. Hij haatte zichzelf om het feit dat hij zo dom was geweest, zo naïef. Ze hadden hem in de vak gelokt, als een lam dat naar de slacht ging. En wat nog erger was, de andere jongens hadden tegen hem opgekeken. Hij had niet alleen zichzelf teleurgesteld, maar ook de anderen. Zijn naïviteit en vertrouwende natuur hadden hen allemaal in gevaar gebracht.
Terwijl Thorgrin worstelde, probeerde hij zijn kracht op te roepen, ergens diep van binnen. Als hij maar genoeg kracht had om zich los te rukken, om terug te vechten.
Maar hoe hij het ook probeerde, het kwam niet. En hij was simpelweg niet sterk genoeg om zich uit de greep van de soldaten te bevrijden.
Thor voelde de wind zijn gezicht strelen terwijl Durs het zwaard naar beneden bracht, en zette zich schrap voor de dreigende impact van staal. Hij was niet klaar om te sterven. In gedachten zag hij Gwendolyn, in de Ring, wachtend op hem. Hij had haar ook teleurgesteld.
Plotseling hoorde Thor het geluid van vlees tegen vlees. Hij opende zijn ogen en zag tot zijn verassing dat hij nog leefde. Durs’ arm werd tegengehouden door de hand van een enorme soldaat van het Rijk die boven Durs uittorende—en dat zei wat, gezien Durs’ formaat. Hij hield Durs’ pols stevig vast.
Durs keek de soldaat van het Rijk verrast aan.
“Onze leider wil hen niet dood,” bromde de soldaat tegen Durs. “Hij wil hen levend. Als gevangenen.”
“Dat is ons niet vertelt,” protesteerde Durs.
“De afspraak was dat we ze zouden mogen doden!” voegde Dross toe.
“De voorwaarden van de afspraak zijn verandert,” antwoordde de soldaat.
“Dat kun je niet maken!” riep Drake uit.
“Niet?” antwoordde de soldaat op duistere toon, terwijl hij zich tot hem wendde. “We kunnen doen wat we willen. Sterker nog, jullie zijn nu ook onze gevangenen.” De soldaat grijnsde. “Hoe meer Krijgsmacht leden we hebben voor losgeld, hoe beter.”
Durs keek de soldaat aan en kreeg ineens een angstige blik in zijn gezicht. Een moment later brak de chaos uit terwijl de drie broers werden besprongen door tientallen soldaten van het Rijk, die hen tegen de grond werkten en hun polsen vastbonden.
Thor maakte van de chaos gebruik om Krohn te zoeken. Hij zag hem een paar meter verderop zitten, verscholen in de schaduwen, zoals altijd nooit ver bij hem vandaan.
“Krohn, help me!” schreeuwde Thor. “NU!”
Krohn kwam in actie. Met een luide grom sprong hij door de lucht en zette zijn tanden in de keel van de soldaat die Thors pols vasthield. Thor wriemelde zijn hand vrij en Krohn besprong de ene na de andere soldaat tot Thor zich los had gerukt en zijn zwaard kon grijpen. Thor spon om zijn as en onthoofdde de drie soldaten in één enkele slag.
Thor rende naar Reece, die het dichtst bij hem was, en stak de soldaat die hem gevangen hield in het hart. Reece sprong overeind en greep zijn zwaard. De twee gingen uiteen en haastten zich naar hun broeders van de Krijgsmacht om Elden, O’Connor, Conval en Conven te bevrijden.
De andere soldaten waren afgeleid door Drake, Durs en Dross, en tegen de tijd dat ze door hadden wat er aan de hand was, was het al te laat. Thor, Reece, O’Connor, Elden, Conval en Conven waren vrij, hun wapens in hun handen. Ze waren nog steeds zwaar in de minderheid, en Thor wist dat het geen gemakkelijk gevecht zou worden. Maar nu hadden ze in elk geval een kans. Onverschrokken vielen ze aan.
Honderd soldaten van het Rijk kwamen op hen af. Thor hoorde een gekrijs. Toen hij opkeek, zag hij Estopheles. Zijn valk maakte een duikvlucht en zette haar klauwen in de ogen van één van de soldaten, die schreeuwend tegen de grond in. Estopheles bleef aanvallen en schakelde de ene na de andere soldaat uit.
Terwijl ze aanvielen, legde Thor een steen in zijn slinger en wierp. Hij raakte een soldaat tegen zijn slaap en hij ging tegen de grond voor hij bij hen was; O’Connor slaagde erin twee pijlen af te vuren, die met een dodelijke precisie hun doel raakten, en Elden wierp een speer, die zich door twee soldaten tegelijk heen boorde. Het was een goed begin—maar er waren nog honderd soldaten over.
Ze ontmoetten elkaar met een luide strijdkreet in het midden. Zoals hij had geleerd, concentreerde Thor zich op één soldaat. Hij koos de grootste en meest gemene die hij kon vinden en hief zijn zwaard. Er klonk het gekletter van metaal terwijl Thors zwaard door het schild van de man werd geblokkeerd, en de man viel direct aan met een hamer.
Thor stapte opzij terwijl de hamer zich in de grond boorde. Thor trok een dolk uit zijn riem en stak de man neer, wiens levenloze lichaam in elkaar zakte.
Thor hief zijn schild net op tijd om de zwaarden van twee aanvallers te blokkeren, en pareerde toen met zijn eigen zwaard, waardoor hij één van hen wist te doden. Hij stond op het punt naar de andere uit te halen toen hij vanuit zijn ooghoek zag dat hij van achteren werd aangevallen; hij moest om zijn as draaien om die aanval eerst te blokkeren.
Thor werd nu van alle kanten tegelijk aangevallen. Hij was zwaar in de minderheid en het enige dat hij kon doen was blokkeren. Hij had niet de tijd en de energie om aan te vallen—alleen om te verdedigen. En er kwamen steeds meer soldaten op hem af.
Thor zag dat zijn broeders van de Krijgsmacht zich in dezelfde benarde positie bevonden: elk van hen slaagde erin om één of twee soldaten te doden—maar ze werden van alle kanten verwond. Thor wist dat ze terrein verloren—zelfs nu Krohn meehielp, en Indra, die stenen naar de soldaten wierp. Het was slechts een kwestie van tijd voor ze omsingeld zouden zijn, en dat zou hun dood betekenen.
“Bevrijd ons!” klonk een stem.
Thor draaide zich om en zag Drake en zijn broers, vastgebonden met touwen, een paar meter verderop.
“Bevrijd ons!” herhaalde Drake, “en we zullen je helpen! We vechten voor hetzelfde doel!”
Terwijl Thor een schild hief om een aanval van een strijdbijl te blokkeren, besefte hij dat ze wel drie extra paar handen konden gebruiken. Zonder hen zouden ze geen schijn van kans hebben om al deze soldaten te verslaan. Thor vertrouwde de drie broers niet meer, maar op dit moment hadden ze niets meer te verliezen. Tenslotte hadden de broers ook een reden om te vechten.
Thor blokkeerde een aanval van een zwaard, liet zich op zijn knieën zakken en rolde tussen de soldaten door over de grond tot hij de drie broers bereikte. Hij sprong overeind en sneed hun touwen door, terwijl ze hun zwaarden trokken en in de strijd sprongen.
Drake, Dross en Durs vielen de enorme groep soldaten aan. Ze waren groot en vaardig, en verrasten de soldaten. Ze wisten er meteen een aantal uit te schakelen. Thor had gemengde gevoelens over dat hij hen had bevrijd, na wat ze hadden gedaan—maar gezien de omstandigheden leek het de beste beslissing te zijn. Beter dan de dood.
Nu waren ze met zijn negenen tegen de overgebleven tachtig soldaten. Hun kansen waren nog steeds slecht, maar beter dan eerst.
De Krijgsmacht broeders vielen terug op hun training, op alles wat ze tijdens de Honderd hadden geleerd, op de talloze keren dat ze hadden gevochten terwijl ze omsingeld en in de minderheid waren; ze deden wat Kolk en Brom hen hadden geleerd: ze vielen terug en vormden een hechte cirkel, hun ruggen tegen elkaar, en vochten als één unit tegen de oprukkende soldaten van het Rijk. Ze werden bemoedigd door de aankomst van drie extra vechters, en vochten krachtiger dan ooit tevoren.
Conval haalde zijn strijdvlegel tevoorschijn en slaagde erin drie soldaten van het Rijk uit te schakelen voor de strijdvlegel uit zijn handen werd gegrist. Zijn broer Conven gebruikte een strijdknots en richtte de puntige metalen bal op de benen van de soldaten. O’Connor kon op zo’n korte afstand zijn boog niet gebruiken, maar hij slaagde erin om twee werpmessen te gooien en twee soldaten te doden. Elden zwaaide woest met zijn dubbelzijdige strijdbijl. En Thor en Reece blokkeerden en pareerden met hun zwaarden. Eventjes voelde Thor zich optimistisch.
Maar toen zag Thor iets vanuit zijn ooghoek. Hij zag één van de drie broers door de cirkel