“Lafaards sterven vele malen voor hun dood;
De dappere proeft de smaak van de dood slechts één keer.”
--William Shakespeare
Julius Caesar
HOOFDSTUK ÉÉN
Gwendolyn lag met haar gezicht naar beneden in het gras en voelde de koude wind over haar blote huid glijden. Terwijl haar ogen zich langzaam openden, keerde ze weer terug naar de realiteit. Ze was ergens ver weg geweest, in een zonnig veld vol bloemen, Thor en haar vader aan haar zijde, lachend en gelukkig. Alles was perfect geweest.
Maar nu ze haar ogen weer opende zag ze een heel andere wereld. De grond was hard en koud, en degene die naast haar zat was niet haar vader, niet Thor—maar een monster: McCloud. Hij was klaar met haar. Langzaam stond hij op, knoopte zijn broek dicht, en keek met een voldane blik op naar neer.
Plotseling kwam het allemaal terug. Haar overgave aan Andronicus. Zijn verraad. McCloud die haar aanviel. Haar wangen gloeiden terwijl ze besefte hoe naïef ze was geweest.
Haar hele lichaam deed pijn, haar hart brak, en meer dan ooit wilde ze sterven.
Gwendolyn zag grote groepen soldaten van Andronicus’ leger naar haar kijken, en ze schaamde zich nog dieper. Ze had zich nooit moeten overgeven aan dit wezen; ze wilde dat ze vechtend ten onder was gegaan. Ze had naar Kendrick en de anderen moeten luisteren. Andronicus had misbruik gemaakt van haar opoffering, en ze was in de val gelopen. Ze wilde dat ze hem in de strijd was tegengekomen: zelfs als ze was gestorven, dan was ze ten minste ten onder gegaan met haar waardigheid en eer nog intact.
Gwendolyn wist nu zeker dat ze zou sterven. Maar het deed haar niets meer. Het kon haar niets meer schelen dat ze dood zou gaan—zolang het maar op haar manier zou gebeuren—en ze was nog niet klaar.
Terwijl ze daar lag, strekte Gwendolyn heimelijk haar hand uit en greep in de aarde.
“Je kunt nu opstaan, vrouw,” beval McCloud ruw. “Ik ben klaar met je. Nu zijn de anderen aan de beurt.”
Gwen greep zo hard in de aarde dat haar knokkels wit werden, en bad dat het zou werken.
In één snelle beweging draaide ze zich om en gooide een hand vol aarde in McClouds ogen.
Hij had het niet zien aankomen en struikelde schreeuwend achterover terwijl hij naar zijn gezicht greep.
Gwen greep haar kans. Ze was haar hele leven omgeven geweest door krijgers van de Koning, en ze hadden haar altijd geleerd om een tweede keer aan te vallen, voordat de vijand een kans had om te herstellen. Ze hadden haar ook een les geleerd die ze nooit was vergeten: of ze nu een wapen droeg of niet, ze was altijd gewapend. Ze kon het wapen van de vijand gebruiken.
Gwen reikte naar voren, trok de dolk uit McClouds riem, en stak hem tussen zijn benen.
McCloud gilde het uit en greep naar zijn kruis. Het bloed gutste tussen zijn benen door terwijl hij naar beneden reikte en snakkend naar adem de dolk eruit trok.
Ze was blij dat ze hem had weten te raken, dat ze tenminste een beetje wraak had kunnen nemen. Maar tot haar verbijstering deed de wond, die ieder ander ten val zou hebben gebracht, hem niet vertragen. Dit monster was niet te stoppen. Ze had hem ernstig verwond, precies op de plek waar hij het verdiende, maar ze had hem niet gedood. Hij ging niet eens op zijn knieën.
McCloud trok de dolk eruit, die droop van het bloed, en keek haar dreigend aan. Hij begon op haar af te komen, de dolk in zijn trillende handen, en Gwendolyn wist dat haar tijd gekomen was. Ze zou in ieder geval sterven met de wetenschap dat ze wraak had genomen.
“Ik zal je hart eruit snijden en hem aan je voeren,” zei hij. “Nu zal je weten hoe echte pijn voelt.”
Gwendolyn zette zich schrap terwijl de dolk op haar afkwam, en bereidde zich voor op een pijnlijke dood.
Er klonk een schreeuw, en het duurde even voor Gwen zich realiseerde dat het niet haar eigen schreeuw was. Het was McCloud; hij schreeuwde het uit.
Gwen liet haar handen zakken en keek verward omhoog. McCloud had de dolk laten vallen. Ze knipperde een paar keer met haar ogen en trachtte te bevatten wat ze voor zich zag.
McCloud stond daar met een pijl in zijn oog. Hij gilde terwijl het bloed uit zijn oogkas spoot en hij de pijl vastgreep. Ze begreep het niet. Hij was neergeschoten. Maar hoe? Door wie?
Gwen draaide zich om in de richting waaruit de pijl was gekomen, en haar hart zwol toen ze Steffen zag, met zijn boog in zijn handen, te midden van een grote groep soldaten. Voor iemand ook maar door had wat er gebeurde, had Steffen