De Gave Van Strijd . Морган Райс. Читать онлайн. Newlib. NEWLIB.NET

Автор: Морган Райс
Издательство: Lukeman Literary Management Ltd
Серия: De Tovenaarsring
Жанр произведения: Героическая фантастика
Год издания: 0
isbn: 9781632917867
Скачать книгу
gedaan had. Hij veegde zijn hand aan zijn gewaad af, gooide het mes neer en het kwam met een gekletter op de vloer terecht.

      Mardig keek dreigend op zijn vader neer.

      “Maak je maar geen zorgen over mijn broers, Vader,” voegde hij toe. “Ik heb voor hen ook plannen.”

      Mardig stapte over het lijk van zijn vader, liep naar

      het raam en keek op de hoofdstad neer. Zijn stad.

      Nu was het allemaal van hem.

      HOOFDSTUK VEERTIEN

      Kendrick hief zijn zwaard op en blokkeerde de slag van een vlijmscherpe klauw die een Zand Loper op zijn gezicht af liet komen. Hij stopte het met een gekletter, de vonken vlogen alle kanten op en Kendrick dook uit de weg terwijl het wezen de klauwen van het blad af liet glijden en op zijn gezicht afging.

      Kendrick draaide rond en hakte, maar het wezen was verrassend snel. Het trok zich terug en miste Kendrick’s zwaard net. Toen bewoog het naar voren, sprong hoog in de lucht en kwam recht op Kendrick af – maar nu was hij voorbereid. Hij had zijn snelheid onderschat, maar dat zou hij geen tweede keer doen. Kendrick bukte en tilde zijn zwaard omhoog – en hij liet het beest zichzelf doorboren, het viel recht door het blad.

      Kendrick kwam op zijn knieën en zwaaide zijn zwaard. Hij hakte de benen van twee Zand Lopers af toen ze op hem af kwamen. Toen draaide hij zich om, stootte zijn zwaard naar achteren en stak er één in de buik vlak voor het op zijn rug landde.

      De beesten kwamen van alle kanten op hem af en Kendrick stond midden in een verhitte strijd. Brandt en Atme stonden aan de ene kant van hem en Koldo en Ludvig aan de andere. Instinctmatig gingen ze met hun ruggen tegen elkaar aanstaan en vormden een kring. Rug tegen rug sloegen en staken en schopten ze, zo hielden ze de wezens op afstand terwijl ze elkaar in de gaten hielden.

      Ze vochten en vochten en vochten onder de brandende zonnen, ze konden zich in de enorme open ruimte nergens terugtrekken. Kendrick’s schouder deed zeer en hij zat tot aan zijn ellebogen in het bloed. Hij was uitgeput van zijn lange tocht, van de eindeloze veldslagen. Ze hadden geen reserves en ze konden nergens heen. En ze vochten allemaal voor hun leven. Het razende gekrijs van deze beesten vulde de lucht, terwijl ze links en rechts op ze af kwamen. Kendrick wist dat ze voorzichtig moesten zijn; het was nog een lange tocht terug en als één van hen gewond was, zou het een nijpende situatie worden.

      Terwijl hij vocht, ving Kendrick een glimp van de jongen, Kaden, op. Hij was opgelucht toen hij zag dat hij nog leefde. Hij worstelde, zijn handen en armen waren op zijn rug gebonden en hij werd door een aantal wezens tegen gehouden. De aanblik moedigde Kendrick aan en hij wist weer waarom hij hier gekomen was. Hij vocht verwoed en verdubbelde zijn pogingen. Hij probeerde zich een weg door al deze beesten te slaan en bij de jongen te komen. Hij vond het niet leuk hoe ze met hem omgingen en hij wist dat hij hem moest bereiken voordat deze wezens iets onbezonnen gingen doen.

      Kendrick kreunde van pijn toen hij plotseling een slag over zijn arm kreeg. Hij draaide zich om en zag een wezen nogmaals zwaaien en zijn vlijmscherpe klauwen naar beneden gooien, recht op zijn gezicht af. Hij kon niet op tijd reageren en hij zette zichzelf schrap voor de klap. Hij verwachtte dat zijn gezicht in tweeën gescheurd zou worden – toen Brandt plotseling naar voren sprong en het wezen met zijn zwaard in zijn borst doorboorde. Hij redde Kendrick op het laatste moment.

      Atme stapte tegelijkertijd naar voren en sloeg het wezen vlak voor het de hoektanden in Brandt’s keel kon zetten.

      Kendrick draaide rond en sloeg twee wezens voordat ze op Atme afkwamen.

      Hij ging rond en rond, draaide en sloeg, hij vocht tegen ieder wezen die nog over was. De wezens vielen aan zijn voeten neer en stapelden zich op het zand op. Het zand kleurde rood van het bloed. Kendrick zag in zijn ooghoeken dat een paar wezens Kaden grepen en met hem weg wilden rennen. Kendrick’s hart bonkte; hij wist dat het een nijpende situatie was. Als hij hem uit het oog verloor, zouden ze in de woestijn verdwijnen en konden ze Kaden nooit meer vinden.

      Kendrick wist dat hij zich moest haasten. Hij brak uit het gevecht, gaf onderweg meerdere wezens een elleboog en rende achter de jongen aan. Hij liet de anderen achter om met de wezens te vechten. Een paar wezens achtervolgden hem en Kendrick draaide zich om. Hij schopte en sloeg om ze af te schrikken terwijl hij door rende. Kendrick voelde hoe hij aan alle kanten gekrabt werd, maar hij stopte niet. Hij moest Kaden op tijd bereiken.

      Kendrick ontdekte Kaden en wist dat hij hem moest stoppen; hij wist dat hij maar één kans had.

      Kendrick reikte naar zijn middel, greep een mes en gooide het. Het landde in de nek van een wezen en doodde het vlak voor het de klauwen in Kaden’s keel liet zakken. Kendrick barstte door de menigte heen en dichtte het gat. Hij rende de hele weg naar Kaden en stak een ander neer vlak voor het hem vermoordde.

      Kendrick nam een beschermende houding over Kaden aan, die op de grond lag. Hij was vastgebonden en Kendrick doodde zijn belagers. Terwijl meer wezens hem insloten, blokkeerde Kendrick hun klauwen die van alle kanten op ze afkwamen. Hij was omsingeld en sloeg alle kanten op, maar hij was vastbesloten om Kaden te redden. Hij zag dat de anderen teveel met de strijd bezig waren om Kaden ook te komen helpen.

      Kendrick hief zijn zwaard hoog en sloeg de touwen van de jongen door en bevrijdde hem.

      “Neem mijn zwaard!” smeekte Kendrick.

      Kaden greep het extra korte zwaard uit de sabelschede van Kendrick, draaide zich om en stond naast Kendrick en keek naar de rest van de wezens. Alhoewel hij jong was, zag Kendrick dat de jongen snel en dapper en brutaal was. Kendrick was blij om hem aan zijn zijde te hebben tegen deze wezens.

      Ze vochten goed samen en velden links en rechts wezens. Maar hoe goed ze ook vochten, het waren er gewoon te veel. Al snel waren Kendrick en Kaden compleet omsingeld.

      Kendrick verloor zijn krachten, zijn schouder was moe, toen hij plotseling de wezens zag vallen en een enorme strijdkreet van achteren hoorde. Kendrick was blij om Koldo, Ludvig, Brandt en Atme door de linies te zien breken en wezens van alle kanten wezens te doden. Aangemoedigd vocht Kendrick met Kaden aan zijn zijde terug, hij putte uit het laatste beetje energie. Ze vochten met z’n zessen, ze waren niet te stoppen en velden alle wezens.

      Kendrick stond daar hijgend in de stilte op het woestijnzand en nam de schade op; hij kon nauwelijks geloven wat ze gedaan hadden. Overal om ze heen lagen de opgestapelde karkassen van de beesten, overal verspreid, het zand was rood van het bloed. Hij en de anderen zaten onder de wonden en krassen – maar ze stonden daar, levend. En Kaden, die van oor tot oor grijnsde, was vrij.

      Kaden omhelsde ze allemaal, één voor één, hij begon bij Kendrick en keek hem betekenisvol aan. Hij bewaarde zijn laatste omhelzing voor Koldo, zijn oudste broer. Koldo omhelsde hem terug, zijn zwarte rug rimpelde in de lucht.

      “Ik kan niet geloven dat jullie mij zijn komen halen,” zei Kaden.

      “Je bent mijn broer,” zei Koldo. “Waar zou ik anders moeten zijn?”

      Kendrick hoorde een geluid en keek over zijn schouder. Hij zag de zes paarden die deze wezens gepakt hadden en ze stonden met een touw aan elkaar vast gebonden – hij en de anderen wisselden een begrijpende blik uit.

      Als één renden ze er naartoe en bestegen de beesten. Ze zaten nauwelijks of ze porden met hun hielen en spoorden de beesten aan, terug de Woestenij in. Ze gingen terug naar de Bergrug, terug, eindelijk, naar huis.

      HOOFDSTUK VIJFTIEN

      Erec stond op het achtersteven van het schip en nam de achterkant van zijn vloot in zich op. Hij keek nog een keer ongerust over zijn schouder. Aan de ene kant was hij opgelucht dat het ze gelukt was het hele Keizerlijke dorp weg te vagen, terug stroomopwaarts naar Volusia te varen, naar Gwendolyn; maar aan de andere kant had hij er een flinke prijs voor moeten betalen. Niet alleen in het verlies van mannen, maar ook in het verlies van tijd – hij had de voorsprong die ze op het restant van de Keizerlijke vloot hadden verloren. Toen hij naar achteren keek, zag hij dat ze veel te dichtbij