Stara dacht dat Selese er uiteindelijk wel overheen zou komen en iemand anders zou vinden. Maar als Stara hem zou verliezen, zou ze er nooit overheen komen. Reece was haar leven. Haar lotsbestemming. Ze waren voorbestemd om samen te zijn, dat was altijd al zo geweest. Reece was als eerst van haar geweest, en hoe zij het zag, pikte Selese hem van haar in, en niet andersom. Stara nam alleen maar terug wat van haar was.
Ongeacht wat ze wilde, Stara had geen andere beslissing kunnen nemen als ze het had geprobeerd. Wat haar rationele geest haar ook verteld zou hebben, ze kon niet luisteren. Haar hele leven lang had iedereen haar vertelt dat het verkeerd was voor een neef en nicht om samen te zijn. Zelfs toen had ze niet kunnen luisteren. Ze hield van Reece, ze aanbad hem. Dat had ze altijd al gedaan. En niets kon dat veranderen. Ze moest bij hem zijn. Ze had simpelweg geen andere keus.
Terwijl Stara daar stond en zijn schip steeds kleiner zag worden, hoorde ze ineens de voetstappen van iemand anders op het dak van het fort. Ze draaide zich om en zag haar broer, Matus, naar haar toe lopen. Ze was blij om hem te zien, zoals altijd. Stara en Matus waren hun hele leven al elkaars beste vrienden geweest. Ze waren de buitenbeentjes van hun familie, van de rest van de Hoge Eilanders. Stara en Matus hadden beide een hekel aan hun broers, en hun vader. Stara beschouwde Matus en zichzelf als meer geraffineerd, meer nobel dan de anderen; ze zag haar andere familieleden als verraderlijk, onbetrouwbaar. Het was alsof zij en Matus hun eigen kleine familie binnen de familie hadden.
Stara en Matus leefden hier op afzonderlijke verdiepingen in hun moeders fort, apart van de anderen, die in Tirus’ kasteel woorden. Nu hun vader gevangen zat, was hun familie verdeeld. Haar andere twee broers, Karus en Falus, gaven hen de schuld. Ze kon echter altijd op Matus vertrouwen, en hij ook op haar.
Ze praatten vaak over dat ze de Hoge Eilanden wilden verlaten en naar het vasteland wilden gaan, om zich bij de andere MacGils aan te sluiten. En nu begon het te voelen alsof het eindelijk werkelijkheid zou worden, zeker gezien de sabotage van Gwendolyns vloot door de Hoge Eilanders. Stara kon de gedachte om hier nog langer te blijven niet meer verdragen.
“Mijn broer,” begroette Stara hem blij.
Maar Matus’ uitdrukking was ongewoon donker, en ze kon onmiddellijk zien dat hij ergens mee zat.
“Wat is er?” vroeg ze. “Wat is er mis?”
Hij schudde afkeurend zijn hoofd naar haar.
“Ik denk dat je wel weet wat er mis is, zus,” zei hij. “Onze neef. Reece. Wat is er gebeurd tussen jullie twee?”
Stara liep rood aan en keerde Matus de rug toe. Ze keek weer uit over de oceaan en tuurde in de verte, maar Reece’ schip was al verdwenen. Ze werd overspoeld door een golf van woede; ze had de laatste glimp van hem gemist.
“Dat gaat je niets aan,” beet ze.
Matus was het nooit eens geweest met haar relatie met haar neef, en ze had er genoeg van. Het was het enige punt van onenigheid tussen hen, en het dreigde hen uit elkaar te drijven. Het kon haar niet schelen wat Matus—of wie dan ook—erover dacht. Wat haar betrof was het hun zaak niet.
“Je weet dat hij binnenkort gaat trouwen, nietwaar?” vroeg Matus op beschuldigende toon.
Stara schudde haar hoofd, alsof ze die afschuwelijke gedachte uit haar hoofd wilde zetten.
“Hij zal niet met haar trouwen,” antwoordde ze.
Matus keek haar verrast aan.
“En hoe weet jij dat?” drong hij aan.
Ze keek hem vastbesloten aan.
“Dat heeft hij me vertelt. En Reece liegt niet.”
Matus staarde haar geschokt aan. Toen betrok zijn gezicht.
“Dus je hebt hem van gedachten doen veranderen?”
Ze staarde hem uitdagend aan, nu zelf ook boos.
“Ik hoefde hem nergens van te overtuigen,” zei ze. “Het was wat hij zelf wilde. Waar hij voor heeft gekozen. Hij houdt van me. Hij heeft altijd van me gehouden. En ik hou van hem.”
Matus fronste.
“En jij voelt je er goed bij om het hart van dat meisje te breken? Wie ze dan ook is?”
Ze keek hem dreigend aan. Ze wilde het niet horen.
“Reece hield al van mij voordat hij van dat nieuwe meisje hield.”
Matus wilde het niet loslaten.
“En alle zorgvuldig uitgewerkte plannen van het koninkrijk dan? Je beseft toch wel dat niet alleen maar een bruiloft is. Het is politiek theater. Een spektakel voor de massa. Gwendolyn is Koningin, en het is ook haar bruiloft. Het hele koninkrijk, en andere landen, zullen daar zijn. Wat zal er gebeuren als Reece afzegt? Denk je dat de Koningin dat licht opvat? En de andere MacGils? Je brengt de hele Ring in wanorde. Je zet hen allemaal tegen ons op. Zijn je passies echt zoveel waard?”
Stara staarde Matus aan met een kille blik in haar ogen.
“Onze liefde is sterker dan welk spektakel dan ook. Dan welk koninkrijk dan ook. Je begrijpt het niet. Jij hebt nooit liefde gekend zoals wij.”
Nu was het Matus die rood werd. Hij schudde zijn hoofd, woedend.
“Je begaat de grootste fout van je leven,” zei hij. “En dat van Reece. Je sleurt iedereen met je mee. Het is een dwaze, kinderachtige, egoïstische beslissing. Je kalverliefde behoort in het verleden.”
Matus zuchtte geërgerd.
“Je gaat een brief schrijven en stuurt die met de volgende valk mee naar Reece. Je vertelt hem dat je van gedachten bent veranderd. Je vertelt hem dat hij met dat meisje moet trouwen. Wie ze dan ook is.”
Stara voelde een enorme woede jegens haar broer opwellen, een woede die sterker was dan ze ooit had gevoeld.
“Je spreekt uit de lijn,” zei ze. “Doe niet alsof je me raad geeft. Je bent mijn broer. Spreek hier nog eens over, en ik praat nooit meer met je.”
Matus staarde haar aan, duidelijk verbijsterd. Stara had nog nooit zo tegen hem gesproken. En ze meende het. Haar gevoelens voor Reece gingen veel dieper dan de band die ze met haar broer had. Dieper dan wat dan ook.
Matus, geschokt en gekwetst, draaide zich om en stormde het dak af.
Stara keek weer uit over de zee, hopend op een teken van Reece’ schip. Maar ze wist dat het allang weg was.
Reece, dacht ze. Ik hou van je. Blijf op koers. Wat voor obstakels je ook tegenkomt, blijf op koers. Blijf sterk. Zeg de bruiloft af. Doe het voor mij. Voor ons.
Stara sloot haar ogen en kneep in haar handen, en smeekte en bad tot elke god die ze kende dat Reece de kracht zou hebben om door te zetten. Om naar haar terug te komen. Dat ze eindelijk samen zouden zijn.
Wat het ook kostte.
HOOFDSTUK TIEN
Karus en Falus, Tirus’ twee zoons, liepen snel de stenen wenteltrap af, steeds dieper, richting de kerker waar hun vader gevangen zat. Ze haatten het om naar deze plek te moeten afdalen om hun vader te zien. Een grote krijger die de rechtmatige Koning van de Hoge Eilanden was geweest. Ze hadden stilletjes gezworen dat ze wraak zouden nemen.
Maar deze keer brachten ze nieuws, nieuws dat alles zou kunnen veranderen. Nieuws dat hen eindelijk hoop gaf.
Karus en Falus liepen naar de soldaten die op wacht stonden bij de entree van de gevangenis, mannen waarvan ze wisten dat ze trouw waren aan de Koningin. Ze hielden halt, rood aangelopen. Ze haatten het om de vernedering te moeten doorstaan, om toestemming te moeten vragen om hun vader te zien.
Gwendolyns mannen bekeken hen, knikten naar elkaar en deden toen een stap naar voren.
“Strek je armen uit,” zeiden ze tegen Karus en Falus.
Karus en Falus deden wat hen werd gevraagd en de