Ze volgde zijn vinger, maar zag alleen een groot podium dat bedekt was met satijn. Ze rende ernaartoe, trok het satijn terug en zag de verborgen deur. Ze opende hem en wurmde haar lichaam in de kleine ruimte.
Eenmaal binnen keek ze naar buiten door de kleine spleet. Ze keek toe hoe de priester naar een zijdeur haastte, en die met verrassende kracht opentrapte.
Precies toen hij dat deed, werd de voordeur ingetrapt door de meute en kwamen ze door de kerk gestormd.
Caitlin trok snel het gordijn helemaal terug. Ze hoopte dat ze haar niet hadden gezien. Ze keek door een spleet in het hout en zag net genoeg om te zien hoe de menigte recht op haar af scheen te komen.
“Die kant op!” schreeuwde de priester. “De vampier is die kant op gevlucht!”
Hij wees naar de zijdeur en de meute haastte zich langs hem heen en liepen terug de nacht in.
Na enkele seconden had de eindeloze stroom mensen de kerk verlaten en was alles eindelijk weer stil.
De priester sloot de deur en deed hem op slot.
Ze hoorde zijn voetstappen op haar afkomen en Caitlin opende de verborgen deur langzaam en trillend van angst en de kou.
Hij trok het gordijn terug en keek haar aan.
Hij stak haar een vriendelijke hand toe.
“Caitlin,” zei hij glimlachend. “We wachten al heel lang op je.”
Hoofdstuk twee
Rome, 1790
Kyle ademde zwaar in de duisternis. Er waren weinig dingen waar hij een grotere hekel aan had dan aan afgesloten ruimten, en hij begon te zweten toen hij steen om zich heen voelde in de duisternis. Vast. Er was voor hem niets ergers denkbaar.
Hij sloeg met zijn vuist recht door de steen heen. Het versplinterde, en hij schermde zijn ogen af tegen het daglicht.
Als er iets was dat Kyle meer haatte dan opgesloten zijn, was het wel directe blootstelling aan daglicht, zeker als hij zijn huidbescherming niet aan had. Hij sprong snel door het puin en zocht zijn toevlucht achter een muur.
Kyle ademde diep en bekeek gedesoriënteerd zijn omgeving terwijl hij het stof uit zijn ogen wreef. Dit haatte hij aan tijdreizen: hij wist nooit waar hij terecht zou komen. Hij had het al eeuwen niet meer gedaan, en als die eeuwige doorn in zijn zij, Caitlin, er niet was geweest, had hij het ook nu niet gedaan.
Niet lang nadat ze New York had verlaten, had Kyle beseft dat zijn oorlog slechts gedeeltelijk was gewonnen. Zolang zij los rondliep, zolang zij op zoek was naar het schild, wist hij dat hij nooit rust zou vinden. Hij had op het punt gestaan de oorlog te winnen, om het hele menselijk ras tot slaaf te maken, om de leider van het gehele vampiersras te worden. Maar zij, die zielige, kleine meid, hield hem tegen. Zolang het schild zoek was, kon hij niet de absolute macht nemen. Hij had geen andere keus dan haar opsporen en doden. En als dat betekende dat hij terug in de tijd moest, was dat precies wat hij zou doen.
Happend naar adem haalde Kyle snel een huidbeschermer tevoorschijn en zwachtelde hij zijn arm, nek en romp in. Hij keek rond en zag dat hij zich in een mausoleum bevond. Die zag er Romeins uit, aan de markeringen te zien. Rome.
Hij was hier al in geen eeuwen meer geweest. Hij had te veel stof op doen waaien door het marmer kapot te slaan, en de dikke wolken hingen in het daglicht, waardoor het moeilijk te zien was. Hij ademde diep in, zette zich schrap en ging naar buiten.
Hij had gelijk: het was Rome. Hij keek naar buiten, zag de Italiaanse cipressen en wist dat het niet anders kon zijn. Hij besefte dat hij bovenop een Romeins forum stond, met valleien die groen zagen van het gras, en vol met verwaarloosde monumenten die zich voor hem uitstrekte op een flauwe helling. Het bracht herinneringen naar boven. Hij had hier vele mensen gedood toen het nog in gebruik was, en hij was er zelf een keer bijna gedood. Hij glimlachte bij die gedachten. Dit was echt het soort plek voor hem.
En het was de perfecte plek om te landen. Het Pantheon was niet ver weg, en binnen enkele minuten kon hij voor de rechters van de Romeinse Hogeraad staan, het machtigste verbond hier, en zou hij alle antwoorden krijgen die hij nodig had. Hij zou weten waar Caitlin was, en als alles goed ging, zou hij hun toestemming krijgen haar te doden.
Niet dat hij die nodig had. Het was slechts beleefdheid, de vampieretiquette, het volgen van een traditie van duizenden jaren oud. Men vroeg altijd toestemming om iemand te doden in het gebied van een ander.
Maar als ze weigerden, zou hij zich niet laten tegenhouden. Het kon de zaken ingewikkelder maken, maar hij zou iedereen doden die hem in de weg stond.
Kyle ademde de Romeinse lucht diep in, en hij voelde zich thuis. Het was te lang geleden dat hij hier was geweest. Hij was te veel verzeild geraakt in de vampierpolitiek, in de moderne tijd en in New York als geheel. Dit paste beter bij hem. Hij kon de paarden in de verte zien, de zandwegen, en hij vermoedde dat hij in de achttiende eeuw zat. Perfect. Rome was stedelijk, maar nog steeds naïef: het had nog zo’n 200 jaar in te halen.
Toen Kyle zichzelf bekeek, zag hij dat hij de reis terug in de tijd redelijk had doorstaan. Bij andere reizen was hij veel meer door elkaar geschud, en had hij veel meer hersteltijd nodig gehad. Maar deze keer niet. Hij voelde zich sterker dan ooit, en hij kon alles aan. Hij voelde dat zijn vleugels meteen zouden uitklappen, zodat hij direct naar het Pantheon kon vliegen om zijn plan in werking te zetten, als hij dat wilde.
Maar hij was er nog niet klaar voor. Hij had al lang geen vakantie meer gehad, en het voelde goed om terug te zijn. Hij wilde wat rondkijken en zich herinneren hoe het hier was geweest.
Kyle beklom de heuvel met ongelooflijke snelheid, en in een mum van tijd had hij het Forum verlaten en stond hij in de drukke straten van Rome.
Hij verwonderde zich dat Rome zelfs 200 jaar eerder al zo druk was al maar mogelijk was.
Kyle vertraagde zijn pas terwijl hij opging in de menigte die hem omringde. Het was een menselijke massa. Er bevonden zich duizenden mensen die zich in alle richtingen haastten op de boulevard, die nog steeds van zand was. Er waren ook paarden van alle soorten en maten, en karren, wagens en koetsen. De straten stonken naar lichaamsgeuren en paardenuitwerpselen. Het kwam allemaal terug: het gebrek aan pijpleidingen, aan baden… de stank van vroegere tijden. Die maakte hem misselijk.
Kyle voelde dat hij in elke richting werd meegesleurd, en de menigte werd steeds dichter; mensen van alle rassen en klassen haastten zich alle kanten op. Hij keek verwonderd naar de primitieve winkeletalages die ouderwetse Italiaanse hoeden verkochten. Hij verwonderde zich over de kleine jongens die in lompen gekleed waren en op hem af kwamen om hem stukken fruit te verkopen. Sommige dingen veranderden nooit.
Kyle sloeg een smal achterafsteegje in, een steeg die hij zich herinnerde, en waarvan hij hoopte dat die nog altijd hetzelfde was. Hij was blij dat dat nog zo was: voor hem stonden tientallen prostitués tegen de muur geleund die hem toeriepen toen hij tussen hen door liep.
Kyle glimlachte breed.
Toen hij op een van hen afstapte – een grote, rondborstige vrouw met roodgeverfd haar en te veel makeup – haalde ze haar hand over zijn gezicht.
“Hé, grote jongen,” zei ze, “op zoek naar plezier? Hoeveel heb je?”
Kyle glimlachte, sloeg zijn arm om haar heen en leidde haar een zijsteeg in.
Ze volgde maar wat graag.
Zodra ze de hoek omsloegen zei ze: “Je hebt me geen antwoord gegeven. Hoeveel heb—”
Die vraag kon ze nooit afmaken.
Voor ze uitgepraat was, had Kyle zijn tanden al diep in haar nek geboord.
Ze probeerde te schreeuwen, maar hij hield haar mond bedekt met zijn vrije hand. Hij trok haar naar zich toe terwijl hij bleef drinken. Hij voelde het menselijke bloed door zijn aderen stromen en raakte opgewonden. Hij was uitgedroogd geweest, compleet gedehydrateerd. Het tijdreizen had hem uitgeput, en dit was precise wat hij nodig had gehad om erbovenop te komen.
Terwijl hij haar lichaam slap voelde worden, bleef hij drinken, meer dan hij nodig had. Uiteindelijk liet hij haar slappe lijk compleet