De Mas beschrijft op de volgende wijze de levenswijze in Manilla: «De inwoners staan vroeg op en drinken dan chocolade en thee (cha); hun ontbijt bestaat uit twee of drie geregten en een dessert. Dit gebruiken zij ten 10 ure. Het diner duurt van 2 tot 3 ure. Van 5 tot 6 ure legt men zich voor de siesta neder, waarna de paarden worden gezadeld en een togtje van een uur naar den pasco gedaan. Vandaar teruggekeerd, wordt thee met brood, beschuit en gebak gebruikt, soms te huis, soms op visite bij een der buren. De avond wordt op verschillende wijzen (meestal met kaartspel) doorgebragt en ten 11 ure begeeft men zich dan ter ruste. Het bed bestaat uit een fraaije mat, met mosquito-gordijnen rondom, een smal en een lang kussen, een abrazador (omarmer) genoemd, waarop de armen of de beenen rusten. Dit bed is op Chinesche wijze en gemakkelijk ingerigt. Men vindt er geene dekens op: de mannen slapen in hunne kousen, hemden en losse broeken (pajamas); de vrouwen in soortgelijke kleederen. Zij zeggen: «Men moet altijd gereed zijn op straat te vlugten in geval van eene aardbeving.»» Ik heb dan ook een geval hooren verhalen, waarin eene Europesche vrouw, plotseling tot vlugten in den nacht genoodzaakt, niet weinig ontsteld was toen zij zag dat zij zich nog moest kleeden vóór dat zij vlugten kon.
Vele van de vlekken, die de voorsteden van Manilla uitmaken, zijn digt bevolkt. Wanneer men door Binondo trekt, komt men te Tondo, – een naam die ook aan het district gegeven is; het telt 31,000 inwoners. In deze vlekken vindt men Indische Gobernadorcillos. De beste huizen zijn van Europesche bouworde en worden door Spanjaarden of mestizen bewoond; zij vormen echter een gering aantal in vergelijking met de Indische Cabánas. Tondo levert de grootste hoeveelheid melk, boter en kaas aan de hoofdstad; men vindt er een weinig fabriek-nijverheid van zijden en katoenen stoffen; de meeste vrouwen worden echter met het vervaardigen van sigaren in de groote fabrieken van Binondo bezig gehouden. Santa Cruz telt eene bevolking van ongeveer 11,000 inwoners, waarvan de meeste kooplieden zijn, terwijl een groot aantal handwerkslieden in dit dorp gevonden worden. In de nabijheid daarvan vindt men de begraafplaats van de Chinezen of, zoo als de Spanjaarden dit noemen, de Sangleyes infieles.
Santa Cruz is een geliefkoosde naam in de Philippijnen. Op het eiland Luzon toch vindt men niet minder dan vier dorpen, die allen digt bevolkt zijn en Santa Cruz genoemd worden, terwijl men behalve deze nog verscheidene andere van dien naam in de Philippijnen heeft. Het is tevens de naam van een der eilanden, van verscheidene heuvelen en van verschillende andere plaatsen; de Spanjaarden hebben dien in elke streek, waar zij hun verblijf vestigden, ingevoerd. Zij zijn overigens zoozeer gehecht aan de namen, die men in hunnen kalender vindt, dat op de Philippijnen niet minder dan 16 plaatsen zijn die San Juan heeten en twaalf die San Joseph genoemd worden. Jezus, Santa Maria, Santa Ana, Santa Caterina, Santa Barbara en de namen van vele andere heiligen zijn voorts die van verschillende plaatsen en vervangen dikwijls de oude Indische benamingen. Santa Ana is een lief dorpje, dat ongeveer 5,500 zielen telt. Het is omgeven door bouwlanden, die door vruchtbaarmakende stroomen geïrrigeerd, zeer productief zijn en groote bekoorlijkheid aan het landschap geven door de palmen, manga’s, bamboezen, suikervelden en verschillende vrucht- en andere boomen aan alle zijden. In dat district houdt men zich voornamelijk met den landbouw bezig. Enkele Europesche huizen met schoone tuinen vormen een fraai contrast met de hutten der Indianen. Het klimaat is als zeer gezond bekend.
In de hoofdstad is groote navraag naar paarden. De invoer van de grootere rassen uit Australië heeft geene gelukkige resultaten opgeleverd. Die rassen waren minder voor het klimaat geschikt, dan de hitjes die nu overal gebruikt worden. De inwoners geven nooit zuiver water aan hunne paarden, maar vermengen dit altijd met miel (honig), de suikerstof van den câna dulce, en men zeide mij dat geen paard water drinkt, dat niet op die wijze is zoet gemaakt. Dit is natuurlijk het gevolg van de «opvoeding». De waarde der paarden, vergeleken bij die op de meer verwijderde eilanden, is in de hoofdstad het dubbele of driedubbele. Uit niets kan men dan ook meer de nadeelen opmerken, die eene onvoldoende communicatie opleveren, dan uit het buitengewone verschil van prijzen van dezelfde artikelen in verschillende gedeelten van den Archipel, zelfs op plaatsen, die een onderling handelsverkeer hebben. Er hebben zich voorbeelden van hongersnood vertoond in een district aan zee, terwijl op naburige eilanden overvloed van voedsel was. Ongetwijfeld zijn de moussons een groot inconveniënt voor een geregeld verkeer, daar men er door gewone vaartuigen niet tegen bestand is; doch de stoom is ook hier het hulpmiddel geworden, toen de handel nieuwe krachten en aanvoer eischte, en geene streken trekken er meer voordeelen van, dan die in de tropische gewesten.
De betrekkingen en herinneringen mijner jeugd worden levendig opgewekt door het gastvrije onthaal, dat ik bij mijnen uitmuntenden gastheer vond en door de hoffelijkheid en welwillendheid van de dames uit het gezin. Ongeveer vijftig jaren te voren had ik mij op het Spaansche schiereiland bevonden, – in die tijden van lijden voor trouw en van strijd voor vrijheid – en nu vond ik in Manilla menig veteraan van dien tijd, wien de «Guerra de Independencia» het dierbaarste van alle gebeurtenissen was; niet onaardig was de vergelijking van hetgeen wij wederkeerig in ons geheugen bewaard hadden omtrent personen, plaatsen en gebeurtenissen. Van diegenen, welke de belangwekkende tooneelen van toenmaals hadden bijgewoond, was thans bijna geen enkele overgebleven, en niemand misschien van hen, die toen de hoogste positiën bekleedden en de belangrijkste rollen speelden, doch hunne namen dienden ons nog tot leiddraad om hen met ons in verhevene gedachten en gevoelens te vereenigen, en daar ik het voorregt had reeds in vroegere jaren met Spanjaarden bekend te zijn geweest, herinnerde ik mij weder alles wat ik vergeten had, en ik vond mij bijna even te huis als in vroegere tijden, toen ik over de bergen van Biscaye trok, aan de oevers van den Guadalquivir danste of de stoffige boekdeelen doorbladerde te Alcalá de Henares3.
Er had een dorpsfeest plaats te Sampaloc (de Indische benaming voor tamarinden), tot de bijwoning waarvan wij uitgenoodigd werden. De huizen waren schitterend verlicht en de straten prijkten met eereboogen; overal klonk muziek, en vrolijkheid en genoegen heerschten alom. Ten huize van de rijke mestizen of Indianen hadden verscheidene bals plaats, waar wij ons bij de genoodigden voegden. De kamers waren propvol met Indische jongens en meisjes. De Parijsche mode was tot deze dorpen niet doorgedrongen; men zag er geene crinoline; – dit liet men aan de hoofdstad over. Hunne inlandsche kleeding bood echter groote verscheidenheid aan; daar had men de veelkleurige kleedjes van inlandsch fabrikaat; de rijk geborduurde halsdoeken van pina; oorringen en halskettingen en andere sieraden en bij dat alles eene levendigheid, die sterk afstak bij de eigenaardige onverschilligheid van de Indische rassen. De tafels waren overvuld met ververschingen, als koffij, thee, wijn, vruchten, koek en gebak, terwijl er een genoegzame geest van scherts en coquetterie heerschte, om een tooneel van hoogere beschaving te vormen. Men bewees den Europeanen veel attentie en hunne aanwezigheid werd als eene groote eer aangemerkt. Onze jeugdige adelborsten waren het drukst en levendigst en wisten zich, zelfs zonder de taal te kennen, bij de Zagalas aangenaam te maken. Sampaloc, dat meestal door Indianen wordt bewoond, die het beroep van waschmannen en – vrouwen uitoefenen, wordt ook wel de Pueblo de los Lavanderos (het wasschersdorp) genoemd. – De feestelijkheden duurden tot in den vroegen morgen voort.
In 1855 publiceerde de kapitein generaal Crespo eenige statistieke opgaven, die veel licht verspreiden over den maatschappelijken toestand van de Philippijnsche eilanden en zoovele belangrijke bouwstoffen voor de vergelijking met de officiële data van andere landen opleveren, dat ik hier eenige cijfers laat volgen, die de aandacht wel waardig zijn.
De stad Manilla bevat 11 kerken, 3 kloosters en 363 particuliere woningen; de overige huizen, ten getale van 88, bestaan uit publieke gebouwen en inrigtingen, die tot verschillende doeleinden gebruikt worden. Van de particuliere huizen worden 57 door de eigenaren bewoond; 189 zijn aan particulieren en 117 aan corporatiën of openbare inrigtingen verhuurd. De bevolking der stad bedroeg in 1855, 8,818 zielen te weten:
1Eene vrouw en zes kinderen.
Geheel anders is de evenredigheid in een ander gedeelte van de hoofdstad, het Binondo-district, aan gene zijde van de rivier. Daar heeft men:
1Allen