Een Bezoek aan de Philippijnsche Eilanden. Bowring John. Читать онлайн. Newlib. NEWLIB.NET

Автор: Bowring John
Издательство: Public Domain
Серия:
Жанр произведения: Зарубежная классика
Год издания: 0
isbn:
Скачать книгу
zijde van de rivier, terwijl aan den regter kant het district Binondo door bijna al de kooplieden wordt bewoond, die daar hunne zaken doen en hunne pakhuizen opslaan. Het paleis beslaat eene zijde van de openbare plaza in de forteres, de kathedraal eene andere van dezelfde localiteit, die op de pleinen van London gelijkt, doch er boven uitsteekt doordien het midden gedeelte met het schoone gewas der tropische landen prijkt, waarvan de bladen eene groote verscheidenheid van kleur aanbieden, van het helderste geel tot het donkerste groen, en waarvan de bloemen om hunne pracht en schoonheid opmerkelijk zijn. Te midden van den tuin staat een standbeeld van Karel IV.

      De meest bevolkte en bloeijendste provincie der Philippijnen ontleent haren naam aan de fortificatie van Manilla2, terwijl de haven van Manilla onder de meest bekende en drukst bezochte havens van de oostelijke wereld wordt gerekend. De hoofdstad is beroemd om de pracht van hare godsdienstige processiën; om hare uitmuntende sigaren die ten oosten van de Kaap de Goede Hoop in het algemeen boven Havana-cigaren verkozen worden; terwijl als de minst schoone karaktertrek van de bevolking algemeen bekend is eene algemeene voorliefde voor spelen, hetgeen onder de Indische rassen uit een hartstogt voor hanengevechten blijkt, die eene productieve bron van inkomst voor den Staat geworden zijn. Artisten verbeelden gewoonlijk een’ Philippijnschen Indiaan met een strijdhaan onder zijn’ arm, waaraan hij evenzeer gehecht schijnt als een Bedoeinsche Arabier aan zijn paard. Men zegt dat een Indiaan meer dan eens zijne vrouw en kinderen ten prooi van de vlammen in zijn brandend huis heeft gelaten, doch voor zijn geliefden gallo in zulk een geval de grootste en meeste bezorgdheid koesterde.

      Toen wij het anker bij de stad hadden uitgeworpen, zond kapitein Van Sittart een zijner luitenants, vergezeld van mijn’ particulieren secretaris, naar het Britsche consulaat, ten einde van onze komst kennis te geven en schikkingen te treffen om de communicatie van het consulaat met de Magicienne gemakkelijk te maken. Zij konden het consulaat niet gemakkelijk vinden, daar het geen vlaggestok, vlag, of eenig ander teeken droeg. De consul was naar zijn ferme-modète gegaan, waar hij den meesten tijd doorbrengt te midden van Indianen, op eene bijna ontoegankelijke plaats, op eenigen afstand van Manilla gelegen. De Vice-consul verklaarde dat het weder hem te warm was om aan boord te komen, hoezeer wij gedurende een groot gedeelte van den dag de bezoeken van de hooggeplaatste autoriteiten van Manilla ontvingen. De consul schreef (ik ben verpligt hem regt te doen wedervaren) dat het hem «geheel uit zijne gewoonte en gewone huishouden zou brengen» zoo men van hem verwachtte dat hij «Zijne Excellente den plenipotentiaris en Gouverneur van Hongkong» zou fêteren en met de gewone formaliteiten ontvangen. Ik haastte mij den consul te verzekeren dat mijne tegenwoordigheid hem geenerlei onkosten zou veroorzaken, doch dat de afwezigheid van den eenigen vertegenwoordiger der consulaire magt bij de aankomst van een van Hr. Ms. grootste oorlogschepen door den kommandant van dat vaartuig niet onopgemerkt kon blijven.

      Een tal van bezoekers vereerde ons bij onze aankomst; onder hen bevonden zich de aartsbisschop en de voornaamste geestelijke dignitarissen; deputatiën uit de civiele beambten, van de leger- en zeemagt en de verschillende hoofden der departementen, die ons tot een wederbezoek op hunne bureaux uitnoodigden; allen gaven door hunne persoonlijke beleefdheid blijken van de bekende Castiliaansche hoffelijkheid. Onder de officieren had zich het gerucht verspreid dat ik een oude gediende was, die de veldtogten onder Wellington had bijgewoond en tot de bevrijding van Spanje van het juk der Fransche overheersching medegewerkt had. Ik verklaarde hun dat, hoezeer ik getuige was geweest van vele gebeurtenissen van die tijden van onrust, in dat romantische land, ik mij daarbij als een rustig toeschouwer en niet als een handelend persoon had gedragen. De baai van Manilla, een der schoonste in de wereld, en de Pasig-rivier die daarin uitstroomt, waren ongetwijfeld goede aanbevelingen voor de positie, die men voor de hoofdstad der Philippijnen had gekozen. Gedurende de vier maanden Maart, April, Mei en Junij, zijn de hitte en stof inderdaad lastig en de muskieten schrikkelijk vervelend. Na afloop van die maanden vallen er hevige regens; het klimaat is echter over het algemeen goed en de sterfte niet groot. De gemiddelde temperatuur gedurende het gansche jaar is 81° 97 Fahrenheit.

      Het quarantaine-station bevindt zich te Cavite, een betrekkelijk belangrijke stad ten zuiden der haven. Men vindt er eene groote fabriek van sigaren; de omringende provincie wordt naar haar genoemd. Deze telt ongeveer 57000 inwoners, waaronder bijna 7000 mestizos (van gemengd ras). Door de nabuurschap met de hoofdstad, is de hoeveelheid personen die belasting betalen naar evenredigheid grooter dan in eenige andere provincie.

      De stad, die door wallen is omgeven, bestaat uit 17 straten, die breed en regthoekig zijn. Daar in dit gedeelte van de hoofdstad weinig zaken gedaan worden, doordien de handel zich aan de andere zijde van de rivier beweegt, vindt men weinig menschen op de straten en is dit gedeelte over het algemeen stil en eentoonig, hetgeen een opmerkelijk contrast vormt met de werkzaamheid en de digte bevolking der handelswijken. De cathedraal, waarvan de bouw in 1654 is begonnen en in 1672 voleind, is 240 voet lang en 60 breed. Zij boogt op hare 14 klokken, die zelden rust hebben, en op het beeldhouwwerk van de 52 banken, die voor de aristocratie bestemd zijn. Het aartsbisschoppelijk paleis is tamelijk groot, doch scheen mij toe niet veel bouwkunstige schoonheid te bezitten. De vertrekken in dit gebouw zijn eenvoudig gemeubileerd, en ofschoon de aartsbisschop evenzeer als de gouverneur het voorregt bezit eenigen staat te mogen voeren, merkte ik niet dan bij gelegenheid van de godsdienstige plegtigheden, eenig uiterlijk praalvertoon op. Hij ontving mij als een zeer beleefd, deftig, oud heer. Zijne kleeding was zeer eenvoudig en ons gesprek bepaalde zich tot het vragen van inlichtingen omtrent de geestelijke administratie. Hij was een barrevoeter Augustijner monnik (Recoleto) geweest en in 1846 tot de aartsbisschoppelijke waardigheid verheven.

      Het paleis, waarin ik zoo goed gehuisvest werd, was gebouwd door een rijken, doch ongelukkigen protégé van een der kapiteins-generaals; in 1690 werd het door den Gouverneur Gongora verbouwd. Het neemt eene belangrijke ruimte in en van de zuidwestelijke zijde heeft men er een heerlijk gezigt over de baai en de in den omtrek liggende heuvels. Men vindt er eene schoone audientiezaal, terwijl de voornaamste bureaux van vele departementen van algemeen bestuur in dit gebouw gevestigd zijn. De patio vormt een fraaije tuin, en is met tropische planten beplant. Er zijn twee steenen hoofdtrappen, waarvan de eene naar de particuliere vertrekken, de andere naar de openbare bureaux leidt. Zooals al de huizen te Manilla, bestaan de vensters van het gebouw uit gladde lijsten, waarin concha of schelpen van half-doorschijnende oesters zijn geplaatst, die een onvoldoend licht geven, doch voor de zonnestralen ondoordringbaar zijn. Ik herinner mij niet eene enkele glazen ruit in de Philippijnen te hebben gezien. Vele der vertrekken zijn breed en fraai gemeubileerd, doch niet, zooals dit dikwijls in Engeland plaats heeft, met overtolligheden vervuld. De Gouverneur was zoo goed iederen dag twee officieren van de Magicienne bij het diner te noodigen, na afloop waarvan er eene tertulia, of avondreceptie plaats had, waarop de notabiliteiten in de hoofdstad mij menige gelegenheid aanboden mij met de aangename en levendige gesprekken te onderhouden, waarin de Spaansche dames zoo zeer uitmunten. Onder deze bezoekers bevonden zich eenige mestizen. Men ziet er intusschen niets dan Parijzer modes; geene sporen van de herinneringen mijner jeugd vond ik terug, – noch de velo, noch de saya of de basquina, evenmin als de schildpadden kammen, hoog boven de pekzwarte cabellera uitstekende; alleen de waaijer was, zooals hij nog is, het wapen der vrouwelijke sekse. Na weinige gracieuse woorden, vereenigden de meeste heeren zich aan de speeltafels.

      De Calzada, een breede weg, een weinig ter zijde van de muren der forteres, is voor Manilla wat Hydepark te Londen, de Champs-Elysées te Parijs en de Meidan voor Calcutta zijn. Het is de verzamelplaats van de aristocratie, en van 5 ure ’s namiddags tot dat de avond invalt, is zij bezaaid met rijtuigen, ruiters en wandelaars, wier wederzijdsche groeten al hunne aandacht schijnen bezig te houden; het afnemen der hoeden en het beantwoorden van groeten en complimenten zijn dan ook inderdaad vervelend. Twee malen ’s weeks voert een muziekkorps stukken uit op eene verheven plaats aan het einde van den patio. Spoedig na zonsondergang heeft er een plotseling en algemeen gedrang plaats. Iedereen ontbloot het hoofd: het is de tijd van de oracion, die door het luiden der kerkklokken wordt aangekondigd: gedurende eenige oogenblikken heerscht alom stilte, waarna de wandelingen worden hervat. Er ligt veel plegtigs in dien plotselingen en algemeenen stilstand van alle beweging, en het herinnerde mij aan het nederbuigen der Muselmannen als de stem van den Muezzin zich voor het gebed doet hooren. Eene schoone avondwandelplaats, op het plein van de fortificatiën, wordt alleen


<p>2</p>

Ik bezocht eenige Cochin-Chinesche gevangenen in de fortificatie: zij waren te Turon gevangen genomen en een hunner was een mandarijn, die daar eenige magt had uitgeoefend, – namelijk de kommandant der plaats was geweest. Zij schreven de Chinesche karakters, doch konden de landtaal niet verstaan.