Een Bezoek aan de Philippijnsche Eilanden
HOOFDSTUK I.
MANILLA EN OMSTREKEN
Drie honderd veertig jaren geleden, stelde de Portugesche zeevaarder Fernando de Magalhanes, meer algemeen bekend onder zijn’ Spaanschen naam Magellanes, aan Karel I voor eene ontdekkings-expeditie naar de Oostersche zeeën te doen. De voorwaarden van de overeenkomst daartoe werden te Zaragoza geteekend en in November 1520 voer Magalhanes met eene vloot van 6 vaartuigen, waarvan het grootste 130 tonnenlast inhield, en met een gezamenlijke equipage van 234 man door de straat, die naar hem genoemd is; in het midden van Maart van het volgende jaar ontdekte hij de Mariana-eilanden en weinige dagen later landde hij op de oostkust van het eiland Mindanao aan, waar hij door de inlandsche bevolking heusch werd ontvangen. Daarna bezocht hij het eiland Zebu, waar het hem, ondanks een dreigenden tegenstand van meer dan 2000 gewapende lieden, gelukte de gunst van den koning met zijn hof te winnen; de eerste werd niet alleen in de Katholieke godsdienst gedoopt, maar erkende zelfs de souvereiniteit van de Spaansche Kroon en deed de eeden van onderwerping en onderdanigheid. Toen de koning in vijandelijkheden met zijne naburen werd gewikkeld, nam Magalhanes deel aan den strijd en stierf den 26 April 1521 te Mactan, aan de gevolgen van de bekomene wonden. Dit ongeval werd gevolgd door den moord van al de leiders der expeditie, die, op een feestmaal bij hunnen nieuwen bondgenoot genoodigd, aldaar verradelijk om het leven gebragt werden. Alleen Guillen de Porceleto ontkwam van de 26 gasten, die het gezelschap uitmaakten. Voordat men de Philippijnen had bereikt, waren reeds 3 schepen verloren gegaan; één vaartuig keerde slechts naar Spanje terug; het was de Victoria, het eerste dat ooit de reis rondom de wereld had gemaakt, en de koning van Spanje schonk den kommandant Elcano, een Biscayer, een wapenschild, dat een aardbol met de inscriptie «Primus circumdedit me» droeg. Eene tweede expeditie, mede uit 6 vaartuigen en een’ koopvaarder bestaande, verliet Spanje in 1524. De geheele vloot kwam echter door stormen en worstelingen met de Portugezen in de Molukkos ellendig om, zoodat alleen het koopvaardijschip naar de Spaansche bezittingen in Nieuw-Spanje terugkeerde.
Ongeveer 120 man der expeditie landden te Tidore aan, waar zij eene sterkte bouwden en door eene derde vloot, die Hernan Cortes in 1528 had uitgezonden, werden medegenomen ten einde de ontdekking te vervolgen, waarvan Magalhanes het denkbeeld had opgevat. Deze derde poging had even noodlottige gevolgen als de beide eerste. Deze expeditie bestond thans uit 3 vaartuigen met 110 man en voerde een groot aantal mondbehoeften benevens kostbare geschenken met zich. Men nam in naam van den koning van Spanje bezit van de Marianas (Ladrone-eilanden), bereikte Mindanao en andere zuidelijke eilanden, terwijl tot twee malen toe eene poging schipbreuk leed om Nieuw-Spanje te bereiken. Eindelijk werd de geheele manschap het slagtoffer van het klimaat en van de vijandelijkheden met de Portugezen.
Het Spaansche hof besloot echter te volharden en de onderkoning van Nieuw-Spanje (Mendoza) werd aangezocht eene vierde expeditie uit te rusten, die intusschen de Moluksche eilanden zou voorbij trekken, waar den Spanjaarden zoo vele noodlottige gebeurtenissen waren overkomen. De vloot bestond nu uit 3 schepen en twee koopvaarders, terwijl aan Villalobos het kommando werd opgedragen. Hij bereikte den Archipel en noemde de eilanden de Philippijnsche, ter eere van den Prins van Asturië, later Philips II. Tegenwinden (ondanks de koninklijke bescherming) dreven hen naar de Molukkos, waar de Portugezen hen slecht ontvingen en hen bevalen naar Spanje terug te keeren. Villalobos stierf te Amboina, waar de beroemde zendeling, St. Francisco Xavier, hem wachtte. Vele der Spanjaarden werden overigens door den dood weggerukt en de weinige overgeblevenen met Portugesche vaartuigen uit de Molukkos weggezonden.
Eene vijfde expeditie, op breeder schaal, werd door Philips II uitgerust met het doel om de eilanden die zijnen naam droegen, «te veroveren, in rust te brengen en te bevolken.» Deze expeditie bestond uit 5 vaartuigen met 400 zeelieden en soldaten, en zeilde in 1564 uit La Natividad (Mexico) uit onder bevel van Legaspi, die met eene uitgebreide volmagt tot Gouverneur der Philippijnen werd benoemd. Hij bereikte Tandaya in Februarij 1565 en trok naar Cabalian, waar de erfgenaam van den inlandschen koning hem in zijne plannen ondersteunde. Te Bojol verzekerde hij zich van de hulp en het bondgenootschap der kleinere vorsten op het eiland en vestigde zich daarna zelf op het eiland Zebu, dat gedurende eenigen tijd de hoofdzetel van de Spaansche magt was1.
Manilla werd in 1581 gesticht.
Ziekte en het despotisme der geneesheeren, die mij ordonneerden voor eenigen tijd de zorgen van het koloniaal bestuur te laten varen en eene zeereis van zes of zeven weken te ondernemen, noopten mij gebruik te maken van de hoffelijkheid en goedheid van den opperbevelhebber van het eskader, Sir Michael Seymour, en zijn vriendelijk aanbod aan te nemen dat eene stoomboot mij zou brengen waarheen ik wilde. De betrekkingen van China met den Oost-Spaanschen Archipel zijn niet van belang ontbloot en zouden nog meer uitgebreid worden door de bepalingen van het tractaat, door lord Elgin te Tientsin gesloten. Bovendien had het langzaam vooruitgaande handels-liberalismus der Spanjaarden nog drie havens voor den vreemden handel geopend, waarvan Manilla tot nog toe het monopolie bezat. Ik besloot dus, nadat ik de hoofdstad zou hebben aangedaan om mij te verschaffen hetgeen ik noodig had tot mijn gemak op reis en waarmede ik niet twijfelde of de goedheid van mijn’ vriend Don Francisco Norzagaray, kapitein-generaal van de Philippijnen, zou mij begunstigen, Zamboanga, Iloilo en Sual te bezoeken. Ik had reeds menige beleefdheid van hem ondervonden in mijne betrekking tot het gouvernement van Hongkong. Men zal zien dat mijne verwachtingen van den gouverneur overtroffen werden, en daar de inlichtingen die ik verkreeg, zeer gunstig waren, werd ik daardoor aangemoedigd de mij gewordene bescheiden te verzamelen en die feiten te publiceren, welke ik in den loop mijner nasporingen bijeenkreeg, gevoegd bij die in druk verschenen stukken, welke tot mijne dienst stonden.
Sir Michael Seymour stelde Hr. Ms. vaartuig Magicienne ter mijner beschikking. De keus was in allen deele voortreffelijk. Niet het minste ontbrak dat tot mijn gemak diende; grootendeels ben ik dat aan kapitein Vansittart verschuldigd, wiens beleefdheid en voorkomendheid door al de overige officieren en manschappen werd nagevolgd. Den 29 November 1858 verlieten wij Hongkong. De Chinesche zeeën zijn welligt de onstuimigste ter wereld en de reis naar Manilla is dikwijls zeer onaangenaam. Dit ondervonden wij dan ook. De woeste baren, die over den voorsteven rolden, schokten het vaartuig heftig en schade aan meubelen, het breken van glas- en aardewerk, en vele persoonlijke ongemakken waren zoovele variatiën, die wij op de reis ondervonden.
Op den vijfden dag kregen wij de vuurbaak aan den ingang van de prachtige haven van Manilla in het gezigt en, na eenige weinige uren stoomens, kwamen wij aan eene ankerplaats op ongeveer een mijl afstands van de stad. Hier reeds kregen wij blijken van de hoffelijkheid, die ons gedurende ons gansche verblijf in deze schoone streken gegeven werden. De Magicienne werd door de verschillende autoriteiten bezocht en schikkingen getroffen voor mijne landing en mijn verblijf in het paleis van den Gouverneur-Generaal. Door de hoofdstad loopt eene rivier (de Pasig), waarop wij roeiden, tot dat wij aan den linker oever eene schoone reeks trappen bereikten nabij de fortificatiën en vlak bij de zuil, die ter nagedachtenis van Magellanes, den ontdekker of althans den stichter van de Spaansche magt in deze eilanden, was opgerigt. Deze doorluchtige naam trok onze aandacht. Het gedenkteeken is deze groote reputatie niet waardig. Het is eene eenigzins ruwe steenen zuil, gekroond met een bronzen aardbol en in het midden versierd met gouden dolphijnen en ankers met lauwerkransen ineengevlochten; het staat op een marmeren pedestal, dat met den naam van den beroemden zeevaarder prijkt, en is door een ijzeren hekwerk omgeven. Men had eerst het voornemen dit monument op het eiland Zebu te plaatsen, doch na eene correspondentie, die verscheidene jaren duurde, met het hof van Madrid, werd de tegenwoordige standplaats bij koninklijk besluit in 1847 gekozen. Er bevond zich een schoone troep kavalerie en infanterie op de plaats, terwijl een uitstekend muziekkorps het «God save the Queen» speelde. Verscheidene rijtuigen met twee en vier paarden stonden gereed om ons naar het Gouvernementspaleis te geleiden, waar ik op de meest vriendschappelijke wijze door den kapitein-generaal en de dames van zijne familie werd ontvangen. Een fraaije reeks appartementen was voor mij in gereedheid gebragt, en bedienden werden onder de bevelen van den major-domus ter onzer beschikking gesteld, terwijl een van ’s Gouverneurs aides-de-camp voortdurend tot onze dienst stond.
Ofschoon de benaming van Manilla aan de hoofdstad der Philippijnsche eilanden wordt gegeven, was die oorspronkelijk toch alleen van toepassing op het fort en de bezetting, waarin de autoriteiten gevestigd waren.