Lacey had haar ogen niet kunnen geloven. Ze was tenslotte een nieuwkomer in de antiekwereld. Zo’n vondst moest wel ijdele hoop zijn. Maar toen ze erheen was gelopen om het te inspecteren, zag ze aan de onderkant de inscriptie ‘Bate, Poultry, London’ staan. Dat bevestigde haar vermoedens; ze had een echte, zeldzame Robert Brettel Bate in haar handen!
Lacey had meteen Percy gebeld, weten dat hij de enige persoon in de wereld was die net zo opgewonden zou zijn als zij. Ze had gelijk gehad. De man had geklonken alsof Kerstmis dit jaar vroeg was gekomen.
“Wat ga je ermee doen?” had hij gevraagd. “Je moet een veiling organiseren. Zo’n zeldzaam item zet je niet zomaar op eBay. Het verdient bombarie.”
Hoewel het Lacey had verrast dat iemand van Percy’s leeftijd wist wat eBay was, voelde ze zich aangetrokken tot het woord veiling. Kon ze dat? Kon ze zo snel na de eerste nog een veiling houden? Voorheen had ze een compleet landgoed vol Victoriaanse meubels gehad om te verkopen. Ze kon niet alleen voor dit item een veiling organiseren. Bovendien voelde het immoreel om zeldzaam antiek van een liefdadigheidswinkel te kopen, terwijl ze wist wat het waard was.
“Ik weet het al,” zei Lacey, die een idee kreeg. “Ik gebruik de sextant als lokaas, om een algemene veiling te promoten. En wat ik verdien aan de verkoop kan dan aan de liefdadigheidswinkel gedoneerd worden.”
Dat zou twee dilemma’s oplossen; het nare gevoel van iets onder de waarde kopen bij een liefdadigheidswinkel, én wat ze ermee moest doen zodra ze het had.
En dat was hoe het plan was ontstaan. Lacey had de sextant gekocht (en de console, die ze in haar opwinding had laten vallen en bijna was vergeten weer op te rapen), besloten een nautisch thema te kiezen en was toen aan de slag gegaan met curatie en promotie.
Het geluid van de bel boven de deur deed Lacey uit haar gemijmer opschrikken. Ze keek op en zag haar grijsharige, in cardigan geklede buurvrouw, Gina, naar binnen lopen. Boudica, haar Border Collie, volgde haar op de voet.
“Wat doe jij hier?” vroeg Lacey. “Ik dacht dat we hadden afgesproken voor de lunch.”
“Hebben we ook!” antwoordde Gina. Ze wees naar de grote koperen en smeedijzeren klok die aan de muur hing.
Lacey wierp er een blik op. Samen met alle andere spullen in de ‘Scandinavische hoek,’ was de klok een van haar favoriete decoratie items in de winkel. Hij was antiek (natuurlijk) en zag eruit alsof hij ooit aan de gevel van een Victoriaans werkhuis had gehangen.
“Oh!” riep Lacey uit, die eindelijk zag hoe laat het was. “Het is half twee. Nu al? De dag is voorbij gevlogen.”
Het was de eerste keer dat de twee vriendinnen gepland hadden om de winkel een uur te sluiten en samen eens goed te lunchen. En ‘gepland’ betekende dat Gina Lacey op een avond met te veel wijn had volgegoten en had aangedrongen tot ze was gezwicht en akkoord was gegaan. Het was waar dat vrijwel elke inwoner en bezoeker in Wilfordshire de lunch in een café of pub doorbracht. Vrijwel niemand zou in dat uur door een antiekzaak willen struinen, dus een uurtje dichtgaan zou waarschijnlijk geen gevolgen hebben Lacey’s handel. Maar nu Lacey wist dat maandag een nationale feestdag was, begon ze aan zichzelf te twijfelen.
“Misschien is het toch niet zo’n goed idee,” zei Lacey.
Gina zette haar handen op haar heupen. “Hoezo? Wat voor smoes heb je nu weer bedacht?”
“Nou, ik wist niet dat vandaag een nationale feestdag was. Er zijn veel meer mensen in de stad dan normaal.”
“Veel meer mensen, niet veel meer klánten,” zei Gina. “Want over tien minuten zitten ze allemaal in een café of pub of koffiezaak, net zoals wij! Kom op, Lacey. We hebben het hierover gehad. Niemand koopt antiek tijdens de lunch!”
“Maar wat als er Europeanen bij zitten?” zei Lacey. “Je weet dat ze alles later doen op het continent. Als ze avondeten om negen of tien uur ’s avonds, hoe laat lunchen ze dan? Waarschijnlijk niet om één uur!”
Gina greep haar bij haar schouders. “Je hebt gelijk. Maar zij doen een siësta tijdens de lunch. Als er Europese toeristen zijn, liggen ze het komende uur te slapen. Met andere woorden, ze gaan niet winkelen in een antiekzaak!”
“Oké, best. Dus de Europeanen slapen. Maar wat als ze van verder weg komen en ze nog een jetlag hebben, zodat ze geen trek hebben maar wel zin om op zoek te gaan naar antiek?”
Gina kruiste haar armen. “Lacey,” zei ze op moederlijke toon. “Je hebt een pauze nodig. Je werkt jezelf kapot als je elke minuut van elke dag doorbrengt binnen deze vier muren, hoe kunstzinnig ze ook gedecoreerd zijn.”
Lacey trok haar lippen op. Toen legde ze de sextant op de toonbank neer en liep erachter vandaan. “Je hebt gelijk. Een uurtje kan geen kwaad.”
Het waren woorden waar Lacey spoedig spijt van zou krijgen.
HOOFDSTUK DRIE
“Ik wil dolgraag het nieuwe theehuis bezoeken,” zei Gina uitbundig terwijl zij en Lacey over het strand liepen. Hun trouwe viervoeters renden achter elkaar aan door de branding, kwispelend van opwinding.
“Hoezo?” vroeg Lacey. “Wat is er zo goed aan?”
“Niets in het bijzonder,” antwoordde Gina. Toen fluisterde ze, “Ik heb alleen gehoord dat de nieuwe eigenaar vroeger professioneel worstelaar was! Ik kan niet wachten om hem te ontmoeten.”
Lacey kon zichzelf niet bedwingen. Ze gooide haar hoofd achterover en schaterde van het lachen. Wat een absurd gerucht! Aan de andere kant, het was nog niet zo lang geleden dat iedereen in Wilfordshire had gedacht dat zij een moordenares was.
“Zullen we dat gerucht maar met een korreltje zout nemen?” stelde ze voor.
Haar vriendin snoof spottend en de twee schoten in de lach.
Het strand zag er, mede dankzij het warmere weer, vandaag bijzonder aanlokkelijk uit. Het was nog niet warm genoeg om te zonnen of pootje te baden, maar er waren tal van mensen op het strand om een wandeling te maken of een ijsje te halen. Terwijl ze liepen kletsten de twee vriendinnen bij. Lacey vertelde Gina over het telefoontje van David en het ontroerende verhaal van de man en de ballerina. Toen kwamen ze bij het theehuis.
Dat was gevestigd in wat ooit een kanostalling was geweest, op een toplocatie aan zee. De vorige eigenaren hadden de ruimte verbouwd en de oude schuur omgetoverd in een enigszins sjofel café—iets wat volgens Gina in Engeland een “greasy spoon” werd genoemd. Maar de nieuwe eigenaar had het ontwerp aanzienlijk verbeterd. Ze hadden de bakstenen gevel gereinigd en de zeemeeuwenpoep, die er waarschijnlijk al sinds de jaren vijftig had opgezeten, verwijderd. Buiten hadden ze een krijtbord neergezet, met daarop de woorden biologische koffie in het cursieve handschrift van een professionele letterschilder. En de originele houten deuren waren vervangen door een glimmende glazen schuifdeur.
Gina en Lacey liepen ernaartoe. De deur schoof automatisch open, alsof hij hen naar binnen wilde wenken. Ze wisselden een blik uit en gingen naar binnen.
Ze werden begroet door de doordringende geur van verse koffiebonen, gevolgd door de geur van hout, natte grond en metaal. De witte wandtegels, de roze vinyl cabines en de linoleum vloer waren verdwenen. Al het oude metselwerk was zichtbaar gemaakt en de oude vloerplanken waren donker gelakt. Om de rustieke uitstraling te benadrukken waren alle tafels en stoelen gemaakt van de planken van oude vissersboten—wat de geur van hout verklaarde—en koperen leidingen verborgen alle bedrading van meerdere grote gloeilampen in Edison-stijl, die aan het hoge plafond waren gehangen—vandaar de metaalachtige geur. De aardeachtige geur kwam door het feit dat er op elk vrij plekje een cactus stond.
Gina greep Lacey’s arm vast en fluisterde vol ongenoegen, “Oh nee. Het is… trendy!”
Tijdens een recent antiektripje naar Shoreditch in Londen had Lacey geleerd dat trendy geen compliment was dat men gebruikte in plaats van ‘stijlvol’, maar een