“Oh, lieve help!” riep de man uit. “Het spijt me zo!”
“Maakt u zich geen zorgen,” verzekerde Lacey hem. Ze staarde uit het raam naar de witte bestelbus, die de stoep was opgereden en tot stilstand was gekomen. De motor haperde en er kwam rook uit de uitlaat. “U kon er niets aan doen. Ik denk dat de bestuurder de drempel niet heeft gezien. Hij heeft waarschijnlijk zijn bus beschadigd!”
Ze hurkte en reikte met een arm onder de kast, tot haar vingertoppen de scherpe rand van het kristal raakten. Ze trok haar arm terug—die nu onder het stof zat—en stond weer op. Op dat moment zag ze de bestuurder van het bestelbusje uitstappen.
“Dat méén je niet…” mompelde Lacey. Ze keek met samengeknepen ogen naar de schuldige. “Taryn.”
Taryn was de eigenaresse van de boetiek naast haar zaak. Het was een verwaande, zielige vrouw, die zonder twijfel Lacey’s Minst Favoriete Persoon in Wilfordshire was. Ze probeerde Lacey altijd dwars te zitten en haar de stad uit te drijven. Taryn had alles uit de kast getrokken om Lacey’s pogingen om hier een onderneming op te zetten te saboteren. Ze had zelfs gaten in de muur van haar eigen winkel geboord, alleen om Lacey te irriteren! En hoewel de vrouw om een wapenstilstand had gevraagd nadat haar klusjesman te ver was gegaan en betrapt was toen bij op een nacht bij Lacey’s cottage rondspookte, was Lacey er niet zeker van geweest of ze haar nog kon vertrouwen. Taryn speelde vuile spelletjes. Dit was vast en zeker een van haar trucjes. Om te beginnen wist ze dondersgoed dat die verkeersdrempel daar zat—die was nota bene zichtbaar vanuit haar eigen winkelraam! Dat betekende dat ze er opzettelijk te snel overheen was gereden. En om het nog erger te maken had ze haar bestelbus pal voor Lacey’s winkel geparkeerd, in plaats van voor haar eigen boetiek. Om het zicht te blokkeren, of om haar zaak in uitlaatgassen te hullen.
“Het spijt me echt,” herhaalde de man. Lacey richtte haar aandacht weer op hem. Hij had nog steeds het beeldje vast, dat nu één arm had. “Alsjeblieft. Laat me voor de schade betalen.”
“Absoluut niet,” zei Lacey stellig tegen hem. “U heeft niets verkeerd gedaan.” Haar blik ging weer naar het raam. Ze staarde naar Taryn en volgde de vrouw die behoedzaam naar de achterkant van haar bestelbus wandelde, alsof er niets aan de hand was. Lacey’s ergernis groeide. “Als het iemands schuld is, is het de bestuurder.” Ze balde haar handen tot vuisten. “Het is bijna alsof ze het expres deed. Ow!”
Lacey voelde iets scherps in haar handpalm prikken. Ze had zo hard in de gebroken arm van de ballerina geknepen dat het kristal in haar huid sneed.
“Oh!” riep de man uit bij de aanblik van de heldere bloeddruppel in haar handpalm. Hij greep het stukje kristal uit haar hand, alsof dat de wond op de een of andere manier zou genezen. “Ben je in orde?”
“Excuseert u mij alstublieft even,” zei Lacey.
Ze liet de verbijstert uitziende man—met een gebroken ballerina in de ene hand en een lichaamsloze arm in de andere—achter in haar winkel en liep de straat op. Ze beende recht op haar vijand af.
“Lacey!” straalde Taryn terwijl ze de achterklep van de bestelbus omhoogtrok. “Hoop dat je het niet erg vind dat ik hier parkeer? Ik moet de nieuwe collectie uitladen. Is de zomer niet het meest geweldige modeseizoen?”
“Ik vind het niet erg dat je hier parkeert,” zei Lacey. “Maar ik ben er niet blij mee dat je zo snel over de verkeersdrempel rijdt. Je weet dat die drempel precies voor mijn winkel ligt. Het kabaal gaf mijn klant bijna een hartaanval.”
Toen merkte ze op dat Taryn zo hard geparkeerd dat haar grote bestelbus Lacey’s zicht blokkeerde op Toms patisserie, aan de overkant van de straat. Dát was sowieso opzettelijk!
“Begrepen,” zei Taryn met valse jovialiteit. “Ik zal zorgen dat ik langzamer rij als het tijd is om de herfstcollectie binnen te halen. Hé, je moet eens langskomen als ik dit allemaal het opgeruimd. Je garderobe een opfrisser geven. Trakteer jezelf. Je verdient het.” Haar blik gleed over Lacey’s outfit. “En het is hoog tijd.”
“Ik zal erover nadenken,” zei Lacey vlak en ze wierp Taryn een net zo valse glimlach toe.
Op het moment dat ze de vrouw de rug toekeerde, veranderde haar glimlach in een grijns. Taryn was echt de koningin van dubbelzinnige complimentjes.
Toen ze haar winkel weer binnenkwam, zag Lacey dat haar oudere klant nu bij de toonbank stond te wachten en dat er een tweede persoon—een man in een donker pak—was binnengekomen. Onder toeziend oog van Chester struinde hij langs de plank gevuld met nautische items die Lacey morgen plande te veilen. Zelfs vanaf hier kon ze zijn aftershave ruiken.
“Ik kom zo bij u,” riep Lacey naar de nieuwe klant. Ze haastte zich naar de toonbank waar de oudere man stond te wachten.
“Hoe gaat het met je hand?” vroeg de man haar.
“Niets aan de hand.” Ze keek naar de kleine kras in haar handpalm, die al niet meer bloedde. “Sorry dat ik zo wegstormde. Ik moest—” ze koos haar woorden zorgvuldig, “—even iets regelen.”
Lacey was vastberaden om zich niet door Taryn te laten kennen. Als ze de eigenaresse van de boetiek het bloed onder haar nagels vandaan liet halen, stond dat gelijk aan het scoren van een eigen doelpunt.
Toen Lacey achter de toonbank glipte, zag ze dat de oude meneer het gebroken beeldje had neergezet.
“Ik wil het graag kopen,” verkondigde hij.
“Maar het is kapot,” zei Lacey. Het was duidelijk dat hij gewoon aardig wilde zijn, hoewel hij geen reden had om zich schuldig te voelen. Het was echt zijn schuld niet.
“Ik wil het nog steeds.”
Lacey bloosde. Hij was vastbesloten.
“Laat u me op zijn minst proberen om het te repareren?” zei ze. “Ik heb wat secondelijm en—”
“Zeker niet!” onderbrak de man haar. “Ik wil het zoals het is. Zie je, het herinnert me nu nog meer aan mijn vrouw. Dat is wat ik je wilde vertellen toen de bestelbus over de drempel reed. Zij was de eerste ballerina bij het Koninklijk Balletgenootschap die een handicap had.” Hij hield het beeldje omhoog en draaide het rond in het licht. Het licht werd weerkaatst door de rechterarm, die er nog steeds elegant uitzag, ondanks het feit dat de elleboog eindigde in een rafelig stompje. “Ze danste met één arm.”
Lacey’s ogen werden groot. Haar mond viel open. “Onmogelijk!”
De man knikte enthousiast. “Eerlijk! Snap je het? Dit was een teken van haar.”
Lacey kon het alleen maar met hem eens zijn. Zij was immers op zoek naar haar eigen geest, in de vorm van haar vader, dus ze was bijzonder gevoelig voor signalen van het universum.
“Dan heeft u gelijk, u moet het nemen,” zei Lacey. “Maar ik kan u er geen geld voor vragen.”
“Weet je dat zeker?” vroeg de man verrast.
Lacey straalde. “Ik weet het zeker! Uw vrouw heeft u een teken gestuurd. Het beeldje is van u.”
De man leek geraakt. “Dank je.”
Lacey begon het beeldje voor hem in te pakken. “Laten we zorgen dat ze niet nog meer ledematen kwijtraakt, hm?”
“Ik zie dat je een veiling organiseert,” zei de man. Hij wees over haar schouder naar de poster aan de muur.
In tegenstelling tot de provisorische, handgetekende posters die haar laatste veiling hadden aangekondigd, had Lacey deze professioneel laten maken. De poster was versierd met nautische beelden; boten en zeemeeuwen, en een rand van blauw met witte vlaggetjes ter ere van Wildfordshire’s eigen vlaggetjesobsessie.
“Dat klopt,” zei Lacey trots. “Het is pas mijn tweede veiling. Exclusief voor antieke marine items. Sextanten. Ankers. Telescopen. Ik verkoop een breed scala aan schatten. Misschien wilt u ook komen?”
“Misschien doe ik dat wel,” antwoordde de man met een glimlach.
“Ik zal een flyer voor u in de tas doen.”
Lacey deed dat en overhandigde de man zijn