Terwijl ze door het raam naar de toonbank keek zag Lacey Tom staan, druk bezig om zijn klanten te vermaken met zijn theatrale displays.
Ze liet haar kin op haar vuist rusten en zuchtte dromerig. Tot dusver ging het allemaal geweldig met Tom. Ze waren officieel aan het “daten” en dat was Toms woordkeuze geweest, niet de hare. Tijdens hun gesprek over de definitie van hun relatie had Lacey gezegd dat het een inadequate en kinderachtige term was voor twee volwassenen die samen op een romantische reis gingen, maar Tom had opgemerkt dat aangezien zij niet voor Merriam-Webster werkte, het niet aan haar was om de terminologie te bepalen. Hoewel ze het eens was geweest met dat punt, trok ze de grens bij ‘vriendin’ en ‘vriendje’. Ze waren er nog niet uit wat nu gepaste termen waren om naar elkaar te verwijzen en vielen meestal terug op ‘lieverd’.
Ineens keek Tom naar haar en hij zwaaide. Lacey schoot omhoog en haar wangen werden warm bij het besef dat hij haar had betrapt terwijl ze als een verliefd schoolmeisje naar hem had zitten staren.
Toms gezwaai veranderde in een gewenk en ineens realiseerde Lacey zich hoe laat het was. Tien over elf. Theetijd! En ze was tien minuten te laat voor hun dagelijkse Elevenses!
“Kom op, Chester,” zei ze met vlinders in haar buik. “Het is tijd voor ons bezoekje aan Tom.”
Ze rende praktisch de winkel uit en herinnerde zich op het nippertje om haar ‘Open’ bordje om te draaien zodat er ‘terug over 10 minuten’ op stond en de deur op slot te doen. Toen huppelde ze over de geplaveide straat richting de patisserie, haar hartslag in het ritme van haar gehuppel. Ze was zo opgewonden om Tom te zien.
Net toen Lacey de deur van de patisserie bereikte, stroomde de groep Chinese vakantiegangers die Tom net had vermaakt naar buiten. Elk van hen had een hele grote bruine papieren zak onder de arm, vol met overheerlijk ruikende goodies. Kletsend en giechelend verlieten ze de winkel. Lacey hield geduldig de deur open en wachtte tot ze buiten waren. Ze bogen beleefd hun hoofd naar haar.
Toen de weg eenmaal vrij was, ging Lacey naar binnen.
“Hallo, lieverd,” zei Tom. Er verscheen een grote grijns op zijn knappe, goudgebruinde gezicht en er verschenen lachrimpels tussen zijn glinsterende groene ogen.
“Ik zie dat je groupies net vertrokken zijn,” grapte Lacey terwijl ze naar de toonbank liep. “En ze hebben heel wat merchandise gekocht.”
“Je kent me,” antwoordde Tom met een wiebelende wenkbrauw. “Ik ben ’s wereld eerste banketbakker met een fanclub.”
Hij leek in een bijzonder goede stemming te zijn, dacht Lacey, hoewel hij eigenlijk altijd vrolijk was. Tom was een van die mensen die door het leven leek te fladderen, onverstoord door de gebruikelijke spanningen waar de besten aan onderdoor gingen. Het was een van de dingen die Lacey geweldig vond aan hem. Hij was zo anders dan David, die door het minste of geringste in de stress schoot.
Ze kwam bij de toonbank en Tom strekte zich uit, steunend op zijn armen, om haar een kus te geven. Lacey liet zich meeslepen door het moment en ze hielde pas op toen Chester jankend zijn ongenoegen uitte over het feit dat hij genegeerd werd.
“Sorry, maatje,” zei Tom. Hij kwam achter de toonbank vandaan en bood Chester een chocoladevrije johannesbrood traktatie aan. “Hier. Je favoriet.”
Chester likte de traktatie uit Toms hand, gaf een diepe en tevreden zucht en liet zich toen op de vloer zakken voor een dutje.
“Dus wat voor thee staat er vandaag op het menu?” vroeg Lacey, die op haar gebruikelijke stool aan de bar ging zitten.
“Cichorei,” zei Tom.
Hij liep de keuken in.
“Dat heb ik nog nooit gedronken,” riep Lacey naar hem.
“Het is cafeïnevrij,” riep Tom vanuit de keuken, zijn stem gesmoord door het lopen van een kraan en het gerammel van keukenkastjes. “En het heeft een licht laxerend effect als je er teveel van drinkt.”
Lacey lachte. “Bedankt voor de waarschuwing,” riep ze.
Haar woorden werden beantwoord door het gerinkel en gekletter van servies en het fluiten van de ketel.
Toen verscheen Tom weer met een theeblad. Daarom stonden bordjes, kopjes, schoteltjes, een suikerkommetje en een theepot.
Hij zette het dienblad tussen hen in. Net zoals de rest van Toms serviesgoed pasten de spullen totaal niet bij elkaar. Het enige thema dat ze met elkaar verbond was Engeland, alsof hij elk item in een andere garage-uitverkoop van een andere patriottisch oud vrouwtje had gevonden. Op Lacey’s kopje stond een afbeeldingen van wijlen prinses Diana. Op haar bordje stond een passage van Beatrix Potter, geschreven in een delicaat cursief handschrift, met daarnaast een aquarel afbeelding van de iconische Aylesbury eend, Jemima Puddleduck, in haar hoedje en sjaal. De theepot had de vorm van een opzichtig versierde Indiase olifant, met de woorden Piccadilly Circus op het felrood met goudkleurige zadel. De slurf was natuurlijk de schenktuit.
Terwijl de thee stond te trekken gebruikte Tom een zilveren tang om wat croissantjes uit het toonbankdisplay te pakken, die hij op mooie gebloemde bordjes legde. Hij schoof Lacey’s bordje naar haar toe, gevolgd door een pot van haar favoriete abrikozenjam. Toen schonk hij voor hen allebei een kop van de thee in, ging op zijn kruk zitten, hield zijn kop omhoog en zei, “Cheers.”
Met een glimlach tikte Lacey haar kop tegen de zijne. “Cheers.”
Terwijl ze van hun thee nipten, kreeg Lacey ineens een déjà vu. Niet een echte, zoals wanneer je zeker weet dat je een exact moment al eens eerder hebt beleefd, maar het déjà vu dat vooruitkomt uit herhaling, uit routine, uit dag in, dag uit hetzelfde doen. Het voelde alsof ze dit al eerder hadden gedaan, omdat dat ook zo was; gisteren, en de dag ervoor, en de dag daarvoor. Als drukke winkeleigenaren werkten Lacey en Tom vaak over en werkten ze zeven dagen per week. Het was zo vanzelf gegaan, de routine, het ritme. Maar het was meer dan dat. Tom had haar automatisch haar favoriete geroosterde amandelcroissant met abrikozenjam gegeven. Hij hoefde niet eens te vragen wat ze wilde.
Daar zou Lacey blij mee moeten zijn, maar in plaats daarvan verontrustte het haar. Want dit was precies hoe het in het begin met David was gegaan. Elkaars routine leren kennen. Kleine dingetjes voor elkaar doen. Kleine momentjes van routine en ritme die haar het gevoel gaven dat ze puzzelstukjes waren die perfect in elkaar pasten. Ze was jong en dwaas geweest en had de fout gemaakt om te denken dat het altijd zo zou voelen. Maar het waren alleen de wittebroodsweken geweest. Na een jaar of twee was het uitgewerkt en tegen die tijd zat ze al vast in een huwelijk.
Was dat wat deze relatie met Tom was? Wittebroodsweken die uiteindelijk voorbij zouden gaan?
“Wat denk je?” vroeg Tom. Zijn stem verstoorde haar bezorgde gepieker.
Lacey spoog haar thee bijna uit. “Niets.”
Tom fronste een wenkbrauw. “Niets? Heeft de cichorei zo weinig impact op je dat al je gedachten je geest hebben verlaten?”
“Oh, over de cichorei!” riep ze uit. Ze bloosde.
Tom leek nu nog meer geamuseerd. “Ja. Wat anders?”
Onhandig en met een luid gekletter zette Lacey het Diana kopje weer terug op het schoteltje. “Het is lekker. Dropachtig. Een acht.”
Tom floot. “Wow. Veel lof. Maar niet genoeg om de Assam van de troon te stoten.”
“Er zal een uitzonderlijke thee nodig zijn om de Assam van de troon te stoten.”
Haar kortstondige paniek dat Tom haar gedachten kon lezen ebde weg en Lacey richtte haar aandacht op het ontbijt. Ze genoot van de smaken van huisgemaakte abrikozenjam, gecombineerd met geroosterde amandelen en heerlijk boterachtige bladerdeeg. Maar zelfs het smaakvolle eten kon niet voorkomen dat haar gedachten weer