Hij zag de mensen zich verzamelen nu. Er stonden wachters in een ring langs de rand van de binnenplaats. Ze zagen eruit alsof ze er waren om de orde te bewaren en tegelijkertijd omdat ze Thanos’ dood met eigen ogen wilden zien.
Achter de ramen hoog boven hem zag Thanos bedienden en aristocraten. Sommigen keken met wat eruitzag als medelijden naar beneden, anderen staarden uitdrukkingsloos of met haat in hun ogen met naar beneden. Thanos zag zelfs een paar mensen op het dak zitten om te kijken, duidelijk omdat ze geen andere plek hadden kunnen vinden.
Ze deden alsof dit het sociale evenement van het seizoen was in plaats van een executie, en Thanos voelde woede in zich opwellen.
“Verrader!”
“Moordenaar!”
Het boegeroep kwam naar beneden, de beledigingen gevolgd door fruit dat uit de ramen werd gegooid, en dat was nog het moeilijkste. Thanos had altijd gedacht dat deze mensen respect voor hem hadden, dat ze wel zouden weten dat hij nooit zou doen waar hij van beschuldigd was. Maar ze jouwden hem uit alsof hij de ergste van alle criminelen was. Ze beledigden hem niet allemaal, maar er waren er genoeg die het wel deden. Thanos vroeg zichzelf af of ze hem echt zo erg haatten, of dat ze alleen de nieuwe koning en zijn moeder wilden laten zien aan welke kant ze stonden.
Hij vocht toen ze hem kwamen halen en hem uit zijn kooi sleurden. Hij sloeg en schopte en probeerde zichzelf los te trekken, maar het was zinloos. De wachters grepen zijn armen vast, draaiden ze achter zijn rug en bonden zijn polsen vast. Toen stopte Thanos met vechten, al was het maar omdat hij nog iets van zijn waardigheid wilde behouden.
Stapje voor stapje leidden ze hem naar de galg die ze hadden gebouwd. Thanos klom op de kruk die ze onder de strop hadden neergezet. Als hij geluk had, zou de val misschien zijn nek breken en zou de rest van hun wrede plannen hem onthouden worden.
Terwijl ze de strop om zijn nek deden, dacht hij aan Ceres. Aan alles dat anders had kunnen zijn. Hij had de situatie willen veranderen. Hij had de dingen beter willen maken, en bij haar zijn. Hij wenste…
Maar er was geen tijd voor wensen, want Thanos voelde de wachters de kruk wegtrappen, en de strop rond zijn nek straktrekken.
HOOFDSTUK ZES
Het kon Ceres niet schelen dat het kasteel de laatste, ondoordringbare vesting van het Rijk moest zijn. Het kon haar niet schelen dat het muren als kliffen had, en muren die bestand waren tegen belegeringswapens. Hier zou het eindigen.
“Voorwaarts!” schreeuwde ze naar haar volgelingen, en zij stroomden achter haar aan. Een andere bevelhebber zou wellicht vanaf de achterhoede geleid hebben, zodat hij zorgvuldig kon plannen en anderen de risico’s kon laten nemen. Ceres kon dat niet doen. Zij wilde wat er nog over was van de macht van het Rijk zelf verscheuren, en ze vermoedde dat dat één van de belangrijkste redenen was dat zoveel mensen haar nu volgden.
Er waren er nu zelfs nog meer dan in het Stadion. De mensen uit de stad waren de straten op gekomen, en het verzet had zich verspreid als smeulende resten waar nieuwe brandstof op gegoten werd. Er waren mensen in de kleren van havenarbeiders en slagers, paardenknechten en kooplieden. Er waren nu zelfs een aantal wachters bij, die hun imperiale kleuren haastig losscheurden toen ze de vloedgolf van mensen zagen naderen.
“Ze zullen klaar zijn voor ons,” zei één van de krijgsheren naast Ceres terwijl ze richting het kasteel marcheerden.
Ceres schudde haar hoofd. “Ze zullen ons zien aankomen. Dat is niet hetzelfde als klaar zijn.”
Niemand kon hier klaar voor zijn. Het kon Ceres niet schelen hoeveel mannen het Rijk nu had, of hoe sterk hun muren waren. Zij had een hele stad achter zich. Zij en de krijgsheren stormden door de straten en toen over de brede promenade die naar de poorten van het kasteel leidde. Ze waren de kop van de speer, op de voet gevolgd door de mensen van Delos en wat er nog over was van de mannen van Heer West, die achter hen aan gingen op een tij van hoop en volkswoede.
Ceres hoorde geschreeuw voor zich toen ze het kasteel naderden, en het geluid van hoorns terwijl soldaten trachtten iets van een verdediging te organiseren.
“Het is te laat,” zei Ceres. “Ze kunnen ons nu niet tegenhouden.”
Maar er waren nog genoeg dingen die ze nu konden doen, wist ze. Er werden pijlen afgevuurd vanachter de muren, niet in de aantallen die een dodelijke regen voor de troepen van Heer West hadden gevormd, maar nog altijd gevaarlijk genoeg voor degenen zonder wapenrusting. Ceres zag dat een man naast haar in zijn borst werd geraakt. Een stukje achter hen ging een vrouw schreeuwend tegen de grond.
“Degenen met schilden of bescherming gaan met mij mee,” riep Ceres. “De rest, zorg dat je klaar bent om aan te vallen.”
Maar de poorten van het kasteel sloten zich al. Ceres had een visioen van haar volgelingen die braken op de poorten alsof ze de boeg van een enorm schip waren, maar ze vertraagde niet. Golven konden schepen ook verzwelgen. Zelfs toen de grote poorten met een geluid als donderslag dichtsloegen, stopte ze niet. Ze wist alleen dat het nu meer inspanning zou kosten om het kwaadaardige Rijk te verslaan.
“Klimmen!” schreeuwde ze naar de krijgsheren. Ze stopte haar twee zwaarden in de schedes, zodat ze haar handen vrij had om de muur te beklimmen. Het ruwe gesteente had voldoende handgrepen voor zij die moedig genoeg waren om het te proberen, en de krijgsheren waren meer dan moedig. Ze volgden haar en trokken hun gespierde lichamen omhoog alsof het een trainingsoefening was.
Ceres hoorde de mensen achter zich om ladders roepen, en ze wist dat de andere rebellen haar spoedig zouden volgen. Voor nu concentreerde ze zich op het ruwe gevoel van de stenen onder haar handen, de inspanning die ze nodig had om zichzelf van de ene naar de andere handgreep te hijsen.
Er suisde een speer langs haar heen, duidelijk door iemand van boven naar beneden geworpen. Ceres drukte zich plat tegen de muur om de speer voorbij te laten gaan, en klom toen weer verder. Zolang ze zich op de muur bevond was ze een doelwit, en het enige dat ze kon doen was door blijven gaan. Ceres was dankbaar voor het feit dat ze niet genoeg tijd hadden om kokende olie of brandend zand te halen om zichzelf te beschermen.
Ze bereikte de top van de muur, en er stond meteen een wachter om te verdedigen. Ceres was blij dat ze als eerste boven was, want alleen haar snelheid redde haar. Ze greep haar tegenstander en trok hem van de borstweringen af. Hij viel met een schreeuw in de ziedende massa van haar volgelingen.
Ceres sprong de muur op en trok haar zwaarden. Er kwam een tweede man op haar af, en ze pareerde terwijl ze stak. Ze voelde het zwaard zijn doel raken. Er kwam een speer van de zijkant, die haar gedeeltelijke wapenrusting schampte. Ceres haalde met brute kracht uit. Binnen enkele seconden had ze een open ruimte op de muur gecreëerd, en de krijgsheren stroomden over de muur om die te vullen.
Een aantal van de wachters probeerden terug te vechten. Een man haalde naar Ceres uit met een bijl. Ze dook omlaag, hoorde de klap toen de bijl de stenen achter haar raakte, en boorde één van haar zwaarden door zijn buik. Ze stapte om hem heen en schopte hem naar beneden, de binnenplaats op. Ze ving een zwaardslag tussen haar zwaarden op en duwde een andere man naar achteren.
Er waren niet genoeg wachters om de muur te houden. Sommigen vluchtten. Degenen die het gevecht aangingen stierven. Eén van hen rende met een speer op Ceres af, en ze voelde hem haar been bekrassen terwijl ze zonder ruimte probeerde te ontwijken. Ze sneed laag om haar aanvaller te blesseren, en bracht toen haar zwaarden op keelhoogte bij elkaar.
Haar korte bruggenhoofd op de muur breidde zich al snel uit naar iets dat op een golffront begon te lijken. Ceres vond een trap die naar beneden leidde, en ze nam vier treden tegelijk. Ze pauzeerde alleen om een aanval van een wachtende wachter te pareren en om hem een trap te geven.
Terwijl