Ze keek om zich heen en ontmoette hun blikken, ongeacht wie ze waren. Ze schuifelden beschaamd naar achteren.
“Geen doden meer,” zei ze. “Het is genoeg.”
“Wat doen we dan met ze?” wilde een rebel weten. Hij gebaarde naar de adel. Hij was duidelijk moediger dan de rest. Of misschien haatte hij de adel nog meer.
“We arresteren ze,” zei Ceres. “Vader, Sartes, kunnen jullie dat regelen? Ervoor zorgen dat niemand hen of iemand anders kwaad doet?”
Ze kon wel raden naar alle manieren waarop dit verkeerd kon gaan. Er zat zo veel woede in de mensen van de stad, in de mensen die het Rijk kwaad had gedaan. Dit kon gemakkelijk in een bloedbad uitlopen zoals Lucious dat veroorzaakt zou hebben, met gruweldaden waar Ceres geen deel van wilde uitmaken.
“En wat ga jij doen?” vroeg Sartes haar.
Ceres kon de angst die ze in zijn stem hoorde wel begrijpen. Haar broertje was waarschijnlijk in de veronderstelling geweest dat zij hier zou blijven om dit allemaal te organiseren, maar Ceres vertrouwde niemand anders meer dan hem.
“Ik moet de rest van het kasteel veroveren,” zei Ceres. “Op mijn manier.”
“Ja,” onderbrak Koningin Athena haar. “Nog meer bloed aan je handen. Hoeveel mensen zijn er al gestorven voor je zogenaamde idealen?”
Ceres had dat kunnen negeren. Ze had gewoon weg kunnen lopen, maar er was iets aan de koningin dat ze onmogelijk los kon laten, als een wond die maar niet wilde genezen.
“Hoeveel mensen zijn er gestorven zodat jij kreeg wat je wilde van hen?” kaatste Ceres terug. “Je hebt zoveel geïnvesteerd om het verzet te vernietigen terwijl je gewoon had kunnen luisteren en iets had kunnen leren. Je hebt zoveel mensen pijn gedaan. Daar zal je voor boeten.”
Ze zag een strakke glimlach op Koningin Athena’s gezicht verschijnen. “Zonder twijfel met mijn hoofd.”
Ceres negeerde haar en begon weg te lopen.
“Gelukkig,” zei Koningin Athena, “ben ik niet de enige. Het is te laat voor Thanos, liefje.”
“Thanos?” zei Ceres. Het was genoeg om haar halt te doen houden. Ze draaide zich om naar de koningin. “Wat heb je gedaan? Waar is hij?”
Ze zag Koningin Athena’s glimlach breder worden. “Je weet het echt niet, he?”
Ceres voelde woede en ongeduld in zich opwellen. Niet vanwege de manier waarop de koningin haar probeerde te provoceren, maar vanwege wat het betekende als Thanos echt in gevaar was.
De koningin lachte weer. Deze keer deed niemand met haar mee. “Je bent helemaal hierheen gekomen, en je weet niet eens dat je favoriete prins op het punt staat te sterven voor de moord op de koning.”
“Thanos zou nooit iemand vermoorden!” hield Ceres vol.
Ze wist niet waarom ze het zelfs maar moest zeggen. Niemand zou toch zeker geloven dat Thanos tot zoiets in staat zou zijn!
“Toch zal hij ervoor sterven,” antwoordde Koningin Athena. Het was de kalmte in haar stem die Ceres ertoe aanzette om naar haar toe te stormen en een mes tegen haar keel te zetten.
Op dat moment waren alle gedachten aan het beëindigen van het geweld vergeten.
“Waar is hij?” wilde ze weten. “Waar is hij?”
Ze zag de koningin bleek wegtrekken, en een deel van Ceres was er blij om. Koningin Athena verdiende het om bang te zijn.
“De zuidelijke binnenplaats, waar hij wacht op zijn executie. Zie je wel, je bent geen haar anders dan wij.”
Ceres gooide haar van de troon op de grond. “Laat iemand haar meenemen voordat ik iets doe waar ik spijt van krijg.”
Ceres rende door de zaal en baande zich een weg langs de laatste gevechten. Achter zich hoorde ze Koningin Athena lachen.
“Je bent te laat! Je komt nooit op tijd om hem te redden.”
HOOFDSTUK ZEVEN
Stephania staarde naar de horizon. Ze deed haar best om het geschommel van het schip te negeren, en probeerde te bedenken wanneer het beste moment was om de kapitein van de boot te vermoorden.
Er was geen twijfel over dat het moest gebeuren. Felene was als een geschenk van de goden geweest toen Stephania en haar dienstmeisje haar in Delos hadden ontmoet. Felene had hen geholpen om de stad uit te komen, en nu hielp ze hen naar Felldust. Allemaal dankzij Thanos.
Maar omdat ze van Thanos was, moest ze sterven. Het feit dat ze zo trouw aan hem was om hen zo ver te brengen betekende dat ze te trouw was om te vertrouwen met wat Stephania van plan was. Het was nu alleen nog een kwestie van timing.
Dat was een koorddans act. Stephania keek op en zag zeemeeuwen vliegen.
“Zij zijn een teken dat we dichter bij de kust komen, nietwaar?” vroeg ze.
“Heel goed, prinses,” zei Felene. Ze was net bezig om Elethe te leren vissen, en stond dichterbij dan nodig was. De vertrouwdheid van haar toon deed Stephania’s nekharen overeind komen, maar ze deed haar best om het te verbergen.
“Dus we zullen er spoedig zijn?”
“Nog even, en we zullen land zien,” zei Felene. “Niet veel later zullen we het vissersdorp bereiken waar we volgens Elethe de mensen van haar oom zullen vinden. Hoezo? Kunt u niet wachten tot u niet meer over hoeft te geven?”
“Ik kan niet wachten om zoveel te doen,” antwoordde Stephania. Hoewel het inderdaad fijn zou zijn als ze weer vaste grond onder haar voeten had. Ochtendmisselijkheid was geen goede combinatie met zeeziekte.
Dat was ook één van de redenen dat ze Felene beter zo snel mogelijk kon doden. Vroeger of later zou ze beseffen dat Stephania zwanger was, en dat paste niet bij het verhaal dat ze had verteld over hoe Lucious haar had gedwongen om zijn drankje te drinken.
Wanneer zou ze het raden? Het was voor Stephania inmiddels overduidelijk dat ze zwanger was. Haar jurk zat strak om haar groeiende buik, en haar lichaam leek drastisch te veranderen nu er een leven in haar groeide. Ze legde automatisch een hand op haar buik. Ze wilde het leven in zich beschermen. Ze wilde dat het groeide en sterk werd. Maar Felene bleef haar tijd met Elethe doorbrengen, makkelijk afgeleid door haar mooie gezichtje.
Dat was nog iets waar ze rekening mee moest houden. Ja, Stephania moest lang genoeg wachten om land in zicht te krijgen. Maar hoe langer ze wachtte, hoe groter het risico dat de loyaliteit van haar dienstmeisje op de proef werd gesteld. Hoe nuttig Felene ook was, Elethe was veel nuttiger als het aankwam op het vinden van de tovenaar. Bovendien was het dienstmeisje van haar.
Maar voor nu wachtte Stephania, want ze wilde deze badkuip niet hoeven besturen zolang er nog geen land in zicht was. Ze wachtte en keek toe terwijl Felene haar dienstmeisje hielp om een spartelende vis binnen te halen, waarna ze hem met een bizar scherp uitziend mes onthoofdde. Dat ze haar een blik toewierp terwijl ze het deed vertelde Stephania alleen maar dat de tijd begon te dringen.
De gedachte aan wat ze moest doen dreef Stephania ertoe, en ze nam een besluit. De tovenaar die Ouden had gedood was in Felldust. In Felldust zou ze een manier vinden om met Ceres af te rekenen. En daarna… daarna kon ze met Thanos afrekenen, en haar kind tot het wapen smeden dat ze nodig had.
“Het had niet zover hoeven komen,” zei Stephania. Ze ging staan, zodat ze over de reling uit kon kijken.
“Wat zei u, prinses?” vroeg Felene.
“Ik zei, is dat land?” vroeg Stephania.
Ze had het goed gezien. De zwarte veeg van de kust rees op aan de horizon. Eerst was het slechts een vage lijn boven de golven, die oprees als een soort rotsachtige zon. Langzaam vulde het Stephania’s blik.
“Aye,” zei Felene. Ze liep naar de reling en keek. “U zult spoedig