Dit is een werk van fictie. Namen, personages, bedrijven, organisaties, plaatsen, evenementen en incidenten zijn een product van de fantasie van de auteur of zijn fictief gebruikt. Enige overeenkomst met echte personen, levend of dood, is geheel toevallig.
Omslagafbeelding Copyright Ivan Bliznetsov, gebruikt onder licentie van istock.com.
INHOUD
HOOFDSTUK EEN
Thanos voelde een knoop in zijn maag terwijl het schip over de zee schommelde en de stroming hem steeds verder en verder van huis bracht. Er was al dagen geen land in zicht geweest. Hij stond op de boeg van de boot, uitkijkend over het water, wachtend op het moment dat hij eindelijk iets zou spotten. Alleen de gedachte aan waar hij naar toe ging, naar wie hij toe ging, weerhield hem ervan de kapitein te bevelen het schip om te laten keren.
Ceres.
Ze was daar ergens, en hij zou haar vinden.
“Je weet zeker dat je dit wil?” vroeg de kapitein, die naast hem kwam staan. “Niemand wil naar het Eiland der Gevangenen.”
Wat kon Thanos daarop zeggen? Dat hij het niet zeker wist? Dat hij zich een beetje voelde zoals de boot, voortgestuwd door de roeispanen, ondanks de wind die haar de andere kant op probeerde te duwen?
Maar de drang om Ceres te vinden overtrof al het andere. Het dreef Thanos, en het vooruitzicht dat hij haar zou vinden vulde hem met opwinding. Hij was er zo zeker van geweest dat ze dood was, dat hij haar nooit meer zou zien. Toen hij had gehoord dat ze misschien nog leefde, was hij overspoeld door opluchting. Hij had het gevoel gehad alsof hij zou instorten.
Toch kon hij niet ontkennen dat er ook gedachten aan Stephania door zijn hoofd spookten. Ze deden hem achteromkijken en zelfs, heel even, denken aan terug gaan. Ze was tenslotte zijn echtgenote, en hij had haar in de steek gelaten. Ze was in verwachting van zijn kind, en hij was bij haar weggelopen. Hij had haar achtergelaten op de steigers. Wat voor man deed dat nu?
“Ze heeft geprobeerd me te vermoorden,” herinnerde Thanos zichzelf.
“Wat zei je?” vroeg de kapitein, en Thanos besefte dat hij het hardop had gezegd.
“Niets,” zei Thanos. Hij zuchtte. “De waarheid is dat ik het niet weet. Ik ben naar iemand op zoek, en het Eiland der Gevangenen is de enige plek waar ze zou kunnen zijn.”
Hij wist dat Ceres’ schip onderweg naar het eiland was gezonken. Als ze het had overleefd, dan lag het voor de hand dat ze daar heen had gered, of niet? Dat zou ook verklaren waarom Thanos sindsdien niets meer van haar had vernomen. Als ze in staat was geweest om naar hem terug te komen, moest Thanos geloven dat ze dat wel gedaan zou hebben.
“Lijkt me een vreselijk groot risico om te nemen voor iets dat je niet weet,” zei de kapitein.
“Ze is het waard,” verzekerde Thanos hem.
“Ze moet wel heel speciaal zijn als ze beter is dan Vrouwe Stephania,” zei de smokkelaar met een blik die zorgde dat Thanos hem een stomp wilde verkopen.
“Je hebt het wel over mijn echtgenote,” zei Thanos, en zelfs hij moest het overduidelijke probleem met die uitspraak toegeven. Hij kon haar niet verdedigen als hij degene was die haar had achtergelaten, en zij degene was die het bevel tot zijn dood had gegeven. Waarschijnlijk verdiende ze alles wat ze over haar zeiden.
Als hij zichzelf daar nu maar van kon overtuigen. Als zijn gedachten aan Ceres nu maar niet steeds werden doorboord door gedachten aan Stephania, zoals ze met hem was geweest tijdens de feesten, zoals ze was geweest op stille momenten, zoals ze er de ochtend na hun huwelijksnacht uit had gezien…
“Weet je zeker dat je me veilig op het Eiland der Gevangenen kunt krijgen?” vroeg Thanos. Hij was er nog nooit geweest, maar het hele eiland was gebouwd als een goed-bewaakte vesting, onontkoombaar voor degenen die er werden heen gebracht.
“Oh, dat is makkelijk zat,” verzekerde de kapitein hem. “We gaan er zo nu en dan langs.