Opstandeling, Pion, Koning . Морган Райс. Читать онлайн. Newlib. NEWLIB.NET

Автор: Морган Райс
Издательство: Lukeman Literary Management Ltd
Серия: Over Kronen en Glorie
Жанр произведения: Героическая фантастика
Год издания: 0
isbn: 9781640291409
Скачать книгу
zijn boog nog steeds bij zich, en hij had al bewezen hoe gewillig hij was om hem te gebruiken.

      “Ik weet dat je me kunt horen,” zei Elsius achter hem. Zijn toon was ontspannen, alsof het de gewoonste zaak in de wereld was om zo te praten tegen een man die hij probeerde te vermoorden. “Je zult ongetwijfeld gejaagd hebben, als prins zijnde.”

      Thanos gaf geen antwoord.

      “Oh, ik weet het,” zei Elsius. “Je wilt je locatie niet verraden. Je wil verborgen blijven, en je hoopt dat je me voor kunt blijven. Dat probeerden de mensen die ik vroeger stalkte ook. Bij hen lukte het ook niet.”

      Er kwam een pijl tussen de bomen door die Thanos op een haar na miste. Hij vuurde terug en zette het op een rennen.

      “Dat lijkt er meer op,” antwoordde Elsius. “Zorg dat de Verlatenen je niet te pakken krijgen. Voor mij zijn ze bang. Jij… jij bent slechts een prooi.”

      Thanos negeerde hem en rende verder. Hij nam willekeurige bochten tot hij zeker wist dat er voldoende afstand zat tussen hem en zijn achtervolger.

      Hij stopte even. Hij kon Elsius niet meer horen. Wat hij echter wel hoorde was het geluid van iemand die tegen zichzelf vloekte, half woedend, half huilend. Voorzichtig liep hij naar voren. Hij vertrouwde het niet. Hij vertrouwde niemand hier.

      Hij kwam bij de rand van een kleine open plek. Daar zag hij tot zijn schok een vrouw ondersteboven aan haar enkel hangen, die vast zat in een strik. Haar donkere haar was vastgebonden in een vlecht en bungelde over de grond. Ze droeg de ruwe kniebroek en tuniek van een zeeman, vastgebonden met een sjerp. Ze vloekte in elk geval als een zeeman terwijl ze probeerde zichzelf los te maken, zonder enig waarneembaar succes.

      Thanos’ instinct zei hem dat dit deel was van een grotere valstrik. Misschien was het opzet, een list om hem te vertragen. In ieder geval zou het gevloek van de vrouw snel de aandacht van de Verlatenen trekken.

      Toch kon hij haar niet zo laten hangen. Thanos liep de open plek op en haalde zijn mes tevoorschijn.

      “Wie ben je?” wilde de vrouw weten. “Blijf weg, jij geiten-lastigvallend Verlatenen tuig! Als ik mijn zwaard had—”

      “Ik denk dat je beter je mond kunt houden voordat alle gevangenen als vliegen op deze plek afkomen,” zei Thanos terwijl hij haar bevrijdde. “Ik ben Thanos.”

      “Felene,” antwoordde de vrouw. “Wat doe je hier, Thanos?”

      “Vluchten van mannen die me proberen te vermoorden, en proberen om terug te keren naar mijn boot,” zei Thanos. Hij kreeg een idee, en hij begon de strik opnieuw te spannen.

      “Je hebt een boot?” zei Felene. Thanos merkte dat ze op afstand bleef. “Een manier om van deze godvergeten rots af te komen? Ik ga met je mee.”

      Thanos schudde zijn hoofd. “Je wil niet bij me in de buurt blijven. De mensen die me achtervolgen zullen spoedig hier zijn.”

      “Kan niet erger zijn dan wat ik tot dusver heb meegemaakt.”

      Weer schudde Thanos zijn hoofd. “Het spijt me, maar ik ken je niet. Je kunt om allerlei redenen op dit eiland zitten. Voor hetzelfde geld steek je me in mijn rug zodra je de kans krijgt.”

      De vrouw zag eruit alsof ze hem wilde tegenspreken, maar een geluid uit het bos deed haar opkijken als een geschrokken hert, en ze sprintte dieper het bos in.

      Thanos volgde haar voorbeeld en glipte weer tussen de bomen door. Hij zag Elsius de open plek oplopen, zijn boog gespannen. Thanos reikte naar de boog die hij had meegenomen, maar besefte dat hij geen pijlen meer had. Zonder een andere optie kwam hij achter de boom vandaan.

      “Ik had gedacht dat je wel een betere prooi zou zijn,” zei Elsius.

      “Kom dichterbij, en je zult erachter komen hoe gevaarlijk ik kan zijn,” antwoordde Thanos.

      “Oh, zo werkt dit niet,” antwoordde Elsius, maar hij deed toch een stap naar voren.

      Thanos hoorde de knak toen de strik dichtsloeg, en zag Elsius omhoog getrokken worden. Pijlen vielen uit zijn pijlkoker. Thanos griste ze van de grond en haastte zich weer het bos in. Hij kon de anderen al horen naderen; Verlatenen of cipiers, het deed er niet toe.

      Thanos haastte zich tussen de bomen door. Nu hij niet meer werd gevolg, kon hij eindelijk richting zijn boot gaan. Hij dacht dat hij figuren tussen de bladeren door zag, en achter zich hoorde Thanos een schreeuw die alleen maar van Elsius af kon komen.

      Eén van de Verlatenen verscheen ineens vanuit de bomen vlakbij Thanos en dook op hem af. Thanos had kunnen weten dat hij ze niet allemaal kon ontlopen. De man zwaaide met een bijl die gemaakt leek te zijn van de beenderen van een dode vijand. Thanos stapte in de cirkel van de zwaai en stak hem neer. Hij duwde hem weg en rende door.

      Hij kon er nu meer horen. Hun strijdkreten galmden tussen de bomen door. Hij kwam op een open plek en zag een groep van Elsius’ cipiers vanaf de andere kant naderen. Thanos’ hart ging hevig tekeer toen achter hem een groep van zeker twaalf figuren in gefragmenteerde wapenrustingen het bos uit raasden. Thanos ging naar rechts, ontweek een aanvallende figuur, en bleef rennen terwijl de twee groepen met elkaar in botsing kwamen.

      Sommigen bleven hem achtervolgen, maar Thanos zag de meesten het gevecht met de andere groep aangaan. Hij zag de Verlatenen als een golf tegen de cipiers aan slaan. De Verlatenen waren woeste vechters, maar de cipiers uit de vesting hadden echte wapenrustingen en betere wapens. Thanos betwijfelde of ze een kans hadden om te winnen, en hij wist niet zeker of hij dat wilde.

      Hij dartelde over de rotsen van het eiland en probeerde zijn weg terug naar zijn boot te vinden. Als hij het zou halen… wel, het zou lastig worden als de smokkelaars hem verraden hadden, maar hij zou een manier vinden om van het eiland af te komen.

      Het meest lastige was om zijn weg te vinden. Als hij terug was gegaan via de route die hij op de heenweg had genomen en gewoon zijn eigen sporen terug had gevolgd, was het makkelijk te vinden geweest. Maar dan had hij de mannen die hem opjoegen niet kunnen ontlopen. Thanos durfde ook niet te stoppen, ondanks het feit dat de geluiden van de achtervolging waren getransformeerd in de geluiden van een gevecht.

      Hij dacht dat hij het begin van het pad herkende dat naar het strand leidde, en hij haastte zich verder terwijl hij zijn ogen openhield voor mogelijke overvallers. Er leek niemand te zijn. Nog een klein stukje verder en hij zou bij zijn boot zijn, en dan—

      Hij ging de bocht om naar het strand en hield abrupt halt. Daar stond één van de Verlatenen, een enorme en gespierde man. Hij stond over Thanos’ boot gebogen, of wat ervan over was. Terwijl Thanos toekeek zag hij hoe de gevangene met zijn zwaard op de boot inhakte alsof het een lucifer was. De laatste planken verbrijzelden.

      Thanos’ hart viel.

      Nu was er geen uitweg meer.

      HOOFDSTUK NEGEN

      Toen Lucious weer bij het kasteel arriveerde, waren de executies nog steeds gaande. Zo hoorde het ook. Hij wilde niet dat zijn mannen het te snel afmaakten. Hij wilde erbij zijn om ervan te genieten.

      Bovenal wilde hij dat Ceres er zo lang mogelijk naar kon kijken. Lucious maakte er een punt van om naar haar raam te kijken, waar hij wist dat ze vastgeketend stond, gedwongen om toe te kijken. Daar haalde hij veel voldoening uit.

      Veel meer voldoening dan uit kijken naar het binnenplein waar de executies plaatsvonden. Daar zaten mannen en vrouwen geknield in rijen, terwijl de beulen langsliepen met bijlen. Terwijl hij toekeek zag hij één van hen een man naar de grond duwen, de bijl hoog boven zijn hoofd zwaaien en hem in een nette boog terughalen. Het hoofd rolde over de grond.

      “Wat is dit?” wilde Lucious weten. Er klonk woede in zijn stem. Hij was hoogstens twee uur weggeweest. Maar het leek erop dat er al heel wat van de mannen van Heer West waren gedood. Ze waren bijna allemaal onthoofd.

      “We doen alleen wat u ons heeft opdragen, uwe hoogheid,” zei de beul. “Deze mannen executeren.”

      “En je