Dit is een werk van fictie. Namen, personages, bedrijven, organisaties, plaatsen, evenementen en incidenten zijn een product van de fantasie van de auteur of zijn fictief gebruikt. Enige overeenkomst met echte personen, levend of dood, is geheel toevallig.
INHOUD
HOOFDSTUK EEN
Ze maakten een spektakel van Sophia’s straf, en Sophia had het kunnen weten. Ze sleurden haar terug naar het Huis der Onbekenden en duwden haar struikelend door de straten van Ashton. Ze trokken de kap pas van haar hoofd toen ze binnen waren.
Kate, help me! stuurde Sophia, wetende dat haar zusje haar beste optie was om hier doorheen te komen.
Niemand hielp haar, zelfs niet degenen die haar zagen. Ze wisten dat ze niet één of ander rijk meisje was dat gekidnapt werd, maar slechts één van de onvrijen die werd teruggebracht om gestraft te worden. Zelfs met de kap op haar hoofd en de dure jurk van haar vermomming, leek het erop dat mensen dat wel door hadden. Ze kon hun gedachten zien, en er waren er zoveel die vonden dat ze het verdiende, dat het voelde alsof er op haar gespuugd werd.
De gemaskerde nonnen luidden de klokken bij haar terugkomst. Het leek misschien op een viering, maar Sophia wist wat het echt was: een dagvaarding. Ze sleurden de kinderen uit bed zodat ze konden zien wat er terechtkwam van degenen die dom genoeg waren om te vluchten.
Sophia kon ze zien nu, dicht opeengepakt bij de deuropeningen en de ramen van het weeshuis. De oudere kinderen die ze kende waren er, evenals de jongere kinderen die pas net in de zogenaamde zorg van het weeshuis terecht waren gekomen. Ze zouden allemaal zien wat er met haar gebeurde, en sommige van hen zouden er waarschijnlijk nachtmerries van krijgen. De gemaskerde nonnen wilden dat de kinderen wisten wat ze waren, en dat ze leerden dat er niets beters voor hen was.
“Help me!” riep ze naar hen, maar het maakte geen verschil. Sommige kinderen waren te bang om te bewegen, andere knipperden vragend met hun ogen, omdat ze nog niet begrepen wat er aan de hand was. Een paar dachten zelfs dat ze dit verdiende; dat ze gestraft moest worden voor het overtreden van de regels.
De nonnen trokken Sophia’s bovenjurk uit. Sophia probeerde zich te verzetten, maar één van de nonnen sloeg haar gewoon terwijl de andere haar in bedwang hielden.
“Dacht je dat je opsmuk mocht dragen? Een schaamteloos kind als jij verdient geen dure kleren. Je verdient nauwelijks het leven dat de godin je gegund heeft.”
Ze kleedden haar uit tot aan haar onderjurk en negeerden Sophia’s schaamte. Ze trokken haar ingevlochten haren los, want zelfs die controle over haar uiterlijk mocht ze niet hebben. Wanneer ze zich ook maar enigszins verzette, sloegen ze haar, en ze wankelde van de klappen. En ze bleven haar voorwaarts duwen.
Zuster O’Venn leek er het meest van te genieten. Ze bracht Sophia naar voren en sprak met een hoog volume, zodat ze zeker wist dat de toekijkende bewoners van het weeshuis haar zouden horen.
“Dacht je dat je lang vrij zou rondlopen?” wilde ze weten. “De Gemaskerde Godin eist dat haar schulden worden vereffend! Dacht je dat een schaamteloos kind als jij dat kon vermijden door haarzelf aan één of andere rijke man te geven?”
Was dat een gok, of wisten ze op de één of andere manier waar Sophia mee bezig was geweest? En zo ja, hoe dan?
“Kijk naar haar,” riep Zuster O’Venn naar de toekijkende kinderen. “Kijk naar wat er gebeurt met de ondankbaren en de weglopers. De Gemaskerde Godin biedt jullie hier onderdak, en vraagt jullie alleen maar om daarvoor te werken! Ze biedt jullie een kans op een betekenisvol leven. Wie dat afwijst, zal de prijs betalen!”
Sophia kon de angst van de wezen om zich heen voelen, als een golf van gedachten. Een paar dachten erover om haar te helpen, maar ze wist dat ze daar niet op kon rekenen. De meesten waren alleen maar dankbaar dat zij zelf niet aan de schandpaal werden genageld.
Sophia vocht terwijl ze haar naar de binnenplaats sleurden, maar het maakte geen verschil. Kate had zichzelf misschien kunnen bevrijden, maar Sophia was nooit een vechter geweest. Zij was altijd de slimme van de twee geweest, alleen blijkbaar niet slim genoeg. Ze hadden haar te pakken gekregen, en nu…
…nu wachtte er een paal op haar, midden op de binnenplaats. Ze wist waarom die daar stond.
Een aantal van de kinderen riepen beledigende dingen naar haar terwijl de nonnen Sophia naar die paal leidden, en dat deed bijna meer pijn dan al het andere bij elkaar. Ze wist waarom ze het deden, want als zij aan de zijlijn had gestaan zou ze hetzelfde gedaan hebben, al was het maar om er zeker van te zijn dat ze er niet tussenuit gehaald zou worden om straf te krijgen. Toch voelde Sophia tranen in haar ogen prikken toen ze de woede op hun jonge gezichten