Een Zoektocht Van Helden . Морган Райс. Читать онлайн. Newlib. NEWLIB.NET

Автор: Морган Райс
Издательство: Lukeman Literary Management Ltd
Серия: De Tovenaarsring
Жанр произведения: Героическая фантастика
Год издания: 0
isbn: 9781632910110
Скачать книгу
klap op zijn rug op de onverharde weg. Stofwolken vlogen omhoog.

      Om hem heen hoorde hij gelach.

      “De volgende keer dat je op mijn wagen klimt, ga je in de boeien, jongen! Je hebt geluk dat ik de Zilveren er niet bijroep!”

      De oude man draaide zich om, spuwde, haastte zich weer op zijn wagen en spoorde zijn paarden aan.

      Beschaamd raapte Thor zijn verstand weer bij elkaar en krabbelde overeind. Hij keek om zich heen: één of twee voorbijgangers grinnikten, en Thor grijnsde naar hen tot ze wegkeken. Hij veegde het stof van zich af en wreef over zijn armen; zijn trots was gekrenkt, maar zijn lichaam niet.

      Zijn humeur herstelde zich toen hij, verblind door al dat moois, om zich heen keek. Hij besefte dat hij blij moest zijn dat hij in elk geval zo ver was gekomen. Nu hij uit de wagen was kon hij vrij om zich heen kijken, en wat een uitzicht: het hof strekte zich uit zover als het oog kon kijken. In het midden bevond zich een prachtig stenen paleis, omgeven door torenhoge, versteende muren, bekroond met borstweringen, waarop het leger van de Koning patrouilleerde. Het werd omgeven door perfect onderhouden groene velden, stenen plaza’s, fonteinen, bosjes met bomen. Het was een stad. En het was vergeven van de mensen.

      Overal liepen allerlei soorten mensen—kooplui, soldaten, hoogwaardigheidsbekleders—en iedereen leek haast te hebben. Het duurde enkele minuten voor Thor doorhad dat er iets speciaals ging gebeuren. Terwijl doorliep, zag hij dat er voorbereidingen werden getroffen. Er werden stoelen neergezet, en een altaar. Het leek erop dat ze een bruiloft aan het voorbereiden waren.

      Zijn hart maakte een sprongetje toen hij in te verte een steekspel veld zag, met een touw dat een lange onverharde weg in tweeën deelde. Op een ander veld zag hij soldaten speren werpen; op een andere boogschutters, die mikten op doelen van stro. Het leek alsof er overal spelen en wedstrijden gehouden zouden worden. er was ook muziek: luiten en fluiten en cimbalen, groepen muzikanten; en wijn, grote fusten die naar buiten werden gerold; en eten, tafels die gedekt werden, banketten die zover strekten als het oog kon zien. Het was alsof hij te midden van een enorme viering terecht was gekomen.

      Hoe indrukwekkend het allemaal ook was, Thor voelde een onmiskenbare aandrang om de Krijgsmacht te vinden. Hij was al laat, en hij moest zichzelf kenbaar maken.

      Hij haastte zich naar de eerste persoon die hij zag, een oudere man die, gezien zijn bebloede kudde, een slager leek, en zich over de weg haastte. Iedereen hier had zo’n haast!

      “Excuseer mij, mijnheer,” zei Thor, terwijl hij zijn arm vastgreep.

      De man keek minachtend naar Thor’s hand.

      “Wat is er, jongen?”

      “Ik ben op zoek naar de Krijgsmacht van de Koning. Weet u waar zij trainen?”

      “Zie ik eruit als een kaart?” siste de man, en hij stormde weg.

      Thor was verbijsterd door zijn onbeleefde gedrag.

      Hij haastte zich naar de volgende persoon, een vrouw die bloem aan het kneden was aan een lange tafel. Er zaten meerdere vrouwen aan de tafel, allemaal hard aan het werk, en Thor bedacht dat één van hem het moest weten.

      “Excuseer mij, mejuffrouw,” zei hij. “Weet u misschien waar de Krijgsmacht van de Koning traint?”

      De vrouwen, sommigen van hen slechts enkele jaren ouder dan hijzelf, keken elkaar aan en begonnen te giechelen. De oudste draaide zich om en keek hem aan.

      “Je zoekt op de verkeerde plek,” zei ze. “Hier bereiden we ons voor op de festiviteiten.”

      “Maar er is mij verteld dat zij trainen in het Koninklijk Hof,” zei Thor verward.

      De vrouwen begonnen weer te giechelen. De oudste zette haar handen op haar heupen en schudde haar hoofd.

      “Je gedraagt je alsof je hier voor het eerst bent. Heb je enig idee hoe groot het Koninklijk Hof is?”

      Thor werd rood terwijl de andere vrouwen lachten, en ging er vandoor. Hij vond het niet leuk om uitgelachen te worden.

      Voor hem zag hij tientallen wegen, die door het Koninklijk Hof heen kronkelden. In de stenen muren zaten minstens twaalf ingangen. De grootte van deze plek was overweldigend. Hij had het idee dat hij dagen kon zoeken en het nog steeds niet zou vinden.

      Toen kreeg hij een idee: een soldaat zou toch zeker wel weten waar de anderen trainden. Hij was nerveus om een echte soldaat van de koning te benaderen, maar hij besefte dat hij geen keus had. Hij draaide zich om en haastte zich naar de muur, naar de soldaat die op wacht stond bij de dichtstbijzijnde ingang, hopend dat hij hem er niet uit zou gooien. De soldaat stond kaarsrecht en keek strak voor zich uit.

      “Ik ben op zoek naar de Krijgsmacht van de Koning,” sprak Thor in zijn moedigste stem.

      De soldaat bleef recht voor zich uitkijken en negeerde hem.

      “Ik zei dat ik op zoek ben naar de Krijgsmacht van de Koning!” drong Thor aan, luider, vastbesloten om erkend te worden.

      Na enkele seconden wierp de soldaat een blik naar beneden.

      “Kunt u me vertellen waar het is?” drong Thor aan.

      “En wat voor aangelegenheid heb je met hen?”

      “Een zeer belangrijke,” spoorde Thor aan, hopend dat de soldaat niet door zou vragen.

      De soldaat keek weer recht vooruit en negeerde hem weer. Thor voelde de moed weer in zijn schoenen zakken en hij was bang dat hij nooit een antwoord zou krijgen.

      Maar na wat voelde als een eeuwigheid, antwoordde de soldaat: “Neem de oostelijke poort, en ga dan naar het noorden tot je niet meer verder kunt. Neem de derde poort aan je linkerhand, en ga dan rechtsaf, en nogmaals rechtsaf. Ga voorbij de tweede stenen boog, hun terrein is voorbij het hek. Maar ik waarschuw je, je verspilt je tijd: ze entertainen geen bezoekers.”

      Dat was alles wat Thor wilde horen. Zonder een seconde te verspillen draaide hij zich om en rende hij over het veld. Hij herhaalde de aanwijzingen in zijn hoofd en probeerde ze te onthouden. Hij zag dat de zon al hoog in de lucht stond, en hij bad dat hij op tijd zou arriveren.

      *

      Thor sprintte over de onberispelijke, met schelpen afgebakende paden, en zocht zijn weg door het Koninklijk Hof. Hij deed zijn best om de aanwijzingen van de soldaat te volgen, en hoopte dat hij niet de verkeerde kant op was gestuurd. Hij bereikte het einde van de binnenplaats, zag de poorten, en koos de derde aan zijn linkerhand. Hij rende erdoor heen en volgde de splitsingen. Hij rende tegen het verkeer in, de duizenden mensen die de stad in stroomden, en de menigte leek met de minuut groter te worden. Hij stootte tegen luitspelers, jongleerders, hofnarren, en allerlei entertainers, iedereen gekleed in zijn beste gewaden.

      Thor deed zijn best om niet te denken aan het idee dat de selectie zonder hem zou beginnen, en hij concentreerde zich op de wegen, op zoek naar een teken van het trainingsveld. Hij passeerde een poort, dook een andere weg in, en toen, in de verte, zag hij wat niets anders kon zijn dan zijn bestemming: een mini colosseum, gebouwd van steen, in een perfecte cirkel. Het was een grote poort in het midden, die werd bewaakt door soldaten. Thor ving een gedempt gejuich op van achter de muren, en zijn hart begon sneller te kloppen. Dit was het.

      Hij trok een sprintje en zijn longen leken haast te barsten. Toen hij de poort bereikte, stapten twee wachters naar voren. Ze lieten hun lansen zakken en versperden Thor de weg. Een derde wachter stapte naar voren en hield zijn hand op.

      “Stop daar,” beviel hij.

      Thor stopte, snakkend naar adem, nauwelijks in staat om zijn opwinding te bedwingen.

      “U... begrijpt... het niet,” hijgde hij, terwijl hij naar adem hapte, “ik moet naar binnen. Ik ben laat.”

      “Laat voor wat?”

      “De Selectie.”

      De wachter, een korte, zware man met een door de pokken geschonden huid, draaide zich om en keek naar de anderen, die hem een cynische blik toewierpen. Hij wendde zich weer tot Thor en bekeek hem met een minachtende