Terwijl Godfrey overwoog om te stoppen, om er vandoor te gaan en zich ergens te verstoppen, stormden ineens een aantal McClouds de borstweringen op. Godfrey zag hoe één van de andere soldaten werd neergestoken en kreunend op zijn knieën viel.
En toen gebeurde het. Ondanks zijn rationele denken, ondanks het feit dat hij geen soldaat wilde zijn, knapte er iets in hem. Iets dat hij niet kon controleren. Er was iets in Godfrey dat het niet kon verdragen om anderen te zien lijden. Voor zichzelf kon hij de moed niet opbrengen; maar als hij zag dat zijn medemens in de problemen zat, dan werd hij overvallen door een bepaalde roekeloosheid. Misschien zelfs wel een soort ridderschap.
Godfrey reageerde zonder na te denken. Hij greep een lange spies en stormde op de McClouds af die één voor één de borstwering op kwamen rennen. Hij schreeuwde en dreef het lange metalen mes door de borst van de eerste man heen. Godfrey bleef door rennen en gebruikte zijn gewicht om hen allemaal naar achteren te drijven.
Tot zijn eigen verbazing lukte het hem. Hij dreef de mannen terug de stenen wenteltrap op, weg van de borstweringen, en wist in zijn eentje te voorkomen dat de McClouds de borstweringen bestormden.
Godfrey liet stomverbaasd de spies vallen. Hij wist niet wat hem overkwam. Ook zijn medestrijders keken verbaasd, alsof ze niet hadden gedacht dat hij het in zich had.
Terwijl Godfrey zich afvroeg wat hij nu moest doen, werd die beslissing voor hem gemaakt. Hij zag iets bewegen vanuit zijn ooghoek. Hij draaide zich om en zag nog een tiental McClouds op hem afstormen, vanaf de andere kant van de borstweringen.
Voor Godfrey iets kon doen had de eerste soldaat hem al bereikt. Hij had een enorme strijdhamer en haalde uit naar Godfrey’s hoofd. Godfrey besefte dat de klap zijn schedel zou verpletteren.
Godfrey dook uit de weg—één van de weinige dingen waarvan hij wist dat hij er goed in was—en de hamer zwaaide over zijn hoofd heen. Godfrey bracht zijn schouder omlaag, viel de soldaat aan en tackelde hem.
Godfrey dreef hem terug, steeds verder naar achteren, naar de rand van de borstweringen. Ze vochten man tegen man en grepen naar elkaars keel. Deze man was sterk, maar dat was Godfrey ook; het was één van de weinige dingen waar hij in zijn leven mee gezegend was.
De twee vochten tot ze ineens allebei over de rand vielen.
Ze stortten door de lucht terwijl ze elkaar vastgrepen en vielen een goede vijf meter naar beneden. Godfrey draaide in de lucht, hopend dat de soldaat zijn val zou breken in plaats van andersom. Hij wist dat het gewicht van de man, en zijn wapenrusting, hem zou verpletteren.
Godfrey wist op het laatste moment te draaien, en de soldaat kreunde terwijl Godfreys gewicht hem verpletterde. Hij raakte bewusteloos.
Maar de val eiste ook van Godfrey zijn tol; hij stootte zijn hoofd, en terwijl hij van de man afrolde, deden alle botten in zijn lichaam pijn. Godfrey lag daar naast zijn vijand, en alles om hem heen begon te draaien. Het laatste dat hij zag toen hij opkeek was een leger van McClouds dat het Koninklijk Hof binnenstroomde.
*
Elden stond op het trainingsveld van de Krijgsmacht, samen met Conven en O’Connor, en keek naar de nieuwe rekruten die Thor voor hen had achtergelaten. Elden keek met een getraind oog toe hoe de jongens over het veld galoppeerden en hun best deden om over kuilen heen te springen en tegelijkertijd speren door hangende doelwitten te werpen. Sommige jongens haalden de sprongen niet, en vielen met hun paarden in de kuilen; anderen haalden de sprongen wel maar misten de doelwitten.
Elden schudde zijn hoofd en dacht terug aan hoe hij was toen hij net bij de Krijgsmacht was gekomen. Hij trachtte bemoediging te halen uit het feit dat de jongens de afgelopen dagen al flink vooruit waren gegaan. Maar de jongens waren nog altijd ver verwijderd van de geharde krijgers die ze moesten zijn voor hij hen bij de Krijgsmacht kon accepteren. Hij had de lat hoog gelegd, voornamelijk omdat hij de verantwoordelijkheid had om Thorgrin en de anderen trots te maken; ook Conven en O’Connor zouden niet met minder genoegen nemen.
“Heer, er is nieuws.”
Elden werd uit zijn gedachten opgeschrikt en zag één van de rekruten, Merek, de voormalige dief, met grote ogen op hem af rennen.
“Jongen, ik zei je niet te storen—”
“Maar heer, u begrijpt het niet! U moet—”
“Nee, JIJ begrijpt het niet,” zei Elden geïrriteerd. “Als de rekruten aan het trainen zijn, dan mag je niet—”
“KIJK!” schreeuwde Merek. Hij greep hem vast en wees.
Elden, die woedend was, stond op het punt om Merek bij zijn kraag te grijpen, toen hij uitkeek naar de horizon en verstijfde. Hij kon het niet bevatten. Daar, aan de horizon, resen grote zwarte rookpluimen de lucht in. Allemaal uit de richting van het Koninklijk Hof.
Elden knipperde met zijn ogen. Hij begreep het niet. Stond het Koninklijk Hof in lichterlaaie? Hoe?
Er rees geschreeuw op in de verte, het geschreeuw van een leger—en het geluid van een vallend valhek. Eldens hart zonk; de poorten van het Koninklijk Hof waren bestormd. Hij wist dat dat slechts één ding kon betekenen—er viel een professioneel leger binnen. Van alle dagen moest uitgerekend op Pelgrimage Dag het Koninklijk Hof aangevallen worden.
Conven en O’Connor kwamen in actie en schreeuwden naar de rekruten dat ze moeste stoppen waar ze mee bezig waren.
De rekruten haastten zich naar hen toe, en Elden stapte naar voren terwijl ze zwijgend in formatie gingen staan.
“Mannen,” bulderde Elden. “Het Koninklijk Hof is aangevallen!”
Er rees een verrast en opgewonden gemurmel op onder de jongens.
“Jullie behoren nog niet tot de Krijgsmacht, en jullie zijn zeker niet de Zilveren of geharde krijgers waarvan verwacht zou worden dat ze het opnemen tegen een professioneel leger. Die mannen die daar binnenvallen, hebben de intentie om te doden, en als je de confrontatie met hen aangaat, kan dat je dood worden. Conven, O’Connor en ik zijn verplicht om onze stad te beschermen, en we moeten nu vertrekken om te vechten. Ik verwacht niet dat jullie je bij ons aansluiten; sterker nog, ik zou het afraden. Maar als er jongens zijn die mee willen, kom dan nu naar voren. Weet dat je vandaag wellicht zal sterven op het slagveld.”
Er volgden een aantal momenten van stilte. Toen, ineens, stapte elke jongen naar voren, allemaal dapper, nobel. Eldens hart zwol van trots.
“Jullie zijn vandaag allemaal mannen geworden.”
Elden besteeg zijn paard en de anderen volgden hem, luid schreeuwend, terwijl ze op het punt stonden om hun levens te riskeren.
*
Elden, Conven en O’Connor reden voorop, met honderden rekruten achter zich, en galoppeerden met getrokken wapens op het Koninklijk Hof af. Terwijl ze naderden zag Elden tot zijn schok enkele duizenden McCloud soldaten de poorten bestormen. Een goed-gecoördineerd leger dat duidelijk gebruik maakte van Pelgrimage Dag om het Koninklijk Hof te overvallen. Ze waren met tien tegen één in de minderheid.
Conven ging glimlachend voorop rijden.
“Precies het soort kansen waar ik van hou!” schreeuwde hij terwijl hij voor de anderen uit ging rijden. Conven hief zijn strijdbijl, en Elden keek met bewondering en bezorgdheid toe terwijl Conven roekeloos op de achterhoede van het McCloud leger afreed.
De McClouds hadden nauwelijks tijd om te reageren terwijl Conven zijn bijl neer bracht en twee man tegelijk uitschakelde. Hij reed het heetst van de strijd in, dook van zijn paard en tackelde drie soldaten, die van hun paarden afvielen.
Elden en de anderen zaten vlak achter hem. Ze botsten met de rest van de McClouds, die te traag waren om te reageren en geen