HOOFDSTUK EEN
Thorgrins hoofd beukte tegen de stenen aan terwijl hij in een vrije val langs de instortende berghelling naar beneden viel. Zijn wereld bleef maar draaien, en hij probeerde het te stoppen, probeerde zichzelf te oriënteren, maar het lukte niet. Vanuit zijn ooghoeken zag hij zijn broeders, die net als hij wanhopig naar wortels grepen, naar rotsen—wat dan ook—om hun val te vertragen.
Thor besefte dat hij met elke seconde verder verwijderd raakte van de top van de vulkaan, van Guwayne. Hij dacht aan de wilden daarboven die op het punt stonden zijn baby te offeren, en hij brandde van woede. Hij klauwde schreeuwend naar de modder en probeerde wanhopig weer naar boven te komen.
Maar er was weinig dat hij kon doen. Thor kon nauwelijks zien of ademhalen, laat staan zichzelf beschermen tegen het puin waar hij door werd geraakt. Het voelde alsof hij het gewicht van het hele universum op zijn schouders droeg.
Het gebeurde allemaal zo snel, te snel voor Thor om te verwerken. Hij ving een glimp op van een veld vol puntige rotsen. Hij wist dat zodra ze die raakten, ze er allemaal geweest waren.
Thor sloot zijn ogen en trachtte zich zijn training te herinneren, Argons raad, de woorden van zijn moeder. Hij probeerde de stilte in de storm te vinden zodat hij zijn kracht kon oproepen. Hij zag zijn leven aan zich voorbij flitsen. Was dit zijn laatste beproeving?
Alstublieft, God, bad Thor, als u bestaat, red me. Laat me niet zo sterven. Laat me mijn kracht oproepen. Laat me mijn zoon redden.
Thor had het gevoel dat hij op de proef werd gesteld, dat hij gedwongen werd om op zijn geloof te vertrouwen, om een sterker geloof op te roepen. Zijn moeder had al gezegd dat nu hij een krijger was, hij ook als een krijger op de proef zou worden gesteld.
Terwijl Thor zijn ogen sloot, begon zijn wereld te vertragen. En tot zijn verbazing voelde hij ineens een kalmte, een gevoel van vrede in de storm. Hij voelde een hitte in zich opwellen. Het stroomde door zijn aderen, door zijn handen. Hij begon zich groter te voelen dan zijn lichaam.
Thor voelde dat hij buiten zijn lichaam trad. Hij keek naar beneden en zag zichzelf langs de berghelling naar beneden storten. Op dat moment besefte hij dat hij niet zijn lichaam was. Hij was iets veel groters.
Ineens zat hij weer in zijn lichaam, en hij hief zijn handen hoog boven zijn hoofd. Er begon een wit licht uit te stralen. Hij stuurde het licht en creëerde een bel om zichzelf en zijn broeders heen. Ineens stopte de modderstroom. De muur van puin kaatste van het schild af en raakte hen niet meer.
Ze gleden door, maar nu veel langzamer, en ze kwamen tot stilstand op een smal plateau vlakbij de voet van de berg. Thor keek naar beneden en zag dat hij tot zijn knieën in water stond.
Thor keek verbijsterd op. Hij zag de bevroren muur van modder die midden in de lucht hing, alsof die op ieder moment naar beneden kon vallen, vooralsnog tegengehouden door zijn bel van licht. Hij was stomverbaasd dat hij dat had gedaan.
“Leven we nog?” riep O’Connor.
Thor zag Reece, O’Connor, Conven, Matus, Elden en Indra overeind krabbelen. Ze hadden kneuzingen en blauwe plekken, maar ze leefden nog, en geen van hen was ernstig gewond. Ze wreven over hun gezichten, die bedekt waren met zwart zand. Ze zagen eruit alsof ze door een mijn waren gekropen. Thor kon zien hoe dankbaar ze waren dat ze kon leefden, en hij kon in hun ogen zien dat ze dat aan hem te danken hadden.
Thor draaide zich om en keek op naar de top van de berg, en kon nog maar aan één ding denken: zijn zoon.
“Hoe komen we weer naar—” begon Matus.
Maar voor hij zijn zin kon afmaken, voelde Thor ineens hoe iets zich rond zijn enkels vouwde. Hij keek verschrikt naar beneden en zag een dik, slijmerig, gespierd wezen dat rond zijn enkels en schenen omhoog kroop. Het was een lang, paling-achtig wezen, met twee kleine koppen en lange tongen. Het keek naar hem op en vouwde zijn tentakels om hem heen. Zijn huid brandde rond Thors benen.
Thors reflexen namen het over. Hij trok zijn zwaard en begon op het wezen in te hakken. De anderen, die ook werden aangevallen, volgden zijn voorbeeld. Thor probeerde voorzichtig te zijn zodat hij niet zijn eigen benen zou afhakken, en terwijl hij er eentje wist af te snijden, kwam het lichaam los en zakte de afschuwelijke pijn in zijn enkel. De paling gleed sissend terug het water in.
O’Connor morrelde met zijn boog. Hij vuurde op de palingen maar miste. Elden schreeuwde het uit terwijl hij door drie palingen tegelijk werd aangevallen.
Thor stormde naar voren en sneed een paling van O’Connors been af, terwijl Indra naar voren stapte en naar Elden schreeuwde: “Niet bewegen!”
Ze spande haar boog en vuurde drie pijlen achter elkaar af. Ze doodde de palingen met drie perfecte schoten, en schampte net Eldens huid.
Hij keek geschokt naar haar op.
“Ben