De afgelopen twee jaar had ze stage gelopen bij een van de grootste boekhoudbedrijven van de stad. Ze hadden haar onlangs zelfs een contract als assistent-boekhoudster aangeboden.
Haar startsalaris zou ruim voldoende zijn om enkele nieuwe outfits te kopen en ze zou makkelijk een flat kunnen huren in de buurt van het bedrijf. Haar resultaten? De beste van de klas. Ze zou best nog een tijdje kunnen flierefluiten tot het einde van het studiejaar, maar dat woord kwam niet in haar woordenboek voor. Met alles wat ze deed gaf ze altijd het beste van zichzelf. Intens werken en intens genieten, dat was haar motto. En vanavond wilde ze genieten.
Cindy schaterde het uit bij haar zoveelste behoorlijk sterke “Dreamy Blue Slush”-cocktail, schreeuwde mee met de Kappa Kappa Gamma-leus en danste uitbundig. De stroboscooplampen gaven haar bewegingen een bijzonder effect. Ze gooide haar weelderige haren naar achteren en fronste haar wenkbrauwen toen een student die ze al jaren kende haar wilde kussen. Waarom ook niet, dacht ze. Een kus kan toch wel, niets serieus, niets wat haar relatie zou schaden. Gewoon een kusje, zodat iedereen kon zien dat ze niet altijd dat brave meisje was dat alles volgens het boekje deed.
Haar vrienden moedigden haar met luide kreten aan. Cindy maakte zich los van de jongeman. Het dansen, de alcohol en de hitte eisten hun tol. Ze had moeite rechtop te blijven staan en lachend klampte ze zich weer aan hem vast.
“Kom je met me mee naar huis?” fluisterde hij.
“Ik heb een vriend.”
“Waar is hij dan?”
Inderdaad, dacht Cindy. Waar is Winston eigenlijk? Hij haatte dit soort studentenfeestjes. “Niet meer dan een zootje omhooggevallen meiden die te veel drinken en hun vriend bedriegen,” zei hij altijd. Nou, dacht ze, eigenlijk heeft hij wel gelijk. Iemand anders kussen terwijl ze eigenlijk al een relatie had was het avontuurlijkste wat ze ooit had gedaan.
Je bent dronken, mompelde ze in zichzelf. Ze moest hier weg.
“Ik moet gaan,” wauwelde ze.
“Nog een dans?”
“Nee,” antwoordde ze, “ik moet er echt vandoor.”
Met tegenzin liet de jongeman haar gaan. Starend naar de populaire laatstejaarsstudente van Harvard liep hij weer naar de dansende menigte en zwaaide naar haar.
Cindy duwde een bezwete lok achter haar oor en verliet de dansvloer; haar blik was troebel en ze had een gelukzalige glimlach op haar gezicht. Haar favoriete nummer begon te spelen en ze baande zich een weg tussen de dansende studenten door.
“Neeeeee!” riepen haar vriendinnen toen ze zagen dat ze op weg was naar de uitgang.
“Waar ga je heen?” vroeg een van hen.
“Ik ga naar huis,” zei ze vastberaden.
Haar beste vriendin Rachel maakte zich van de groep los en nam haar bij de hand. Rachel was een kleine, wat gedrongen brunette, helemaal niet het mooiste of slimste meisje van de groep, maar haar vurige, seksuele temperament zorgde ervoor dat ze altijd in het middelpunt van de belangstelling stond. Ze droeg een kort glitterjurkje en telkens als ze bewoog leek het alsof de naden het zouden begeven. “Je kunt helemaal nog niet naar huis!” schreeuwde ze.
“Ik heb echt te veel gedronken,” antwoordde Cindy.
“We hebben onze 1 aprilgrap nog niet eens uitgehaald! Die zou het hoogtepunt van het feest worden! Alsjeblieft? Blijf je nog even?”
Cindy dacht aan haar vriend. Twee jaar waren ze nu al samen. Ze zouden elkaar later op de avond zien. Ze dacht aan de kus op de dansvloer en vroeg zich af hoe ze dat ooit had durven doen.
“Nee echt,” zei ze, “ik moet ervandoor!” Ze keek Rachel aan, was zich bewust van de erotische uitstraling van haar vriendin, wierp een blik op de jongeman en voegde er lachend aan toe: “Wie weet waar ik verder nog toe in staat ben als ik blijf.”
“O!” riepen haar vriendinnen uit.
“Alle remmen los!”
Cindy gaf Rachel een zoen op haar wang en fluisterde: “Geniet nog van de avond. Ik zie je morgen wel.” Daarna vertrok ze naar huis.
Eenmaal buiten ademde Cindy de frisse avondlucht in. Ze veegde het zweet van haar gezicht en in haar korte gele zomerjurkje vervolgde ze haar weg door Church Street. De gebouwen in dit gedeelte van de stad waren lage bakstenen constructies, af en toe afgewisseld met enkele statige woonhuizen die door bomen waren omringd. Ze ging linksaf, Brattle Street in, stak de straat over en liep verder in zuidwestelijke richting.
Op de meeste straathoeken stonden straatlantaarns, maar een gedeelte van Brattle Street was in complete duisternis gehuld. Cindy liep vastberaden door en spreidde haar armen zijwaarts, alsof de schaduwen haar lichaam konden zuiveren van alcohol en uitputting en haar nieuwe energie konden geven voor haar afspraakje met Winston.
Links van haar zag ze een smal steegje. Instinctief was ze iets voorzichtiger: het was tenslotte al heel laat en ze kende maar al te goed de reputatie van deze verlaten wijk van Boston. Eigenlijk had ze helemaal geen zin om zich hier zorgen over te maken. De toekomst lachte haar stralend toe. Vanuit haar ooghoeken zag ze een beweging en ze draaide zich om. Te laat. Ze voelde plotseling een scherpe pijn in haar nek en haar adem stokte. Ze keek achterom en besefte opeens waar de pijn vandaan kwam.
Een naald.
De angst sloeg haar om het hart en de opwinding die ze daarnet nog voelde was meteen verdwenen.
Op datzelfde ogenblik voelde ze een duw in haar rug en een tengere arm greep de hare vast. Haar aanvaller was kleiner dan zij, maar bijzonder sterk. Ze werd het steegje in getrokken.
“Ssst!”
De gedachte dat dit een grap zou kunnen zijn verdween in het niets toen ze de boosaardige, sterke stem hoorde. Ze probeerde zich uit alle macht te verzetten en wilde het uitschreeuwen. Haar stem bleek het echter niet meer te doen. Het was alsof iets alle spieren in haar nek verlamde. Ook haar benen verloren hun kracht en ze kon amper nog rechtop blijven staan.
Doe iets, smeekte ze zichzelf en ze besefte meteen dat als ze niets zou doen, ze zou sterven. De sterke arm omklemde haar van rechts. Cindy kon zich uit de greep verlossen en spande haar nek om haar aanvaller een achterwaartse kopstoot te kunnen geven. Haar achterhoofd smakte tegen zijn neus en ze kon het bijna horen kraken. De man vloekte binnensmonds en liet haar los.
Rennen, dacht ze bij zichzelf.
Maar haar lichaam weigerde elke beweging. Haar benen begaven het en ze kwam hard op de straatstenen terecht.
Cindy lag op haar rug, haar benen en armen wijd uitgespreid. Ze kon zich niet meer bewegen.
Haar aanvaller knielde naast haar neer. Voor zijn gezicht viel het vieze haar van een slonzige pruik, hij had een valse snor en droeg een bril met sterke glazen. Zijn ogen, koud en hard, deden haar huiveren. Emotieloos. “Ik hou van jou,” zei hij.
Cindy probeerde te schreeuwen, maar kwam niet verder dan een zwak gemurmel.
Zijn gezicht raakte bijna het hare. Plotseling, alsof hij zich van de omgeving bewust werd, stond hij rechtop.
Cindy voelde dat hij haar handen vastgreep en haar verder de steeg in sleurde.
Haar ogen vulden zich met tranen. Alsjeblieft, smeekte ze bij zichzelf, help me, help! Ze dacht aan de studenten, aan haar vrienden, aan haar eigen gelach op het feest. Help!
Aan het einde van het steegje raapte de man haar op en omhelsde haar stevig. Haar hoofd viel slap op zijn schouder. Hij streelde liefdevol haar haren. Hij nam haar bij de hand en draaide haar rond alsof ze geliefden waren. “Alles komt goed,” zei hij luid, alsof anderen meeluisterden, “ik doe de deur wel open.”
Cindy zag wat verderop een groepje mensen staan. Ze had moeite met denken, kon zich niet bewegen en alle pogingen om te spreken faalden.
De deur aan de passagierskant van het blauwe minibusje stond open. Hij zette haar op de passagiersstoel en sloot het portier voorzichtig, zodat ze met haar